Volgens een episode uit de Bijbel geeft Simson zijn vrienden tijdens zijn bruiloft het volgende raadsel op: “Het is sterk en verslindt altijd, nu biedt het een maal van zoetigheid”(Rechters 14:14). Wie snapt waar hij het over heeft zal een stel nieuwe kleren krijgen. Vervolgens loopt het helemaal uit de hand. Evenals later met Delila. Simson en de liefde: dat is drie keer niks…
“De geschiedenis van de liefde” doet mij aan dit verhaal denken. Niet qua inhoud, maar als roman op zich. Dit boek is een raadsel. Ik heb het twee keer gelezen, ik heb de recensies erop nageslagen, ik heb het besproken op een leeskring; en nog steeds heb ik het gevoel dat ik het niét doorgrond. Geen Timna in de buurt die de oplossing verklapt. Ik ben overgeleverd aan de Filistijnen. Terwijl de rest van mijn medelezers er stapelgek van werd, blijf ik op het verhaal kauwen als een hond op zijn bot. Het is sterk en zoet en het verslindt mij, i.p.v. andersom. Mocht je, aangestoken door mijn enthousiasme, naar de winkel willen hollen om het boek te kopen, bedenk dan wel dat ik de enige ben die het een dikke voldoende gaf. En mocht je in staat zijn mij “De geschiedenis van de liefde” haarscherp uit te leggen - je krijgt géén nieuwe kleren!
Kom met me mee
De eerste zin is gelijk raak: “… Als ze mijn overlijdensbericht schrijven. Morgen. Of overmorgen. Zal erin staan: LEO GURSKY LAAT EEN APPARTEMENT VOL ROTZOOI ACHTER. Het verbaast me dat ik nog niet levend begraven ben. Het is geen grote woning…”. Dit is een goed boek.
Leo Gursky is een oude man, die, nadat de Einzatsgruppen binnenrukten in Polen en hij zich als jood vier jaar verborgen hield, “…voornamelijk in bomen, maar ook in kieren, kelders en holen…”, ooit in zijn eentje naar New York vertrok, waar hij slotenmaker werd, omdat de achterneef die hij daar kende ook slotenmaker was.
Zijn enige en eeuwige lief, Alma, ging hem vooruit. Zwanger en wel. Hij had geen idee. Toen hij haar eindelijk terug vond bleek ze met een ander getrouwd, en had ze al een tweede kind. “… Kom met me mee…”, zei hij toen hij haar verhaal had aangehoord.
“… Dat kan ik niet, zei ze. Ze keek naar de grond. Alsjeblieft, zei ze. En dus deed hij het moeilijkste wat hij ooit in zijn leven had gedaan: hij pakte zijn hoed en liep weg…”. Vergeten kon hij niet. Zijn leven lang heeft hij Isaac, zijn zoon, die een succesvolle schrijver werd, vanuit de coulissen in de gaten gehouden.
Plagiaat
Leo Gursky schreef in zijn jonge jaren een manuscript dat hij voor hij op de vlucht sloeg aan zijn vriend, de journalist Zvi Litvinoff, gaf: “De geschiedenis van de liefde”. Deze titel slaat dus op een boek binnen het boek. Natuurlijk functioneert Alma daarin als hoofdpersoon.
Het leven van Litvinoff vormt een tweede verhaallijn in “De geschiedenis”.
Litvinoff emigreert ook, komt in Buenos Aires een leuk meisje tegen die denkt dat hij een kustzinnige dichter is, en om dat geloof in stand te houden plagieert hij het verhaal van Gursky (die toch wel dood zal zijn), brengt hier en daar wat veranderingen aan, en publiceert het onder eigen naam in het Spaans. Toch noemt hij Leo Gursky ergens in het boek. Wat een mens niet allemaal uithaalt vanwege de liefde…
Ik volg mijn eigen verhaal niet meer
Om het nog ingewikkelder te maken: een derde verhaallijn betreft de veertienjarige Alma, een slim en ondernemend meisje dat zich specialiseert in overlevingstechnieken, en nota bene vernoemd is naar de hoofdpersoon uit “De geschiedenis”, het alter ego van Gursky’s onbereikbare lief. Haar overleden vader heeft het boek ooit aan haar moeder (een gerenommeerde vertaalster) gegeven om Spaans te leren. Wat gebeurt? Op een dag krijgt de ontroostbare weduwe een brief met het verzoek of ze de “De geschiedenis” wil vertalen voor ene Jacob Mares. Ze krijgt er een hoop geld voor. Alma ziet dat haar moeder erg ongelukkig is, en bedenkt dat die Jacob Mares misschien wel een goede vervanger voor haar vader zou kunnen worden, dus onderschept ze zijn berichten en zet een zoektocht naar hem op touw. Dan blijkt dat die Jacob Mares helemaal niet Jacob Mares is, maar Isaac, de zoon van Gursky. Kun je het nog volgen? (Ik niet. Ik volg mijn eigen verhaal geloof ik niet meer. Ik begrijp nog steeds niet goed hoe Isaac erachter is gekomen dat “De geschiedenis” iets met hem te maken heeft, maar waarschijnlijk zit het zo: Leo’s naam komt in dat boek voor, en Leo heeft op het eind van zijn leven nog een manuscript geschreven dat hij opstuurt naar zijn zoon, die dus misschien de namen met elkaar heeft verbonden, en dan trouwens al gauw overlijdt, enfin, laat maar).
In ieder geval heeft Alma een bizar broertje, “Vogel”, zo genoemd omdat hij ooit geprobeerd heeft uit een raam te vliegen, die denkt dat hij zo niet de messias, dan toch op zijn minst één van de zesendertig rechtvaardigen is, en die ook een aardige vinger in de pap steekt. Hij leest Alma’s notities, neemt telefoontjes voor haar aan, verbindt feiten met feiten, en komt tot de conclusie dat Leo Gursky de echte vader van Alma moet zijn, print stiekem de vertaling van zijn moeder uit, en stuurt het in een bruine envelop naar Leo, die dus tot zijn stomme verbazing zijn eigen verloren gewaande manuscript na jaren en jaren ziet opduiken. Onder een valse naam (zijn laatste boek wordt trouwens uitgegeven op naam van zijn dode zoon).
Vogel schrijft ook een paar briefjes naar Leo en Alma, waarin hij een date regelt in de dierentuin. De oude man ontmoet het jonge meisje, en hij, oh happy end, beseft sprakeloos dat zijn liefde niet voor niets is geweest: “… Ik wilde haar naam hardop zeggen, het zou me vreugde hebben gegeven hem te roepen, omdat ik wist dat ze die naam voor een klein deel aan mijn liefde dankt…”.
Dat kunnen niet veel mensen zeggen
De laatste woorden van het boek zijn gewijd aan de dood van Leopold Gursky:
“… Eigenlijk valt er niet veel te zeggen. Hij was een groot schrijver. Hij werd verliefd. Dat was zijn leven…”. Mooi. Heel mooi. Dat kunnen niet zo heel veel mensen zeggen: dat ze een leven lang op dezelfde verliefd zijn gebleven.
Experimentele literatuur
Nicole Krauss (1974, New York) schrijft, evenals haar man Jonathan Safran Foer, z.g. experimentele literatuur (ik las dat ze door de Nederlandse uitgever bij elkaar zijn gebracht: een geschiedenis van de liefde op zich!). Nou, dat is te merken: het boek heeft nog het meeste weg van een doolhof, zwelgt in emoties, hangt van de onmogelijkste details en uitweidingen aan elkaar, trekt zich niets aan van tijd en plaats, ieder personage heeft een geheel eigen en unieke stem, kortom, er is af en toe geen touw aan vast te knopen, en toch heb ik zo’n donkerbruin vermoeden dat alles een betekenis heeft, die ík niet altijd zie. Heeft de naam Isaak b.v. te maken met het feit dat de schrijver Isaak Babel in het verhaal voorkomt? En is bovenbuurman Bruno naar de eveneens aangehaalde auteur Bruno Schulz genoemd? Ontroerend mooi vertelt Leo over hem:
“… Bruno, mijn oude getrouwe. Ik heb hem niet voldoende beschreven. Is het genoeg om te zeggen dat hij niet te beschrijven is? Nee. Je kunt het beter proberen zonder dat het lukt dan het helemaal niet te proberen. Het zachte dons van je witte haar dat luchtigjes om je hoofd speelt als een verwaaide paardebloem. Heel vaak, Bruno, kom ik in de verleiding om je op je hoofd te blazen en een wens te doen. Slechts een restje fatsoen houdt me tegen. Of misschien moet ik met je lengte beginnen, die erg gering is. Op een goede dag kom je amper tot mijn borst. Of moet ik beginnen met de bril die je ergens uit een doos hebt gevist en waarvan je beweerde dat hij van jou was, met enorme ronde glazen die je ogen zo sterk vergroten dat je reactie op alles de 4.5 op de schaal van Richter lijkt te halen. Het is een vrouwenbril, Bruno! Ik heb het nooit durven zeggen. Ik heb het vaak geprobeerd…”.
Iedere avond tikken de oude mannen tegen de radiator zodat ze van elkaar weten dat ze nog leven.
Leo is zo eenzaam dat hij in winkels expres geld op de grond laat vallen, waar hij dan een hele tijd naar moet zoeken, enkel en alleen om opgemerkt te worden. Hij geeft zich op als naaktmodel voor een tekencursus: dan wordt er tenminste naar hem gekeken. “… Ik vertelde het aan Bruno, maar hij begreep het verkeerd en dacht dat ik me had opgegeven voor een tekencursus om naakte meiden te zien. Hij was niet tot de orde te roepen. Laten ze hun tieten zien? Vroeg hij. Ik haalde mijn schouders op. En ook daarbeneden?...”. Maar. Op het eind van het boek vraagt Alma aan Leo: “… Wie is Bruno?... Ik bestudeerde haar gezicht. Ik probeerde het antwoord te bedenken. Als je het over onzichtbaar hebt, zei ik. Bij de schrik en verbazing op haar gezicht voegde zich nu verwarring. Maar wie is hij dan? Hij is de vriend die ik niet had. Ze keek me afwachtend aan. Hij is de beste personage die ik ooit in het leven heb geroepen…”.
Heeft Leo hem verzonnen? Is hij een afsplitsing van zichzelf? Dat zet het hele boek in een totaal ander licht waardoor je het eigenlijk weer opnieuw moet gaan lezen.
Leo is een fantast. Als klein jongetje ziet Leo in het dorp een roze olifant op het marktplein die verder niemand opmerkt. Een dier dat een heel eind verder weer opduikt in een prachtig fragment: “… Hij leerde met de waarheid te leven. Niet de waarheid te accepteren, maar ermee te leven. Het was alsof je met een olifant samenleefde. Zijn kamertje was heel klein, en elke ochtend moest hij zich om de waarheid heen wringen om alleen maar in de badkamer te kunnen komen. Om bij de klerenkast te komen zodat hij er een onderbroek uit kon halen, moest hij onder de waarheid door kruipen, biddend dat ze niet zou besluiten om juist op dat moment op zijn gezicht te gaan zitten. Als hij ’s nachts zijn ogen dichtdeed, voelde hij haar boven zich opdoemen…”.
Origineel
De tragische humor: “… Zet een sukkel voor het raam en je krijgt vanzelf een Spinoza…” en “… hier woonde Fisjl Shapiro, die ofwel een grote tsaddek ofwel een idioot was, geen mens wist het zeker…” en “… Als bewijs dat ik niet goed snik was wuifde ik naar hem alsof ik de koningin was…”. Leo over zijn uiterlijk: “… Zodra de acne verdween begon mijn haarlijn te wijken, alsof ze zich uit gêne van mijn gezicht wilde distantiëren. Mijn oren, verheugd door de hernieuwde aandacht die ze nu genoten, leken hun best te doen zich nog verder in de kijker te plaatsen…”. Maar ook: “… Ik keek de wereld woedend aan. En de wereld keek mij woedend aan. We staarden elkaar strak aan, met dezelfde afkeer…”. Ironisch over zijn zoon: “… En toen dacht ik: misschien betekent vader zijn juist dát – je kind te leren om zonder jou te leven. Als het waar was, is niemand een betere vader geweest dan ik…”.
Het verdriet van Vogel dat door merg en been gaat: “… Uit volle borst gilde hij: ‘IK! BEN! NIET! AL! MIJN! HELE! LEVEN! ONGELUKKIG!’ ‘Maar je bent pas zeven,’ zei ik…”. En het verdriet van zijn moeder: “… Overal waar ze kwam liet ze een spoor van verfrommelde vellen papier achter. Voordat pappa overleed, was ze een stuk netter. Maar als je haar nu wilde vinden hoefde je alleen maar de bladzijden vol doorgestreepte woorden te volgen, en aan het eind van het spoor zat zij uit het raam te kijken, of in een glas water alsof er een vis in zat die alleen zij kon zien…”.
Dit is zo ongelooflijk mooi. Als je het hebt over ‘origineel’...
Uitgave: Ambo/Anthos - 2005, 290 blz., ISBN 978 904 141 067 2, €12,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier