Een ander voorbeeld van ‘uchronie’ (zie mijn vorige blog) of alternatieve geschiedschrijving is “Het complot tegen Amerika” (2004) van Philip Roth. Eerder besprak ik van hem “De menselijke smet”. Het boek trok mijn aandacht omdat vicepremier Lodewijk Asscher het verhaal in de uitzending van DWDD van 31 januari dit jaar in verband bracht met het optreden van Trump en Wilders. In “Het complot tegen Amerika” is tijdens WO II niet Franklin Delano Roosevelt de president van Amerika, maar de om zijn pro-Hitler opvattingen bekend staande vliegheld Charles Lindberg. Matthijs van Niewkerk vond de vergelijking zwaar overdreven, en dat is het in mijn ogen ook, ware het alleen al omdat Trump en Wilders zich profileren als fervent pro-Israël. Maar waarschuwingen kunnen niet krachtig genoeg zijn, en de werkelijkheid is vaak veel gekker dan fictie, oreerde Asscher. Dus toch maar lezen dan…
America First
Na de literaire flipperkast van “De man in het hoge kasteel” is het even wennen aan het veel taaier “Het complot tegen Amerika”. Eind jaren dertig, begin jaren veertig. Philip Roth beschrijft zichzelf als een ongeveer negenjarig jongetje uit de arme, geseculariseerde Jodenbuurt van de havenstad Newark (New Jersey). Zijn vader is verzekeringsagent, zijn moeder huisvrouw, en zijn vijf jaar oudere broer een wonderbaarlijk tekentalent. Langzaam verandert hun stabiele leven. Heimelijke quota moeten zorgen dat er zo weinig mogelijk joden worden toegelaten tot de universiteit en hogescholen. Grote bedrijven ontzeggen joden belangrijke promotiekansen. Het lidmaatschap wordt voor joden bij duizenden maatschappelijke organisaties en gemeenschapsinstellingen drastisch beperkt. Ongefilterd komt het onbegrijpelijke en beangstigende bestaan van de volwassenen bij Phil binnen. Bedaarde vaders beginnen te vloeken en geduldige moeders gaan huilen als de naam van Lindbergh valt. Dieptepunt is een trip naar Washington D.C. waarbij het joodse gezinnetje uit hun hotel wordt gezet. Tegen alle verwachtingen in wint de Republikeinse Lindbergh de presidentsverkiezing met zijn opvattingen over het streven naar neutraliteit inzake de Europese oorlog. Het America First Committee is de breedst gedragen organisatie in de strijd tegen interventie. En inderdaad, president Trump neemt de woorden ‘America First’ ook graag in de mond. Het rechtse isolationisme van Lindbergh doet aan Trump denken die vooral voor zichzelf gaat en de wereld laat barsten, nu hij afstand neemt van het Klimaatakkoord van Parijs (2015) en misschien zelfs van het daaronder liggende VN-verdrag van Kyoto (1997). Merkel hintte kort na de afsluiting van de G7-top niet voor niets dat de tijden voorbij waren dat we in Europa op anderen (lees: de VS) konden rekenen. Maar de echte Lindbergh was daarbij ook nog eens een virulente antisemiet die in zijn dagboek schreef over ‘onze erfenis van Europees bloed’, de ‘verwatering van vreemde rassen’ en verklaarde dat het nodig was ‘het blanke ras te verdedigen tegen de infiltratie van minderwaardig bloed ’. Hij noemde Duitsland ‘het interessantste land’ ter wereld en de Führer ‘een groot man’. Vol trots nam hij in de loop van zes bezoeken het met vier swastika’s versierde gouden Kruis van Verdienste van de Duitse Adelaar in ontvangst van luchtmaarschalk Göring. En hij kwam over: “… Een viriele held. Een moedige avonturier. Een natuurlijk persoon van gigantische kracht en rechtschapenheid, gepaard aan een sterke kleurloosheid. Allesbehalve een enge schurk of een gevaar voor de mensheid…”. Even verder: “… Het was weer helemaal Lindy, rechtdoorzee-Lindy, die nooit superieur hoefde te lijken of te klinken, die gewoon superieur wás – onvervaarde Lindy, tegelijk jeugdig en ernstig volwassen, de stoere individualist, het ideaalbeeld van de Amerikaanse man die het onmogelijke tot stand brengt door uitsluitend op zichzelf te vertrouwen…”.
Subversieve ouders
De vader van Phil moet lijdzaam toezien hoe de helft van de familie door het stof kruipt voor Lindbergh. De vrijgevochten zus van zijn vrouw wordt de maîtresse van de dertig jaar oudere rabbijn Bengelsdorf, die met zijn verlichte ideeën de kont van Lindbergh kust. Zijn oudste zoon gaat op haar initiatief een zomer werken bij een christelijke tabaksboer in Kentucky, een manier waarop de regering minderheden - vooralsnog alleen joden - wil laten integreren in de Amerikaanse samenleving. Volgens papa dé manier om kinderen los te weken van subversieve ouders. Zijn zoon ontpopt zich zelfs als woordvoerder voor de organisatie die deze zomerstages stimuleert. Een uitnodiging om zijn tante en haar verkering te vergezellen naar het Witte Huis en deel te nemen aan een diner waar ook nazibons Von Ribbentrop zijn opwachting maakt doet de deur dicht. Een ouderloos neefje waar het gezin zich over heeft ontfermd smeert hem naar Canada om met de commando’s aldaar tegen Hitler te vechten, maar komt hevig gedesillusioneerd als oorlogsslachtoffer terug. Geen land valt er met hem te bezeilen: “… De tijd dat Alvin gebukt ging onder het lijden van anderen dan hemzelf, was voorbij…”. Tot oom Monty, een stinkend rijke bullebak die over lijken gaat wat zijn groothandel in groente en fruit betreft, met hem komt praten. Iemand die zich ook al principeloos achter Lindbergh schaart: oorlog is slecht voor de handel. Oom Monty is de enige die de neef, die laaiend van woede op alles en iedereen de hele dag in bed ligt, de waarheid durft te zeggen. En niet zo voorzichtig ook: ”… Hoe heb je het verdomme klaargespeeld om een been kwijt te raken? (…)Wie heeft je gered, stuk ongeluk? (…) Blijf je daar liggen vegeteren van je invaliditeitsuitkering? (…) Je kunt aan de slag op de veiling, als je uit je nest kunt komen (…) Je bent al tweeëntwintig jaar een ramp (…) Als je hebt uitgevogeld hoe je je fortuin wilt maken, kom je maar langs op je houten poot en dan kunnen we praten…”. Als er iémand in dit boek op Trump lijkt, is het niet Lindbergh, maar oom Monty, volgens mij.
Verwarring
De verminkte, ongelukkige Amerikaanse paria, “… die beschouwd werd als een invalide, een verrader, of allebei…”, neemt in de belevingswereld van Phil een grotere plaats in dan enige andere man die hij ooit heeft gekend, zijn vader incluis. Is zijn neef nu goed of slecht? En waarom moet Phil zijn deftigste kleren aan, wordt hij gesommeerd vooral beleefd te zijn en gaan ze in de mooie kamer zitten als zijn stokebrand van een tante met haar heimelijk verwenste, maar hooggeleerde, rabbijn Bengelsdorf op bezoek komt? Oom Monty, “… die een hekel aan alle rabbijnen had, maar een bijzonder vurige afkeer van Bengelsdorf die terugging tot zijn kinderjaren toen hij van de armenzorg de thoraschool van B’nai Moshe mocht volgen, zei graag over hem: ‘Die opgeblazen klootzak weet alles – jammer dat hij niks anders weet.’…”. Phil: “… Was het een wonder dat ik in verwarring verkeerde, nu onze schande en trots een en hetzelfde bleken te zijn? …”. En wat moet hij met zijn neef die hem ongezouten vertelt dat zijn broer “… een vuile opportunist is. Net als dat kreng van een tante van je met die grote puntige tieten. En net als de grote rabbijn. Tante Bess en oom Herman zijn eerlijke mensen. Maar Sandy – die zich gelijk al aan dat tuig verkoopt? Op zijn leeftijd? Met zijn talent? Een echte slijmbal, die broer van jou…”. Maar het is wel zijn broer, en zo’n lieverdje is zijn neef, die maar wat rond lanterfantert en met allerlei straattuig dobbelt en pokert, nu ook weer niet. Aan de andere kant geeft zijn neef hem wel zijn Canadese oorlogsmedaille, verleend voor ‘functioneren onder uitzonderlijke omstandigheden’ om ‘voor altijd te houden’. Omdat Phil hem zo goed helpt met het verzorgen van zijn - doodenge - stomp. Phil draagt het ereteken apetrots onder zijn kleren. Uiteindelijk verdwijnt zijn neef uit het zicht om voor een gangsterbaas te gaan werken. Later in het verhaal zal hij nog een keertje opduiken in een fonkelnieuwe Buick en gekleed in een sjiek maatpak om zijn zielige verloofde te showen: "... Ik vroeg me af, toen ik Minna ontmoette, of Alvin haar eigenlijk wel had verteld dat hij maar één been had. Het kwam niet bij me op dat juist haar onderdanige karakter haar de eerste en enige vrouw maakte aan wie Alvin het vertellen kon, evenmin als ik begreep dat Minna het bewijs van zijn onmacht met vrouwen was...". Een bezoek dat niet wordt herhaald omdat de neef en papa elkaar zo ongeveer het ziekenhuis in slaan.
Niets nieuws onder de zon
De antisemitische maatregelen gaan door. Via hun werk worden joden gedwongen zich te herhuisvesten. Papa laat zich niet verjagen, zegt zijn baan op, en gaat bij oom Monty werken. Een hondenbaan: zes nachten per week zware fruitkisten sjouwen. Sommige buren emigreren naar Canada. Het hele getto loopt leeg. Als één van de meest beluisterde radiocommentators, een joodse roddelcolumnist die doet denken aan een kruising tussen Pim Fortuyn en Theo van Gogh, wordt ontslagen vanwege zijn onstuitbaar grote bek en zich vervolgens verkiesbaar stelt voor het komende presidentschap, breekt de hel los. Joodse winkels worden geplunderd. Ramen ingegooid. Joden die buiten lopen aangevallen en afgeranseld. Rare praatjes over dat joden het bloed van christelijke kinderen door hun matses bakken leven weer op. In petroleum gedrenkte kruisen belanden brandend op gazons. Er worden molotovcocktails in joodse scholen gegooid en in het gebouw van de Joodse Arbeidersbond. Joodse gebedshuizen worden beklad en vernield. Een bom ontploft op de trap van het voorname Shaare Zedek synagoge aan Chicago Boulevard, met alleen maar niet-joodse slachtoffers tot gevolg. Kortom: de eerste grootschalige pogrom in de Amerikaanse geschiedenis is een feit. En dat allemaal onder de vlag van verzet tegen het ‘joods communisme’. In “De man in het hoge kasteel” – zie mijn vorige blog – werden de joden ook gelinkt aan het rode gevaar. De radiocommentator ondergaat hetzelfde lot als onze voornoemde politieke dwarsliggers: hij wordt doodgeschoten. In de joodse huiskamers komen dezelfde discussies op gang over het omgaan met agressieve Amerikaanse christenen als momenteel in de onze over terroristische islamieten. Geweld ziet er overal hetzelfde uit, schrijft vredeswerker dr. Henk Vijver in “De kolonel krijgt eindelijk post” – zie hier. Prachtig beschrijft Roth het instorten van Phils’ veilige wereld aan de hand van het kwijtraken van zijn intens gekoesterde postzegelalbum. Met de nodige humor vertelt de schrijver hoe hij min of meer geacht wordt lief te zijn voor een buurjongetje waar hij een hevige afkeer voor voelt: “… Ditmaal was er geen stomp die ik moest verzorgen. De jongen was zelf de stomp, en tot de dag waarop hij werd opgehaald om bij zijn moeders getrouwde zuster in Brooklyn te gaan wonen, was ik de prothese…”. Het gevolg van de politieke moord is dat er een krachtige tegenbeweging op gang komt. Lindbergh verdwijnt in zijn vliegtuigje en niemand ziet hem meer terug. De gekste speculaties doen de ronde. Bengelsdorf wordt vanwege zijn invloed in het Witte Huis als een soort ‘rabbijn Raspoetin’ gevangen genomen. Uiteindelijk wint Roosevelt de nieuwe verkiezingen en ontwikkelt de geschiedenis zich op de manier zoals wij die kennen. "Het complot tegen Amerika" vind ik persoonlijk zeker niet het beste boek van Philip Roth, maar het stemt wel tot nadenken.
Uitgave: De Bezige Bij 2007, vertaling Kees Kooman, 429 blz., ISBN 978 902 342 643 1, € 15,00
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten