Menu

donderdag 6 juni 2019

Vallen is als vliegen – Manon Uphoff


Mijn vorige blog begon met de opmerking dat goede literatuur ‘ontwrichtend’ is. Dat is “Vallen is als vliegen” zeker. Het is alsof Manon Uphoff (1962) je midden in je gezicht slaat. Maar ze heeft je gewaarschuwd. Haar boek begint met een citaat uit “Faust” (daar is-ie weer: Goethe…): “ … ‘Nu geen paniek, bekijk alles gelaten, / probeer de zaak op zijn beloop te laten, / je bent toch anders ook de bangste niet. / ’t Is gruwelijk wat je te zien zult krijgen, / noteer dus heel precies wat je hier ziet.’…”.

Krijgsrumoer in het land en groot verderf

Manon Uphoff vertelt hoe ze in twee werelden leeft. De problematische echte, en de spetterend verhalende. Net als ik. Als de ene je niet bevalt kun je altijd switchen naar de andere: “ … Lang heb ik me vastgehouden aan het idee van mijn miraculeuze ontsnapping, mijn ‘quantum leap’, hopend kalm en met controle in een wereld van fictie te kunnen bestaan. Een van eigen hand, die ik vrij kan binnengaan en weer verlaten…”. Tot zich wat je een writer’s block zou kunnen noemen, voordoet, die zo’n kleine tien jaar moet hebben geduurd: “ … In de winter van 2009 verloor ik deze liefde voor verhalen die me tot dan toe had verwarmd, en er kwam onrust voor in de plaats…”. Ik moest denken aan een fragment uit “Gewone genade” - zie mijn vorige blog - waarin zijn moeder aan Frankie vraagt of hij het Oude Testament een beetje kent: “ … Ik keek haar aan maar zei niets. Ze zei, ‘Krijgsrumoer in het land en groot verderf!’ Ze trok aan haar sigaret en blies een wolk rook uit…”. Uphoff beschrijft het zo: “ … Ja, onrust, en alarm… en toen ontbranding…”. Ze was helemaal niet van plan om het onderhavige verhaal te vertellen, maar ze stikt er bijna in. Ze móet de weg vrij maken. Wat is er allemaal gebeurd?! Haar man Oleg is woedend over een roman waarin ze hem heeft opgevoerd, voelt zich verraden, en beschuldigt haar ervan nooit waar dan ook op te duiken zonder dat ze haar rattige aantekenboekje ergens verstopt. “… (There’s a killer on the road, his brain is squirming like a toad.) Zelfs een cartoonist die me voor een tijdschrift tekende had me troebele oogjes gegeven, zonder licht in de pupillen, alsof ik niet menselijk was…”. Het moet over "De spelers" gaan, dat ik niet heb gelezen, maar waarvan ik me wel herinner dat het een paar rotrecensies heeft gehad, onder andere van Elsbeth Etty (NRC, 30.10.2009) en Arie Storm (Het Parool, 04.11.2009). Uphoff vertelt hoe ze als een ‘dwerg’ c.q. een ‘antieke Chinese boeddha’, gezeten op de pijnhoutplanken vloer van haar werkkamer, pagina voor pagina uit het boek scheurt - “… Hele hoofdstukken rukte ik uit het kleine monster dat ik gemaakt had, zelfs plukken haar uit mijn eigen hoofd, tot mijn pols pijnlijk bonkte en klopte…” - terwijl het snot en het slijm uit haar neus lopen. Ze beschrijft zichzelf als een “… Sméagol-achtig wezen…”, dat bij elkaar drieëndertig boeken kapot trekt, “ … Waarbij ik me voelde als een van Hendrik VIII’s ter dood veroordeelde vrouwen. King Henry, to six wives / He was wedded / One died / Onde survived / Two divorced / Two beheaded…”. Zo ver kan het dus met je komen als schrijver.

Woede
Het onvruchtbare decennium heeft Manon Uphoff als één lange winter beleefd, waarin “… we in onze familie allemaal patiënten werden, lijdend aan onduidelijke ziektes en ingewikkelde symptonen…”. Ze is er één van acht, en allemaal zijn ze “…samengesteld uit een veelvoud van onmogelijkheden…”. Misfits. Buitenbeentjes. Ze zoeken hulp, maar dat helpt niks. Haar broer komt bij hen, in hun nooit helemaal als thuis aanvoelende ‘boshut’, aankloppen: “ … Na meer dan vijfentwintig jaar was hij weggesaneerd uit zijn werk en huwelijk…”. Onder de psoriasis: "...Wie wil me nu nog...! ik ben al negenenvijftig!...". Haar zusje’s relatie loopt op de klippen: “… Libby belde. Om te zeggen dat haar hart ditmaal echt was gebruikt als kattengrit… Dat het ditmaal echt aan een roestige spijker was opgehangen…”. Het gaat over een kerstmaal waarbij Oleg en zij brandende waxinelichtjes naar elkaar smijten. Het gaat over een goede vriend van haar die in die periode sterft. Dat moet Herman Franke, de auteur/criminoloog zijn met wie ze de brievenroman "Als je me maar blijft schrijven" uit 2012 maakte, dat ik óók al niet heb gelezen, maar waarvan een goede vriend van mij zei dat het hem zo ontroerde. Zelfs de kat ontpopt zich tot een halve kannibaal die dode konijntjes door het kattenluikje sleept om ze op zijn gemak in de hal op te peuzelen (er blijft alleen een gelukspootje achter), zodat Oleg, de eerste die ‘s ochtends het ‘abattoir’ betreedt, probeert om alles met Cillit Bang weer in orde te maken. Naast haar dagboekaantekeningen maakt ze alleen (Engelstalige) haringliedjes, die ze op Facebook post. In de kantlijn is een en ander opgenomen: en geloof me, ze zijn ontzettend leuk. De enige onderbreking is een incidenteel bezoek van de laatst overgebleven huisvriend, “… die voorovergebogen over zijn fietsstuur als een schicht uit de bossen tevoorschijn schoot…”. Tot haar oudste zus, Henne Vuur, die ooit als een soort tweede moeder voor haar functioneerde, van de trap valt en sterft. Op 13 november van het jaar 2015. Dezelfde dag waarop een groep jongeren in de Bataclan te Parijs door een stel extremisten wordt neer gemaaid. De schrijfster: “ … Natuurlijk is Henne Vuur niet haar echte naam. Isaac Bashevis Singer gaf die aan een van zijn formidabele in woede ontbrande personages en ik noemde haar zo omdat dat is wat ze heeft gedaan, een vlam ontsteken. Op die 13de november vonkte ze langs elke tree van de trap als een lucifer…”. Hèhè; nu komen we ergens…

Peertje op sap
De naam van haar vader valt, waar ze in grote cirkels omheen schrijft. Henri Elias Hendrikus Holbein. HEHH, zoals in “HhhH” van Laurent Binet: “… amateur-beeldend kunstenaar, gesjeesd seminarist, gelovige en (ex-)gevangene…”. Zich via nijvere avondstudies opwerkend tot “…wiskundige, wetenschapper, statisticus; tot een gerespecteerd burger en pater familias met een uitstekende baan…”. En vergoelijkend: “ … Hij was tevens een getroebleerde, diep beschadigde man (ik kan en durf dat nu te zeggen) met driftaanvallen, die een ongepaste uitweg zocht voor al zijn emoties en verlangens, pijn en krenking bij zijn (stief)dochters…”. Nou, dan weet je het wel. Henne Vuur heeft hem, toen hij een hoge leeftijd bereikte, liefdevol verzorgd tot zijn einde. Hij sliep vredig in. Henne Vuur, die zweeg als het graf, en zich uitmergelde. Wat me aan de dood van de zeventienjarige Noa Pothoven doet denken die vandaag de hele wereld schokt, omdat het om euthanasie zou gaan, wat niet waar is. Ze stopte met eten en drinken. Een zwaar getraumatiseerd meisje dat in haar boek, "Winnen of leren", beschrijft hoe ze als elfjarige meermaals is aangerand en later verkracht: “… Tegenover ‘De Gelderlander’ vertelde ze die pijn en angst iedere dag te herbeleven. ‘Er is ingebroken in mijn huis, mijn lichaam. Dat kan nooit meer ongedaan worden gemaakt’…” (ND; 06.06.2019). Uphoff schrijft over Henne Vuur’s volwassen zoon, in zijn ‘hakke-hakke-puf-puf-invalidenwagentje’, met wie ze ‘altijd en eeuwig’ rondreed: “… Deed het niet denken aan ‘Psycho’? Wat een bizar en ongelooflijk paar!...”. Haar neef die na zijn scheiding depressief terugkeerde naar huis vanwege zijn behoefte aan moederlijke zorg en vervolgens een beroerte kreeg omdat hij hele dagen op bed lag, waar hij dik en week en zacht van werd: “… een peertje op sap…”. Henne Vuur werd gekort op haar uitkering omdat ze een zoon had die het verdomde ook maar één euro in te brengen, maar wel de gewoonte had te dineren bij Van der Valk, waar hij heen reed in zijn karretje en nooit het dessert vergat. Henne die steeds dunner werd: “… Het soort dun waarvan iemand als Trump houdt. Je weet wel, niet te veel vlees aan een vrouw, behalve een paar geleitieten, nooit teveel ruimte, te veel luidruchtigheid…”. Ik voel me bijna opgelucht als Uphoff eindelijk explodeert: “ … o, founding fathers, mijn woede is zo groot dat deze de wereld zou kunnen verwarmen. ‘GRAB ‘EM BY THE PUSSY.’ GOOI ZE UIT HUN BANEN. Laat ze zorgen voor hun ondergepiste ouders, hun kinderen. Stop er een piemel in. Ik voel mijn woede groeien, vormenrijk worden als een Jeroen Bosch-schilderij (weet je nog: de grote tentoonstelling?). Kalmeer. Wordt meesteres van je woorden. Kijk naar je woede, het oranje en goud, het koele blauw. Dan is ze op haar heetst, kun je het ijzer erin smelten… Henne Vuur verstookte die van haar inwendig, als een stuk bruinkool…”.

Een kindermond is gauw gevuld
Wanneer wordt haar vader de 'Minotaurus'? Manon Uphoff vertelt over het gemankeerde gezin waarin ze opgroeit en alles dubbel is, zoals ik zo vaak hoor van kinderen die zijn misbruikt. De pedofiel is niet alleen maar slecht. De vader is niet alleen maar satan himself: “… mijn vader zegt dat ik de slimste ben, dat anderen (in huis) niet kunnen tippen aan mijn verstand…”. Haar vader, een katholieke potentaat in een patriarchale wereld, is ook een heer en een gentleman. Is ook een magiër, een tovenaar, een sjamaan die haar overstelpt met aandacht en verhalen en een wereld van kennis, kunst en wetenschap. Er zijn kadootjes. En later is er geld, véél geld. Maar voor wat hoort wat: “ … geen kennis zonder betaling, de heffing van een speciale btw…”. Aan haar mooie maar eeuwig ontevreden moeder heeft ze weinig warme herinneringen. Als meisje kan ze niet wachten tot haar goddelijke vader s’ avonds, na zijn werk, door de deur komt. Hij vertelt haar hoe ze als een uitzinnig geliefd kind werd geboren in de legendarisch strenge, ijskoude decembermaand van 1962: “… ‘midden in de winternacht ging de hemel open’, ‘laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen…’…”. HEHH is toegewijd aan de heilige maagd Maria op een manier “… die ons tot wanhoop dreef…”. Volgens Uphoff omdat hij (ook al) een warme moeder heeft gemist. En zo werd: “ … in een even eigenzinnige als in zijn tijd mogelijk gemaakte verknoping van christendom met de goddelijke mens en de Kunstenaar als scheppende macht, HEHH heer en meester over de paarden, pionnen, torens en lopers… en nu en dan de dame. Dit huis een speelveld waar al het gedachte, gewenste en gevreesde werkelijkheid kon worden…”. En vertelt ze tussen neus en lippen door over haar “… mond die zich eender liet sluiten om wat wordt aangeboden, een wafelijsje van Jamin, een gesuikerde en magisch verkleurende toverbal of de Holbein-penis (en, mogen we wel zeggen, met een verbluffende allure en een waar ‘natuurlijk’ talent)…”. Even verder: “ … HEHH (steenrood hoofd, zichtbare rij smalle witte ondertanden) stort zijn zaad in de mond van een achtjarige en de rest in een zakdoek…”. Het verhaal gaat achteruit in de tijd: “… In mijn binnenste binnenbuik leegde de machtige God zich die me nederig diende. Mij, ‘de alderliefste’ (zoals ik nog wel eens wil geloven). En wie me wil kleineren met bekrompen medelijden tover ik mijn grootste overwinning voor: Jezus verrees maar één keer, nou, ik vijfjarige, versloeg ‘m en ik deed dat elke dag opnieuw…”. Een vijfjarige (!) die in de ochtend opstaat om “ … te worden verpakt en aangekleed als een kleuter door de befaamde HEHH (bijvoorbeeld in een rood maillootje, lakschoentjes en geruit plooirokje met speld), en naar het kakschooltje te gaan waar men bloemen leert knippen met een schaartje en ezeltjes leert prikken uit karton op een vilten matje. En tegen Pasen het 'Hosanna' zingt met de bejaarde kleuterjuf Van Veen, ‘Van Veen, Van Veen, met haar dikke teen…’, en hartstochtelijk met haar meesnikt om het leven en lijden van de lieve, ‘lieve Heere’ Jezus Christus….”. Even verder vertelt ze over de, veel later, in de agenda van haar vader geplakte uitvouwbare vellen ruitjespapier waarop hij haar menstruatiecyclus bijhoudt, en dat van haar zusje. Geloof me, ik heb je de helft nog niet aangezegd. En toch: “ … Je moet weten: ik hield van Henri Elias Henrikus Holbein, wij allemaal hebben onze god liefgehad…”. Als een vader op deze manier God is voor jou, dan kun je wat mij betreft niet godslasterlijk genoeg zijn, denk ik.

Alsof ze het ruiken

Uphoff vertelt over een boeiend onderzoek waar Amerikaanse wetenschappers zich al jaren mee bezig houden (en ik vraag me af of haar vriend, de auteur/criminoloog haar daarover heeft ingelicht): “… de geur van angst. Hiervoor hebben ze veel aan wat al bekend is over mieren. Die communiceren voornamelijk door middel van feromonen, stoffen die ze uitscheiden om door andere mieren te worden geroken of geproefd. In de vroege jaren zestig maakten nieuwe microanalysetechnieken van natuurlijke chemische stoffen het mogelijk om zelfs een miljoenste gram te detecteren, de hoeveelheid die gewoonlijk wordt gedragen door één enkele mier. Alarmferomonen die vrijkomen uit de mandibulaire klieren blijken een mix van keton methylheptaton en alcohol methylheptanol te bevatten en deze mierenferomonen zijn bijzonder efficiënt. Het trailferomoon van de Noord-Amerikaanse bladsnijder (de ‘Atta Texana’) bijvoorbeeld is zo krachtig dat entomologen schatten dat slechts één milligram van deze stof (nauwelijks een spoortje voor mensen, maar grofweg de totale hoeveelheid die in een kolonie kan worden gevonden) voldoende is om een werkmier over een afstand van 135 000 kilometer te leiden (dat is ruim drie keer de wereld rond)…”. Het is ongelooflijk. Welnu; Uphoff is er van overtuigd dat geur ook een rol speelt in menselijke relaties. Een herkenbaar aroma. Ze vertelt hoe haar zusje met haar twee dochtertjes in het eerste blijf-van-mijn-lijf-huis terecht kwam na met een psychopaat te zijn getrouwd die net uit de gevangenis kwam. Waarom werd ze gek op hem? In het in 2015 verschenen boek "Moordenaars in Nederland" van misdaadjournalist Jan Korterink is een hoofdstuk gewijd aan deze ex die samen met zijn nieuwe liefje, Hanni, het negenjarige meisje Digna van der Roest van haar vrijheid beroofde, verkrachtte en vermoordde. Uphoff was zelf slachtoffer van kinderporno. Ze heeft het over een zusje dat werd verkracht, zwanger werd, en het kind in het diepste geheim direct na de geboorte afstond. En aan de andere kant: waarom verfoeien ‘normale’ mensen slachtofferschap? Waarom lopen we bijvoorbeeld het liefst met een grote boog om zwervers heen (zie “Het zoutpad” van Raynor Winn)? Waarom voelen daders feilloos aan wie kwetsbaar zijn? Het lijkt wel of ze het ruiken, heb ik vaak gedacht.

Heksensabbat

Volgens Uphoff zijn haar verhalen een voortdurend onderzoek naar wat ‘thuis’ betekent, en voor wie: “… Wat het is, wat het was en in de toekomst zou kunnen zijn. Om eraan toe te voegen dat ik daarvoor ‘mijn’ huis, de pathologie ervan, moet uitbeelden en oproepen, in heel veel verhalen en in een (ritmische, rituele) herhaling die lijkt op die van fractalen. Als de puzzel die het was, een labyrint, de donkere maan…”. Tot je het begrijpt? Je kunt je afvragen of dat moment ooit zal komen. Ze beschrijft hoe ze reageerde door zich in haar pubertijd bezig te houden met horror en martelerotiek, terwijl ze ondertussen probeerde een stoïcijnse geest te kweken. Een minicourtisane die anorexia ontwikkelde, haar schoolopleiding niet afmaakte omdat ze werd verwijderd wegens recalcitrant gedrag, en in haar eentje verkleed en opgetuigd kroegen en discotheken bezocht: “ … daar was ik: Pallas Athene, in volledige wapenuitrusting, ontsproten aan het voorhoofd van mijn vader…”. Hoe ze op middelbare leeftijd met haar zussen samenkomt ter (on)ere van de Minotaurus. In een tweekamerflat, een “… Baba Jaga-hut, waar niemand ons kan zien en ons speeksel vrijelijk kan lopen…”. Gieren, lachen, brullen. Wijn: “ … De heksensabbat. Moeten we snel weer doen, volgend jaar, o, volgend jaar zeker…”. En “…Dan is het weer in de bezemsteelwagen naar huis, waar we ons vermommen en verkleden als schrijver, artiest, huisvrouw, alleenstaande ouder, bejaarde met bescheiden AOW’tje…”. Ik dacht aan “Maar buiten is het feest” van Arthur Japin dat is gebaseerd op het misbruikverhaal van Karin Bloemen. Het is het meest gelezen blog op mijn site. Ik weet nog steeds niet of ik daar blij om moet zijn of om zou moeten huilen. Binnenkort zal Karin Bloemen met haar eigen memoires naar buiten treden. Bijna de helft van de afbeeldingen van seksueel kindermisbruik op het wereldwijde internet wordt gepubliceerd via Nederland, stelt de waakhond IWF, volgens een artikel in het ND van 25 april jongstleden. En alhoewel het Meldpunt Kinderporno deze resultaten nuanceert: waar rook is, is vuur. Zolang er kinderen slachtoffer worden van misbruik zijn boeken als van Manon Uphoff manna uit de hemel wat betreft bewustwording en een aanklacht tegen de schaamtecultuur. Niemand mag wegkomen met: Wir haben es nicht gewusst. Voor mij de grootste vraag: hoe kun je nou zo christelijk zijn en tegelijk… Enzovoorts, enzoverder. Voor de Bijbelkenners die aankomen met ‘ja, maar je moet toch zeventig maal zeven keer vergeven’: Jezus heeft wel meer gezegd. Zie Mattheus 18 vers 6 volgens de aloude Statenvertaling: “… Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee…”. Ik heb gezegd.

Uitgave: Querido – 2019, 192 blz., ISBN 978 902 140 802 6, € 18,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten