donderdag 31 januari 2013
Liefde, lust en ellende – Roos Vonk
Boeken zijn er over vol geschreven: liefde. Vervelen doet het nooit, erover uitgepraat raak je niet, maar snappen: nou, nee.
Waarom nu juist die ene? Roos Vonk: “… Vorige week gebeurde het weer. Ik ontmoette de geliefde van een vriendin; de man naar wie zij hunkert en die haar niet ziet staan. En ik dacht: wat is nou de big fuzz? Doodgewone man! Waar maakt ze zich zo druk om? Niet dat ik zo’n ijskonijn ben. Omgekeerd is het natuurlijk ook voorgekomen dat ik hysterisch deed over een man waar mijn vriendinnen de grote attractie niet van in zagen…”, of, zoals Emily Dickinson verheven dichtte: “… The Voice that stands for Floods to me, Is sterile borne to some – The Face that mades the Morning mean, Glows impotent on them - …”. Duidelijk verliefd.
‘Liefde, lust en ellende’ is een eigentijdse drieslag over “… dat eigenzinnige mysterie, de liefde, waarin we tot op zekere hoogte allemaal ervaringsdeskundige worden - soms onvrijwillig, maar meestal met overgave…”.
Onromantische hormonen
Het leuke aan de boeken van Roos Vonk (1960; hoogleraar Sociale Psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen) is dat ze in korte columns ingewikkelde onderwerpen terug brengt naar alledaagse, herkenbare en vaak grappige toestanden – die je helpen het leven een beetje beter te begrijpen.
Zo is liefde vooral een kwestie van onromantische hormonen. Niet erg leuk om te bedenken als je in vuur en vlam staat; maar misschien kan het idee een doekje tegen het bloeden zijn als je gek wordt van liefdesverdriet. De biologische functie van verliefdheid is paarvorming. Het activeert in het brein dezelfde gebieden die betrokken zijn bij verslaving en zorgt voor de aanmaak van ‘lekkere’ stoffen, zoals dopamine. Als het lukt om een band te smeden, komen de verliefdheidshormonen vanzelf tot bedaren, en kun je weer overgaan tot de orde van de dag. Als het niet lukt gaan je hormonen alleen nog maar harder tekeer. Vandaar dat Woody Allen zei: ‘De enige liefde die stand houdt is onbeantwoorde liefde.’ Dus als je verliefd bent op de verkeerde is er maar één oplossing: “… alle contact verbreken en afkicken van de verliefdheidshormonen. Cold turkey, net als bij elke verslaving…”.
Internetdaten
Heel veel mensen denken dat ze moeten laten zien hoe geweldig ze zijn als ze indruk op iemand willen maken. Het tegenovergestelde is het geval: je moet juist die ánder laten voelen hoe geweldig hij of zij is. Oftewel: het draait niet om jou. Het is dan ook best raar dat uit onderzoek is gebleken dat meer dan 80 procent van de participanten op datingsites zich op de een of andere manier veel beter voordoen dan ze in werkelijkheid zijn: “ … Ze zijn slank en sporten, ze staan midden in het leven. Geen muurbloempjes en nerds te bekennen! Ze hebben leuk werk, veel vrienden en veel hobby’s (vaak ‘passies’ genoemd). Vrouwen zijn ‘spontaan’ en overal voor in, hebben een ‘te gekke job’, ‘fantastische kids’ en missen alleen nog een ‘brede schouder’. Mannen hebben het ‘goed voor elkaar’, zijn ‘communicatief ingesteld’ (ze praten!) en vermaken zich met hun veelzijdige interesses, ze zitten vol leuke en spontane invallen, ze houden van romantiek (strandwandelingen en open haard) en koken (‘goed glas wijn’), en zijn dermate spannend dat hun annonce moet eindigen met de provocerende vraag ‘Durf jij het aan?’…”. Nou, ik denk het niet, eerlijk gezegd; bij dergelijke volmaaktheid kun je niet in de schaduw staan. “… Nu zeggen de meeste adverteerders wel dat ze ‘gewoon lekker zichzelf’ zijn, maar dat is non-informatie (ik moet waar dan ook de eerste nog tegenkomen die zegt ‘Ik ben meestal niet mezelf’)…”. Roos Vonk is niet erg positief over internetdaten: “… Nog los van flatteuze foto’s en keiharde leugens over leeftijd en gewicht, heb ik het gevoel dat de singles zich happiër en stoerder presenteren dan ze zijn, uit angst om voor de welbekende kneus of oude vrijster te worden versleten. (…) Je laat je niet kennen. En dat is precies het probleem. Want om je zielsverwant te ontmoeten, moet je je ziel laten zien…”. Ondanks het overweldigende aanbod - driekwart miljoen singles struinen geregeld de sites af - vindt 93 procent geen duurzame relatie via internet.
Jezelf zijn
Voor mensen in intieme, langdurige relaties is het juist belangrijk dat ze mogen zijn die ze zijn, inclusief hun gebreken – waaronder ook rimpels, vetrollen, platvoeten en terugtrekkende haargrenzen: “… Je moet er toch niet aan denken dat je je hele verdere leven je buik moet inhouden voor je partner, of achteruit de slaapkamer uit moet lopen als je niks aan hebt?…”.
Vaak wordt beweerd dat tegenpolen elkaar aantrekken. Ook dat blijkt niet waar:
“… Mensen vallen veel eerder op iemand die op hen lijkt wat betreft intelligentie, politieke overtuiging, godsdienst, leeftijd, aantrekkelijkheid, achtergrond en opleiding, interesses, voorkeuren, leefsituatie...". Gelijkenis is een belangrijke voorwaarde voor stabiele gelukkige relaties (vandaar die ouderwetse uitdrukking: twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen?).
Niet alleen voor mensen, ook voor dieren, is het vinden van een partner soms een hele toer. Wat dacht je hiervan: “… Octopussen vechten soms tijdens de seks met seksegenoten die ook willen. Toch handig om veel armen te hebben dan. Concurrenten die niet zo sterk zijn, hebben een andere tactiek: zij doen zich voor als vrouwtjes-octopus en komen zogenaamd casual voorbij dobberen, tralala, en in een onoplettend moment steken ze gauw hun paararm uit naar de begeerde vrouw. Hagedissen en inktvissen doen zich ook voor als vrouw, en mensenmannen die niet zo stoer zijn trouwens ook; zij zetten zichzelf als vrouw op dating- en chatsites om met vrouwen in contact te komen en intieme ontboezemingen aan hen te ontlokken…”.
Verschillen
Roos Vonk legt in haar boek het een en ander uit over het verschil tussen mannen en vrouwen en over veilige en onveilige hechting. Ik denk dat wat begrip over en weer heel wat geruzie kan voorkomen. Iedereen die aan een relatie begint zou van te voren moeten weten dat mannen door hun hogere testosteronspiegel een hogere seks-drive hebben dan vrouwen: “… Onbewust is seks voor vrouwen vaak een middel om de ander te veroveren en te binden. Als dat gelukt is, haakt de vrouw in lustmatige zin af…”. Je hoeft dus niet gelijk te gaan denken dat er iets mis is met jou of je relatie als je als vrouw minder zin hebt om te vrijen. Integendeel: het is misschien eerder een teken dat je relatie stabiel is, dat je je partner vertrouwt en je geborgen voelt.
Verder zijn mannen meer ingesteld op het hier en nu en op plezier. Mannen produceren meer dopamine als ze leuke dingen doen, zoals hard rijden, sport kijken en drinken. Vrouwen denken aan verantwoordelijkheden, verplichtingen en later. Vrouwen willen weten van de hoed en de rand, gaan gerust moeilijk doen en houden zich niet in omdat anderen lol willen hebben.
Blijven of gaan
Uitgebreid gaat Roos Vonk in op relatieproblemen en uit elkaar gaan: het uitmaken, de wraak, de rouw en het weer single zijn:
“… Ik geloof helemaal niet in de stelling: liefde is een werkwoord. Taalkundig klopt dit al niet, om mee te beginnen: liefde is een zelfstandig naamwoord. Maar los daarvan: de stellen die ik ken bij wie het goed zit, hoor ik nooit over ‘werken aan de relatie’. Bij een goeie match klikt het gewoon en gaat het vanzelf. Je kunt ontspannen bij elkaar. Natuurlijk moet je weleens tijd maken voor elkaar, voorkomen dat je elkaar vanzelfsprekend gaat vinden. Maar ‘werken’, dat zie ik alleen koppels doe waar het niet lekker bij loopt. Zoals het liedje gaat: ‘Als er over de liefde gepraat wordt, is de liefde voorbij’…”.
Tsja, ik moest denken aan de reactie van mijn man toen ik hem ooit eens vertelde dat er bij ons in de kerk een ‘Mariage Course’ werd gegeven om huwelijken te versterken: “Als je dat nodig hebt zit het al niet goed”. Een beetje gelijk heeft hij wel – denk ik. Schrijfster Ann De Craemer heeft het in ‘De seingever’ over een stel dat het na anderhalf jaar “… net zo vanzelfsprekend vindt om te trouwen als elke morgen je voet in een sok stoppen…”. Dat klinkt niet echt spannend, maar wel ‘duurzaam’.
Er is veel onderzoek gedaan naar hoe mensen zich voelen na een beëindigde relatie: “… Wat bleek: kort na de breuk voelden ze zich inderdaad ellendig, maar zes weken later was dat al zo bijgetrokken dat ze vrijwel op hun oude geluksniveau terug waren…”. Kortom: het leed duurt korter dan je denkt. Ooit las ik een keer een onderzoek waarin gesteld werd dat de meeste mensen in zes weken overal aan wennen. In dit verband ging het over gegoede burgers die miserabele concentratiekampen overleefden.
Vonk: “… Natuurlijk heb je momenten van wanhoop, leegte, je geamputeerd voelen, en dat is verschrikkelijk – maar hé, je gaat er niet dood van. En waar je niet dood van gaat… zo is het…”.
Oud en lelijk
Ter relativering: “… Uiteindelijk worden we allemaal oud en lelijk, en mensen die het samen supergezellig hebben worden ook nog eens dik. Als de liefdeshormonen eenmaal toeslaan, ga je de ander vanzelf mooi vinden. Zo kun je heerlijk samen lelijk, oud en dik worden, en heel gelukkig…”.
Kijk aan: dán maar dik…
Uitgave: Scriptum Psychologie - 2013, ISBN 978 905 544 294 7, €18,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
zondag 27 januari 2013
In vredesnaam – Daniëlle Hermans
In drie verschillende oude Utrechtse kerken worden drie vermoorde vrouwen gevonden. Rechercheurs Rob van Helden (vanwege mot met het politiecorps in Amsterdam overgeplaatst naar Utrecht) en zijn onafscheidelijke maatje Nicole Hessels (likt haar wonden na een stukgelopen relatie) onderzoeken de zaak.
Het leuke aan deze vrouwenthriller is dat de schrijfster het verhaal verbindt met historische gebeurtenissen rond de Vrede van Utrecht in 1713, precies 300 jaar geleden, wat dit jaar uitbundig gevierd gaat worden. Zo staan o.a. alle Utrechtse musea in het teken van de Vrede van Utrecht; vindt zaterdag 13 april 2013 het openingsspektakel “De Slag om Vrede” plaats op het dak van de A2-tunnel bij Leidsche Rijn Centrum met het Metropole Orkest, Junkie XL, theater en een moderne variant van het vreugdevuurwerk uit 1713; en is er van alles te doen in de Utrechtse wijken tijdens het midzomerweekend van 21, 22 en 23 juni 2013. Voor uitgebreide informatie: zie de website http://vredevanutrecht2013.nl/.
Wat is ‘de Vrede van Utrecht’?
‘De Vrede van Utrecht’ is een wereldomspannend vredesverdrag dat na anderhalf jaar onderhandelen, op 11 april 1713 in het stadhuis van Utrecht werd ondertekend door diplomaten uit Spanje, van het hof van Zonnekoning Lodewijk XIV, namens de Habsburgse keizer, uit Savoye, Portugal en Groot-Brittannië, en vertegenwoordigers van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën.
Het regelde het Europese machtsevenwicht. Het maakte met succes een einde aan twee eeuwen op en neer golvend oorlogsgeweld met ongekend grote aantallen burgerslachtoffers: “… Enerzijds ging het katholieke vorsten erom ‘het ware geloof’ te laten zegevieren door alle protestanten van de kaart te vegen, anderzijds voerden zij onderling een verbeten strijd om onderlinge macht…”, aldus de website Vrede van Utrecht, “…Omdat alle Europese partijen overzeese gebiedsdelen bezaten, werd er overal ter wereld gevochten. Van Noord-Amerika tot Latijns Amerika en de Caraïben, in India en voor de kust van West-Afrika…” (de nulde wereldoorlog – stelt iemand in het boek).
Het betekende een doorbraak in denken en doen: conflicten oplossen met ‘praten’ in plaats van door elkaar de koppen in te slaan. De EU-top is nog steeds gebaseerd op dit model.
Er zijn allerlei redenen te bedenken waarom het verdrag juist in Utrecht werd getekend: het lag centraal en was voor alle partijen goed te bereizen; het had brede, ‘koetsvriendelijke’ straten; het was zowel voor de grootmachten Frankrijk als Groot-Brittannië neutraal gebied: ze zouden nooit ook maar een officiële stap in elkaars land zetten omdat dat een vernedering van eigen status betekende – zo gevoelig lag dat wel -, sterker, het stadhuis had zelfs twee even grote en fraaie toegangsportalen, zodat er geen gedoe was met eersten en laatsten in de rij van binnenkomers; en de voertaal van de Hollandse elite was Frans.
Wat mij verwonderde: de Verenigde Provinciën ging dit keer niet voor de financiën. Ze verloor haar overwicht op zee aan de Britten (belangrijk i.v.m. de slavenhandel). De winst was ‘veiligheid’. Great!
Geheime zusterorde
Daniëlle Hermans geeft in haar boek een heel eigen draai aan deze geschiedenis.
Zij introduceert een geheime zusterorde die achter de coulissen de mannenbroeders die verantwoordelijk zijn voor “De Vrede van Utrecht” manipuleert. Zelf wilden de heren het vredesgedrag namelijk tegenhouden, want Utrecht was beroemd om zijn fantastische wapensmeden, en geen oorlog betekende natuurlijk ook geen wapenhandel. De vrouwen grijpen in: pappen met de mannen aan, bewerken ze zowel psychisch als fysiek net zolang tot ze als was in hun handen glijden, waardoor ze alles doen wat hun minnaressen verlangen - in dit geval dus het tekenen van de vrede.
Saillant detail: in het echt werden de strenge gereformeerde zeden in Utrecht tijdens de vredesonderhandelingen even opgeschort. De dames van plezier deden inderdaad goede zaken, er werden feestbanketten georganiseerd, het Calvinistische theaterverbod werd tijdelijk opgeheven, en er was muziek, vuurwerk, en allerlei ander vermaak: niets maakt schijnheiliger dan geld.
Anna Maria van Schurman
Hermans heeft het verhaal over de oprichtster van de zusterorde gebaseerd op de historische Anna Maria van Schurman, die in 1636 als eerste vrouw aan de universiteit colleges mocht volgen. Vanachter een gordijn waarin een paar kijkgaatjes waren gemaakt, welteverstaan. Aletta Jacobs was de eerste vrouw die in Nederland in 1878 een universitaire graad ontving; daar was bij Van Schurman nog geen sprake van.
Prachtig vertelt de schrijfster over de geheime gangen en gewelven onder de oude stad waar het vrouwennetwerk samenkwam. Nu ik daar wat van weet zal ik er voortaan toch wat anders rondwandelen – denk ik.
De zusterorde blijkt in onze huidige tijd nog steeds te bestaan, en zich over de hele wereld bezig te houden met het helpen van vrouwen in onderdrukkende situaties. Maar gezien de afrekeningen hebben de vrouwen een gezamenlijke vijand…
Ik ga het daar verder niet over hebben; want “In vredesnaam” moet natuurlijk wel spannend blijven!
Kippen die kraaien en hanen die kakelen
Hermans feministische thriller is een krachtig pleidooi voor ‘female power’ en vrouwenrechten. Wie daar niet tegen kan, kan er beter niet aan beginnen.
Het onderdrukken van vrouwen viel in het verleden in onze contreien nog mee, vergeleken met de bizarre gang van zaken in het buitenland – krijg ik het idee (een fransman in het boek vindt het maar raar dat vrouwen gewoon mee aan tafel zitten tijdens het diner en hun mening geven). Een tijdje geleden las ik een Frans commentaar uit die tijd waarin werd gesteld dat “in Holland de kippen kraaien en de hanen kakelen”. Mooi zo!
De onderdrukking van vrouwen is helaas nog steeds een actueel onderwerp (zie ook mijn blog van 18.10.11 over “Meisjes te koop” van Iana Matei).
Daniëlle Hermans: “… Nog steeds worden vrouwen in veel landen als derderangs burgers behandeld. Ze mogen niet stemmen, ze mogen niet naar buiten, ze mogen geen opleiding volgen, ze worden verkracht en op straat gedumpt zonder dat er iemand naar omkijkt. Hier zijn we beter af, maar ook in Nederland worden dagelijks vrouwen lastiggevallen of seksueel geïntimideerd en krijgen vrouwen minder salaris dan hun mannelijke collega’s. Er is nog een lange weg te gaan…”.
Waar zit je trots
Ik denk dat dat waar is. Het zijn niet alleen de onmenselijke verhalen die gaan over wat er bij ons allemaal gebeurt op het gebied van vrouwenhandel, maar ook de gewone verhalen van de straat. Laatst vertelde een geëmotioneerde moeder mij over het werk van haar zoon, een Amsterdamse beroepsfotograaf, volgens wie de modellen waar hij mee werkt bijna allemaal seksueel beschadigd zijn en gewend tussen de lakens van hun managers op te klimmen naar hogere regionen.
In feite doen de leden van de zusterorde in “In vredesnaam” hetzelfde, onder het mom dat ze ‘de lust van de mannen tegen henzelf gebruiken’. Misschien heb je dan wel de touwtjes in handen, maar persoonlijk vind ik dat geen emancipatie: je blijft een ‘ding’ dat ‘gebruikt’ wordt. Waar zit je trots; denk ik dan. Zo leren foute mannen het nooit. Zolang vrouwen het glazen plafond alleen kunnen doorbreken via het bed van graaiende griezels, is er nog heel veel mis, lijkt mij… Daar moet je je veels te goed voor voelen en zeker niet aan meewerken.
Feel-good-educatie
Daniëlle Hermans (1963; freelance communicatiemanager) studeerde Kunstbeleid- en management aan de universiteit van Utrecht. Ze schreef meerdere thrillers waarin historische onderwerpen aan bod komen: “Het tulpenvirus” (inmiddels verschenen in 11 landen), “De watermeester” en “De man van Manhattan”. Fantastisch: dat is nog eens feel-good-educatie!
Händel componeerde maar aanleiding van "De vrede van Utrecht" het "Te Deum":
Uitgave: A.W. Bruna - 2012, 240 blz., ISBN 978 902 299 883 0, €17,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
donderdag 24 januari 2013
Het leven van Pi – Yann Martel
Afgelopen weekend in de bioscoop “Life of Pi” gezien, en het gelijknamige boek herlezen. Niet omdat ik in mijn herinnering steil achterover ben geslagen van deze roman die in 2002 de Man Booker Prize won (ik vind het nog steeds een mierzoet verhaal, geef mij maar wat steviger werk: “De ijsballon” van Alec Wilkinson bijvoorbeeld - zie mijn blog van 26.08.12), maar omdat ik las dat de Indiase Amanat, vlak voordat ze in een bus het slachtoffer werd van zes brute verkrachters, samen met haar vriend deze film had gezien. De schrijver beoogt ‘een verhaal te vertellen waardoor je in God gaat geloven’. Omdat het goed afloopt met de hoofdpersoon? En Amanat dan? Was Amanat gelovig? Deed de film haar aan God denken? Yann Martel (1963; geboren in Spanje, woont tegenwoordig in Montreal, Canada) ergens in het boek: “… De pijn was zo hevig dat ik niets voelde. Lang leve de shock. Lang leve de menselijke reactie die ons beschermt tegen te veel pijn en verdriet. De kern van het leven is een stoppenkast…”. Ik hoop met heel mijn hart dat dat bij Amanat ook het geval is geweest. Voor mij zal deze film voor altijd met haar lot verbonden zijn.
Haast niet te geloven
In ieder geval was Amanat’s laatste film, ondanks het verhaal, van een sprookjesachtige schoonheid. De 3D-beelden zijn overweldigend.
“Het leven van Pi” doet denken aan een combinatie van de klassieker Robinson Crusoë en het Bijbelverhaal over de ark van Noach. Een 16-jarige schipbreukeling, Pi, overleeft op een vlot, met als gezelschap geen ‘Vrijdag’, maar een levensgevaarlijke Bengaalse tijger: ‘Tom Parker’. Dat vlot heeft hij zelf gemaakt, en vastgemaakt aan de reddingssloep waarin de tijger verblijft: onder een dekzeil. In feite is het natuurlijk een waanzinnig gegeven. Als Pi uiteindelijk in Mexico aanspoelt en in een ziekenhuis belandt vinden zijn ondervragers dat ook. Ze geloven nog wel dat de Japanse vrachtboot, waarmee hij met zijn ouders, zijn broer, en een hele dierentuin die ze van India naar Canada verhuisden, letterlijk ‘naar de haaien’ is gegaan; maar dat Pi in een sloep terechtkwam met een zebra, een hyena, en een orang-oetan die allemaal door de tijger werden opgevreten, lijkt ze te gortig. Bovendien; waar is die tijger gebleven?
Maar: “… Liefde is ook haast niet te geloven, vraag maar aan iedereen die verliefd is. Het leven zelf is haast niet te geloven, vraag maar aan een natuurwetenschapper. God is haast niet te geloven, vraag maar aan een gelovige. Waarom doet u toch zo moeilijk over dingen die haast niet te geloven zijn?...”.
Een verhaal dat niet verbaast
Dan vertelt Pi zijn verhaal opnieuw, maar worden de dieren mensen: de zebra is een matroos, de hyena een kok, de orang-oetan zijn moeder, en de tijger hijzelf: “… Ik begrijp wel wat u wilt. U wilt een verhaal dat u niet verbaast. Dat bevestigt wat u al weet. Waardoor u niet hoger of verder of anders gaat kijken. U wilt een vlak verhaal. Een onbeweeglijk verhaal. U wilt droge, ongegiste feitelijkheid…”.
Dit verhaal wordt wel geslikt. De schrijver filosofeert nog even door: “…’U kunt niet bewijzen welk verhaal waar is en welk verhaal niet. U moet alles maar van mij aannemen.’ ‘Tja.’ ‘In beide verhalen zinkt het schip, komen mijn ouders en broer om en maak ik de verschrikkelijkste dingen mee.’ ‘Ja.’ ‘Vertelt u me dan eens, als het voor u dan toch niets uitmaakt en u geen van beide lezingen kunt bewijzen, welk verhaal heeft uw voorkeur? Welk verhaal is het mooiste, het verhaal met de dieren of het verhaal zonder dieren?’ Okamoto: ‘Interessante vraag…’. Chiba: ‘Het verhaal met de dieren.’ Okamoto: ‘Ja. Het verhaal met de dieren is het mooiste.’ Pi Patel: ‘Dank u. Zo is het met God nu ook.’ (Stilte) Chiba: ‘Wat zei hij nou?’ Okamoto: ‘Weet ik niet.’ Chiba: ‘Ach kijk – hij huilt.’ (Lange stilte) …”.
Geloven omdat dat dat het leven mooier maakt? Nou; dat vind ik in het licht van wat er met Amanat gebeurde dan wel de diepgang van een vingerhoedje hebben, eerlijk gezegd. Theologie van het kaliber van dominee Klaas Hendrikse: ‘Geloven in een God die niet bestaat’. Of zoals Yann Martel het toch wel heel indringend ergens stelt: “… Moet ik de hel verdragen zonder antwoord uit de hemel?...”.
Inlegkunde
Iemand die daar heel anders over denkt is filmcriticus Rick de Gier. Volgens hem kun je de tijger zien als een metafoor voor het geloof van Pi: “… Die tijger lijkt Pi’s geloof te verbeelden. Eerder zien we Pi door het leven fladderen als zorgeloos joch, maar nu, in zijn diepste wanhoop, komt het erop aan: gaat Pi de tijger (zijn geloof) doden, vreet de tijger hem op, of vinden ze een manier om samen te leven? Ik vind het een prachtige metafoor: een onbegrijpelijk, gevaarlijk beest waar je mee worstelt, maar dat ook troost biedt en je door diepe dalen heen loodst. De conclusie van het verhaal is volgens mij zoiets: het leven is onverklaarbaar gruwelijk; daar kun je je verslagen bij neerleggen, maar je kunt ook geloven dat er ondanks alles een verklaring bestaat, dat het leven zin heeft, dat het goede zal overwinnen…”. Heel mooi gevonden. Het verheft de film inderdaad meer dan een level hoger. Maar ik vind het wel erg veel inlegkunde. Zo kun je alles altijd wel alle kanten op praten. Maar goed, ik heb niet zoveel met de interpretatie van beelden.
Hilarisch
Aan het begin van het verhaal vertelt Pi dat hij twee studies aan de Universiteit van Toronto heeft gevolgd: theologie en zoölogie. Als jongetje had hij al veel belangstelling voor religie. Hij wilde alles tegelijk worden: christen-moslim-hindoe. Hij ‘deed godsdiensten op zoals een hond vlooien’. Zijn broer pest hem ongenadig: “…’Zo, Swami Jezus, ga je dit jaar de hadj maken?’ vroeg hij en legde zijn handpalmen voor zijn gezicht tegen elkaar in een eerbiedige namaskar. ‘Lokt Mekka?’ Hij sloeg een kruis. ‘Of ga je naar Rome om je te laten inwijden als de volgende paus Pi-us?’ Hij schetste een Griekse letter in de lucht om zijn woordspeling te verduidelijken. ‘Heb je al tijd gehad om je piemel te laten inkorten en jood te worden? Als je zo doorgaat, moet je op donderdag naar de tempel, op vrijdag naar de moskee, op zaterdag naar de synagoge en op zondag naar de kerk – dan hoef je er nog maar drie godsdiensten bij te nemen en je hebt de rest van je leven vakantie.’…”.
Zijn ongelovige ouders snappen niets van hem. Zijn vader: “… ‘Praat er maar eens met moeder over.’ Die zat te lezen. ‘Moeder?’ ‘Ja, lieverd?’ ‘Ik wil me laten dopen en ik wil een gebedskleedje.’ ‘Praat daar maar eens met vader over.’ ‘Dat heb ik gedaan. Hij zei dat ik maar eens met u moest gaan praten.’ ‘O ja?’ ze legde haar boek neer. Ze keek in de richting van de dierentuin. Ik weet zeker dat vader op dat moment een koude tochtvlaag in zijn nek voelde. (…) ‘Vader en ik vinden die godsdienstijver van je nogal een mysterie.’ ‘Het ís ook een Mysterie.’ ‘Hmmm. Zo bedoelde ik het eigenlijk niet.’…”.
De religieuze toon is hilarisch maar komt niet boven kleuterschool-niveau, dus dat van die theologische studie lijkt me stug. Echter; de zoölogie is een heel ander verhaal.
Hoe lui kun je zijn
Yann Martel schrijft ongelooflijk boeiend over het gedrag van dieren, zowel in de vrije natuur, als in gevangenschap. In de film komt dat terug in prachtige beelden van o.a. walvissen, dolfijnen, vliegende vissen, stokpaardjes en luiaards, waarover dit staaltje:
“… Ik had de luiaard uitgekozen (als onderwerp voor een vierdejaarsscriptie) omdat zijn gedrag – bedaard, stil en introspectief – mijn verscheurde zelf enigszins tot rust bracht. (…) Het is een bijzonder intrigerend dier. Zijn enige gedragskenmerk is indolentie. Hij slaapt gemiddeld twintig uur per dag. Ons team onderzocht de slaapgewoonten van vijf wilde drietenige luiaards door vroeg in de avond, als ze net in slaap gevallen waren, bij allemaal een felrood plastic schaaltje water op de kop te plaatsen. De volgende ochtend laat stonden de schaaltjes nog precies zoals we ze hadden neergezet en krioelde het water inmiddels van de insecten. De luiaard is tegen zonsondergang op zijn drukst, waarbij ‘druk’ in de meest ontspannen zin des woords moet worden opgevat. Het dier verplaatst zich in zijn karakteristieke hangende houding met een snelheid van ongeveer 400 meter per uur langs een tak. Over de grond kruipt hij, als hij gemotiveerd is, met 250 meter per uur van de ene boom naar de andere, wat 440 keer zo traag is als een gemotiveerde jachtluipaard. In ongemotiveerde toestand legt hij vier tot vijf meter per uur af. De drietenige luiaard is niet goed geïnformeerd omtrent de buitenwereld. Op een schaal van 2 tot 10, waarbij 2 een abnormale sufheid en 10 een extreme alertheid vertegenwoordigt, gaf Beebe (1926) de luiaard voor smaak, tastzin, gezichtsvermogen en gehoor een 2 en voor reukvermogen een 3. Als je in het wild een slapende luiaard aantreft, krijg je hem met twee, drie porren doorgaans wel wakker; dan kijkt hij slaperig alle kanten op behalve naar jou. Waarom hij om zich heen kijkt is trouwens niet duidelijk, want een luiaard ziet alles door een Mr. Magoo-achtig waas. Wat zijn gehoor betreft, de luiaard is niet zozeer doof als wel ongeïnteresseerd in geluid. Beebe vermeldt dat het afschieten van een geweer naast een slapende of etende luiaard geen noemenswaardige reactie teweegbrengt. En het iets betere reukvermogen van de luiaard moet ook weer niet worden overschat. Men beweert dat ze kunnen ruiken of een tak dood is, zodat ze die kunnen vermijden, maar Bullock (1968) meldt dat uit de boom gevallen luiaards ‘dikwijls’ met een vermolmde tak in hun poten op de grond worden aangetroffen. Men zou zich kunnen afvragen hoe zo’n beest overleeft. Juist dankzij zijn traagheid. Door zijn slaperigheid en luiheid kan hem in de regel weinig gebeuren, want hij trekt niet de aandacht van jaguars, ocelotten, adelaars en anaconda’s. In de vacht van de luiaard groeit een algensoort die in het droge seizoen bruin en in de regentijd groen wordt, zodat het dier versmelt met de omringende mossen en bladeren en eruitziet als een nest witte mieren of eekhoorns, of als helemaal niets, gewoon als een deel van een boom. De drietenige luiaard leidt een vredig, vegetarisch leven in volmaakte harmonie met zijn omgeving…”. Adembenemend - iets wat we allemaal wel zouden willen!
Veilig
Toen ik na afloop van de film met mijn zestienjarige dochter naar buiten liep bedacht ik hoe ongelooflijk veel geluk we hebben dat wij in een van de meest veilige gebieden ter wereld wonen. Het maakt dat we zo’n beetje kunnen leven als die luiaard: vredig, in harmonie met onze omgeving en zo nodig ook nog vegetarisch…
Uitgave: Prometheus - 2012, 320 blz., ISBN 978 904 462 229 4, €12,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier
donderdag 17 januari 2013
Borderline Times – Dirk De Wachter
Subtitel: “Het einde van de normaliteit”.
Psychiater Dirk De Wachter (KU Leuven) concludeert in zijn maatschappijkritische “Borderline Times” dat we vandaag de dag op allerlei gebied nogal ‘doorslaan’. Living on the edge. We worden er met z’n allen doodmoe van. Het fascinerende en paradoxale is dat hij, door het te hebben over ons gebrek aan normaliteit, er tevens een pleidooi voor houdt. Het lijkt een beetje in de lucht te hangen. En daar heb ik niéts op tegen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.
Sekserollen
Neem bijvoorbeeld het vervagen van de sekserollen: “… We hebben nu hetero’s en homo’s, maar ook transseksuelen, transgenders, metroseksuelen en retroseksuelen, en van al die categorieën ook nog alle tussenvormen…”.
De Wachter haalt ene Guinevere Claeys aan die zegt: “… De hele volksverhuizing halfweg de vorige eeuw – vrouwen drongen het mannenterritorium binnen waardoor mannen op hun beurt het rijk der vrouwen binnenschuifelden – heeft mannen met een monster van een identiteitscrisis opgezadeld. Wie moet de man zijn? Wie wil de vrouw dat hij is? Een eenduidig antwoord hebben we de mannen, op zijn zachts gezegd, nog niet gegeven. We hebben ze integendeel al breed doen slalommen van macho-met-humor naar nieuwe man, over metro-, retro-, en überseksueel. En helemaal terug. Intussen hebben de mannen geen enkel recht van klagen. Ze hebben namelijk nog een openstaande schuld van generaties ver…”.
Schrijver Joost Vandecasteele: “… Vrouwen willen tegengestelde dingen. Geborgenheid, ja. Maar geroffel op een breed opgezette borstkast levert nog altijd meer seks op dan jezelf in al je onzekerheid en vertwijfeling open te plooien…”.
Wat me direct doet denken aan een wel erg verrassend commentaar op “Vijftig tinten grijs”, onlangs in het ND, waar een criticus schrijft dat dit boek het vooral zo goed doet omdat vrouwen hebben ontdekt dat ze diep in hun hart toch liever getiranniseerd willen worden door een autoritaire despoot - nu alle mannen zijn veranderd in toegeeflijke watjes. Tsja; ‘de man zal over u heersen’, hé (Gen. 3:16)?!
We maken het elkaar niet makkelijk. Vrouwen moeten perfect zijn: mooi, slim, cultureel geïnteresseerd, een goede baan hebben, een fantastische moeder zijn (maar ook weer niet té), lekker kunnen koken en hun echtgenoot en minnaar geweldige seks bezorgen. Mannen moeten dat ook, maar ‘die kunnen dat wel aan’: “… Mannen moeten sterk zijn, maar ook lief en attent. Ze moeten liefst royaal geld binnenbrengen en succesvol carrière maken. Ze moeten enthousiast luiers verversen en des zomers fluitend vijf keer de Mont Ventoux beklimmen. En vooral: ze moeten praten…”. Anders zijn ze autistisch.
De Wachter: “… Vrouwen hebben er alle belang bij dat mannen het goed stellen. En omgekeerd. Laat vrouwen geen mannen willen worden en laat mannen geen vrouwen willen worden. Laten we elkaar gewoon graag zien. En blijven lachen!...”.
Wie God verlaat…
‘Wie God verlaat heeft niets te vrezen’, schreef Maarten ’t Hart een tijd geleden. Ondertussen paradeerde hij clandestien in een rokje en op hoge hakken door de stad. Sinds wij uit Gods hand zijn gevallen, weten we niet meer wie we moeten zijn, zegt Dirk De Wachter: “… Op de Wereldjongerendagen in Madrid in 2011 waarschuwde Paus Benedictus voor de gevolgen van de secularisering. ‘We zijn God aan het vergeten. Dat kan leiden tot verlies van onze diepste identiteit’, zo sprak hij (De Standaard 20-21.08.2011). Of we die bron nu betrouwbaar vinden of niet, zijn observering is in elk geval raak, zijn aanbod echter niet meer…”.
De Wachter stelt dat heel de maatschappij lijdt aan borderline-symptomen.
Het doet me aan Nietsche denken, die nadat hij concludeerde dat God dood was, ook knettergek werd. Niet dat de immer erudiete De Wachter Nietzsche er bij haalt. Wel heel veel andere auteurs: Arnon Grunberg, Michel Houellebecq, Karel Capek.
De Wachter: “… Romans verwoorden waar het in de wereld over gaat, en ze doen dat vaak accurater dan wetenschappelijke artikelen over dezelfde onderwerpen…” (toch het goeie vak gekozen!). Kijk: daarom mag ik die man nu zo graag…
Dirk de Wachter wil niet terug naar de kerk, maar een oplossing voor onze mentale problemen ziet hij toch vooral in de christelijke naastenliefde (evenals Paul Verhaeghe en Sanne Bloemink, trouwens). De Wachter haalt er uiteindelijk de moeilijke joodse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995) bij, die het kort door de bocht genomen heeft over ‘God zien in het gelaat van de ander’ – en het dus ook niet zonder Hem kan stellen.
Ik vind Dirk de Wachter, evenals Nelleke Noordervliet in “Vrij man” (zie mijn blog van 02.01.13), bijzonder eerlijke denkers. Allebei zijn ze blij dat God overboord is gezet, maar daar blijven ze niet in hangen. Allebei vragen ze zich af: wat nu? Allebei kijken ze niet weg als ze geconfronteerd worden met de eenzaamheid, de leegte, de zinloosheid en de wanhoop in een bestaan zonder God. Als er geen hiernamaals is, zul je het hier en nu moeten fiksen. Voorwaar geen sinecure. Zolang je ‘succes’ hebt zal het wel loslopen; maar wat als je partner bij je wegloopt, als je werkloos wordt, als jij of je geliefden ziek worden en dood gaan.
Borderlinetijden
De meest gestelde diagnose in de geestelijke gezondheidszorg is het ‘containerbegrip’ borderline. Volgens De Wachter zijn psychiatrische patiënten een afspiegeling van de maatschappij en betekent dit dus dat onze cultuur vol borderline-kenmerken zit. Aan de hand van negen borderline-criteria zoals verwoord in de DSM, oftewel de Diagnostic and Statistical Manuel of Mental Disorders: hét Amerikaanse handboek voor psychiatrische diagnostiek zonder welks label je geen ziektekostenvergoeding krijgt, toont hij deze maatschappelijke fenomenen aan.
Ik zal ze kort langs gaan:
• Verlatingsangst: “… Het is belangrijk dat we de broosheid van de individuele vrijheid beseffen. Die is fijn als alles goed gaat, maar er gaapt een reusachtig gat als dat niet meer het geval is. Verbindingen staan onze ontplooiing in de weg, en dus verbreken we banden bij de vleet. En toch zijn we bang dat we op een dag alleen vallen…”.
• Instabiele en intense relaties: “… Shoppen, kopen, consumeren, beu worden, wegooien, iets nieuws zien, kopen, consumeren, ook beu worden, bij de rest gooien (de afvalberg vergroten): we doen het met genotsartikelen, maar we doen het – helaas – ook meer en meer met onze medemensen…”.
• Onaangepaste agressie: “… Als, zoals in de zomer van 2011, een spontane protestactie na een schietpartij in de Londense armoedewijk Tottenham zo dramatisch ontspoort dat er een vierdaagse plundertocht door heel Groot-Brittanië op volgt, kunnen we dan nog spreken van blinde anarchie van losgeslagen tuig (zie b.v. ook de Harense Facebook-rellen), of is dit een symptoom van een veel dieper liggende malaise, tijdverdrijf zonder een hoger doel, laat staan een ideologie?...” (zie mijn blog van 06.06.11 over “De man met de schaar” van Iris Koppe: gaat over mensen die niet meer meekunnen in onze prestatiemaatschappij en vervallen in zinloos geweld).
• Identiteitsstoornissen: “… De moderne mens is niet verdeeld, hij is verbrokkeld…”.
• Affectlabiliteit: “… Wanneer er geen dieptestructuur is en enkel een oppervlaktestructuur, wanneer er geen fundering, geen basis is om op terug te vallen, wanneer alles gericht is op onmiddellijk genot… dan lijden we aan affectlabiliteit. De afwezigheid van diepte is verbonden met de economie van het genot, die een cultuur lanceert waarin het vluchtige, het nieuwe, het vergankelijke voortdurend als onmiddellijk bereikbaar doel naar voren geschoven worden…”. Wat je in de breedte leeft, leef je niet in de diepte. Kinderboekenschrijver Guus Kuijer heeft het in dit verband over de mens die ‘een zwart gat vormt dat energie slurpt’ uit zijn omgeving.
• Impulsiviteit: “… We leven op de top van onze driften. (…) In de 21ste eeuw is de leefwereld van de gemiddelde burger meer en meer op een pretpark gaan lijken…”. Wel fapprant dat als God in de Bijbel mensen verlaat, gezegd wordt dat Hij hen ‘overlevert aan hun hartstochten’…
• Voorbijgaande, stressgebonden paranoïde/dissociatiesymptomen: “… We focussen op 2 fenomenen: ons ‘virtuele leven’, en wat we – even kort door de bocht – zouden willen samengooien in de zak van ‘massahysterie’…”. En hoe te denken over b.v. moderne complottheorieën als: Jezus had een zoon, Elvis is niet dood, en de maffia betaalde Bin Laden…
• Automutilatie en suïcidaliteit: “… Net zoals het laten aanbrengen van lichaamsversierselen (tatoeages, piercings, cosmetische chirurgie) de mainstream-vorm van automutilatie aan het worden is, kunnen we euthanasie beschouwen als de mainstream wordende variant van suïcidaliteit…”.
• Zinloosheid en leegte: “… Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naartoe? Wie een antwoord heeft op die vragen, of wie er niet blijvend door gekweld of ‘ontregeld’ wordt, mag zich anno 2012 gelukkig prijzen. (…) De commercie schreeuwt onze zingeving plat…”.
Wir setzen uns mit Tränen nieder
Sommigen vinden Dirk De Wachter veels te pessimistisch en zwart-wit in zijn denken. Ik niet. Zonder het (misschien wat overdreven) scherp stellen van symptomen kun je geen remedie zoeken. Ik vind hem een moderne profeet - en met profeet bedoel ik dan niet iets als ‘toekomstvoorspeller’, maar ‘duider van de tijd’ - thuishorend in het rijtje van steeds meer aanzwellende stemmen als b.v. Paul Verhaeghe (zie mijn blog van 10.10.12) en Sanne Bloemink (zie mijn blog van 17.10.12).
Ik ben ook helemaal niet pessimistisch over de toekomst. Wij leven in een buitengewoon spannende kanteltijd. Zeker nu de economische crisis een spaak in onze welvaartsmaatschappij steekt, zodat deze vanzelf hortend en stotend tot stilstand wordt gedwongen. Wat gaat er gebeuren?
Ik deel de mening van de door De Wachter aangehaalde schrijver Alessandro Barico: “… Onze cultuur wordt niet domweg bedreigd door Het Grote Niets. Ze vervelt tot iets nieuws…”.
Dirk De Wachter eindigt zijn boek met woorden uit Bachcantate BWV21: “… Ich hatte viel Bekümmernis in meinen Herzen aber deine Tröstungen erquicken meine Seele…”. Voor zijn verhaal voel ik hetzelfde.
Uitgave: Lannoo Campus - 2012, 136 blz., ISBN 978 902 099 676 0, €19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
maandag 14 januari 2013
Een Marokkaan in Noord – Barbara Schouten
Subtitel: ‘Moslimjongeren over geloof, hoop en seks’.
Ongeveer het eerste bericht dat ik in het nieuwe jaar op Nu.nl tegenkwam ging over Wilders die van plan is in 2013 zijn peilen stevig op de Islam te richten. “Daar gaan we weer”, dacht ik. Ik was dan ook aangenaam verrast door een artikeltje in de ochtendkrant over sociaal psycholoog Barbara Schouten (1970) die, voor zover ik weet voorlopig als enige, een boekje heeft geschreven waarin zij een aantal moslimjongeren die in onze samenleving als probleem worden ervaren – en dat is nog zachtjes uitgedrukt -, zélf aan het woord laat. Er zijn genoeg literaire moslimstemmen die zich in Nederland laten horen, maar zij zijn allemaal van gesettelde en aangepaste HBO-plussers. In “Een Marokkaan in Noord” komen in nog geen honderd bladzijden de jongens en meiden van de straat langs. Dat verdient het voetlicht.
Alsof je geen mens bent
Schouten slaat een brug naar een wereld die voor mijn gevoel steeds verder afdrijft. Dat viel in eerste instantie niet mee. Het vergde een aantal weken van eindeloze potjes pool (gelukkig had ze het spel dankzij een fanatiek vriendje van vroeger nog steeds in haar vingers), computerspelletjes en het zetten van kopjes thee, voordat ze het vertrouwen van een groep Marokkanen in een jongerencentrum in Amsterdam-Noord waardig was. De doorzetter wint. Het leverde een aantal diepte-interviews op waaruit negen verhalen zijn ontstaan die een goed beeld geven van wat gemiddeld doorgaat voor ‘Marokkaans tuig’.
Hamid: “… Ik wilde haar (een verkoopster) een beetje bang maken. Zei ze: die kutmarokkanen altijd weer. Maar ik ga er niet op in, ik word niet boos als ze zeggen: ja, die kutmarokkanen. Af en toe loop ik rond en zeg ik: ja, die kutmarokkanen, wat moeten we er toch mee? Maar van binnen voel je je wel verdrietig, alsof je geen mens bent…”.
De roes van geweld en seks
Het zijn vaak schreinende verhalen over jongens met weinig vooruitzichten, die het thuis zwaar hebben en in de buitenwereld constant het mikpunt zijn van grote en kleine vernederingen (niet met de bus mee mogen, niet welkom zijn in discotheken). Ook al lokken ze dat misschien zelf uit; het gaat ze niet in de koude kleren zitten. Soms krijg je de indruk dat ze in een niet te stoppen spiraal naar beneden roetsjen.
De statistieken over criminaliteit onder jonge Marokkanen zijn bekend. Er gaat veel fout. Barbara Schouten windt daar geen doekjes om: “… De roes van het geweld, die even vergetelheid biedt aan het monotone, grauwe migrantenbestaan en waarin je je voor een moment een held kunt wanen, zet deze jongeren misschien wel het meeste aan tot crimineel gedrag. Iemand zijn. Een onschuldiger roes waarin veel jongens hun heil zoeken, is de roes van seks. Sommige jongens willen, naar de normen van de islam, maagd blijven tot ze gaan trouwen, maar zij zijn in de minderheid. De meeste jongens die ik sprak, hebben al op jonge leeftijd hun eerste seksuele ervaring opgedaan, meestal zonder dat er sprake is van verliefdheid of zelfs genegenheid…”. Liefde uit een ‘koud hart’; noemt ene Rachid dat. Hij vindt dat wel zo veilig.
Niets te verliezen
Over de vraag waarom sommige Marokkaanse jongens zich vervelend gedragen, hoeft Sahara, een Marokkaanse jongerenwerkster, niet lang na te denken: “… Dat komt door hun ouders. Veel ouders van kinderen uit deze buurt hebben geen flauw idee wat hun kinderen uitspoken, waar ze uithangen en met wie. Die ouders hebben hun kinderen gigantisch verwaarloosd, die hebben nooit nagedacht over kinderen krijgen, over wat dat met zich meebrengt, wat dat van je vraagt. Er zijn veel Marokkaanse ouders die simpelweg geen interesse hebben in hun kinderen, die hebben er zoveel…”.
En ene Murat: “… Die Marokkaanse jongens hebben niets te verliezen, begrijp je? Die krijgen zoveel gezeik thuis als ze geen werk hebben dat ze gaan stelen om te laten zien dat ze goed bezig zijn. Niet laten zien dat je niks doet of niks bent. Ze hebben het moeilijk thuis, ze worden hard aangepakt. Marokkaanse vaders slaan hun kinderen ook. Mijn vader slaat niet, hij schreeuwt alleen…”.
Een beetje sneaky
Voor veel moslimjongeren is het onbestaanbaar iemand mee naar huis te nemen:
“… Dat is ook de reden dat veel Marokkaanse jongens op straat rondhangen. Als de meisjes thuiskomen en er vriendinnen over de vloer komen, mogen er geen mannen zijn. En mannen mogen al helemaal niet mee naar huis worden genomen, want dan moeten de dochters het huis uit. En dochters op straat sturen, dat doe je niet. Dus dan maar niemand binnen…”.
Zelfs de in mijn ogen zeer geëmancipeerde Othman (voor zijn opleiding sociaal cultureel werk loopt hij als enige man stage op een kinderdagverblijf), die zijn moeder, een weduwvrouw, op handen draagt, vertelt: “… Mijn moeder vermoedt wel dat ik een vriendin heb. s’ Avonds als we elkaar bellen vraagt ze altijd; met wie bel je zo lang? Dan zeg ik altijd: met iemand. Dat is bij veel Marokkaanse jongeren zo: je gaat niet zo gemakkelijk naar je ouders toe. Nederlandse kinderen wel, die nemen hun vriendin zelfs mee naar huis, maar bij ons gaat dat niet, zoiets doe je niet. Het is een beetje een schande hè, het is niet zoals bij Nederlandse families, dat je vriendinnetje je komt ophalen. Het is een beetje sneaky. Alles wat met meisjes te maken heeft: niks is thuis. Een keer stond ik op straat met Aïcha te kussen, had mijn moeder me gezien. Alleen, ze zegt niks. Ik durfde van schaamte niet in de woonkamer te lopen, ik ben zeker twee dagen in mijn kamer gebleven…”.
Omar over de verhoudingen tussen de seksen: “… Ik ben geen klootzak van een broer. Mijn zusje heeft een Nederlandse vriend, dat is voor mij geen probleem, en ik heb haar vroeger vaak betrapt met sigaretten, dan kwam ze huilend naar me toe en zei ze: alsjeblieft, niet slaan, niet slaan. Dan zei ik altijd: ik ga je niet slaan, zo ben ik niet, je moet zelf weten wat je doet…”.
Maagdmeisjes
Terwijl het gedoogd wordt dat jongens zich seksueel uitleven wordt van islamitische meisjes veelal bijna obsessief verwacht dat ze als maagd het huwelijk ingaan (soms moet er als bewijs een laken met ontmaagdingsbloed worden getoond, maar ach, als je een beetje bij-de-hand bent kun je natuurlijk altijd wel aan een beetje bloed komen).
De gelovige Bilal: “… Als je een meisje ontmaagd voordat ze gaat trouwen, is het volgens de koran zo dat je zeven mensen hebt doodgemaakt…”. Hij legt uit dat je een vrouw als een diamant moet zien die iedereen wil stelen.
Samira’s verhaal laat aan duidelijkheid niets te wensen over: “… Dat ze een nieuwe vriend heeft, ligt gevoelig thuis, maar zolang Samira het niet over hem heeft, wordt zijn bestaan getolereerd. Als ze thuis zouden weten dat Samira met hem naar bed is geweest, zou het snel gedaan zijn met de tolerantie. ‘Mijn moeder zou me killen en het aan mijn broer vertellen. En als mijn broer zou weten dat ik seks heb gehad met Lorenzo, zou hij mijn tanden breken. Letterlijk. Hij zou me de tering slaan als hij zou weten dat ik geen maagd meer ben. Hij is 23 en probeert streng tegen me te zijn, omdat hij veel meisjes kent die al zijn ontmaagd voor het huwelijk. Hij is bang dat mij dat ook gaat overkomen, hij zegt: ik vertrouw jou wel, maar ik vertrouw de mens niet,’…”. En dat zegt dan een meisje dat vanaf haar zesde jaar verkracht werd door een oom: “… Vier jaar geleden hadden we hier in het jongerencentrum een gesprek over seksualiteit en ontmaagding. De meiden zeiden toen dat als iemand wordt verkracht het een hoer is…”. Over wel of niet aangifte doen: “… ik kan me er nog steeds boos om maken, maar voor zijn vrouw is het ook zielig. Voor mij is het misschien ook maar beter zo, ik bedoel, stel dat de mensen me gaan uitkotsen? Ik kan misschien wel vinden dat hij moet worden aangegeven, maar de gemeenschap denkt daar heel anders over, die denkt dat als je bent verkracht je minder waard bent en het aan jezelf ligt…”.
Yasmina: "... Thuis moet ik me als een moslima gedragen en buiten weer zo. Ik moet me steeds aanpassen, gek word ik er van...".
Durven dromen
Het is gelukkig niet alleen maar ellende. Er zijn jongens die durven dromen. Sommigen hebben het over profvoetballer worden, of kickbokser. Sommigen willen school afmaken, geld verdienen en dan terug naar Marokko. Een jongen bombardeert Bram Moszkowicz tot identificatiefiguur (waar je ook zo je vraagtekens bij kunt zetten – maar daar hebben we het een andere keer wel weer over). Sommige jongens zoeken een meisje buiten hun bevolkingsgroep als het hen te moeilijk wordt gemaakt: “… Omar heeft nog nooit serieus verkering gehad met een Marokkaans meisje. ‘Ik heb het wel eens geprobeerd toen ik zestien was, maar als ik dan ergens met haar afsprak of we liepen ergens, dan was het: nee, daar woont mijn oom, nee, daar woont mijn neef. Ze was bang gezien te worden met mij…”.
Veel Marokkanen staan verrassend open voor de Nederlandse samenleving. Schouten: “… Erbij horen, dat is wat veel Marokkaanse jongens willen, veel meer dan bijvoorbeeld Turken, die zich meestal terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Zou dat niet de reden kunnen zijn dat er tussen Marokkanen en Nederlanders meer wrijving is dan tussen Turken en Nederlanders? Wrijving, die het gevolg is van het onbeantwoorde Marokkaanse geklop op de deur van de Nederlandse samenleving. Geklop dat, als die deur maar lang genoeg gesloten blijft, vanzelf overgaat in oorverdovend gebonk?...”.
Dat jongeren die voortdurend te maken hebben met afwijzing uiteindelijk obstinaat gaan reageren is niet zo vreemd, lijkt mij (waarmee ik niets goed wil praten, hoor!).
Barbara Schouten houdt de samenleving een heldere spiegel voor.
Uitgave: VOC Uitgevers - 2012, 96 blz., ISBN 978 907 981 211 0, €9,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
zaterdag 5 januari 2013
Duizendmaal dank - Ann Voskamp
Als voorproefje mailde de uitgever/vertaler mij de eerste bladzijden van dit bijzondere boek. Het begint zo: “… Een gloeiende zon-bol vult de lucht op een dag in augustus. Het begin van dit verhaal, mijn geboortedag, de dag dat ik begin te leven. Ik vul de scheurende vuurcirkel van mijn moeder met mijn lichaam. De lucht van de aarde schroeit mijn maagdelijke longen binnen en ik kom ter wereld zoals iedereen die geboren wordt ter wereld komt: met gebalde vuisten. Vanuit de omtrek van haar volheid maak ik haar leeg – en ze bloedt. Verfrommeld, onder de huidsmeer en krijsend word ik tegen het licht gehouden. Dan krijg ik een naam. Kon het korter? Drie letters. Zelfs de versiering van een extra e kon er niet vanaf. Ann, een trio van welvingen en strepen. Het betekent: vol van genade. Dat ben ik niet geweest. Wat wil dat zeggen, vol van genade leven? Het volle leven leven? Ze wassen mijn kleverige huid en ik haal adem. En ik sla om me heen. Ik sla om me heen …”.
Eucharisteo
Als vanzelf ging ik er vanuit dat ik met een literaire roman te maken had. Dat was niet het geval. “Duizendmaal dank” bleek een onvervalste spirituele autobiografie te zijn. Ik had het natuurlijk kunnen weten met een ondertitel als: “Zoek het ware leven waar het te vinden is: vlak voor je neus”, maar ach, tegenwoordig zetten schrijvers de raarste subtitels onder de echte – geen hond die daar nog op let.
Stel je voor: Canada, Ontario, ergens in the middle of nowhere tussen de eindeloze maïsvelden, een vrouw op een boerderij met boer-echtgenoot en zeshonderd zeugen annex achthonderd biggen. Plus zes kinderen, 24/7: ze geeft haar kinderen thuisonderwijs - zo ver zitten ze dan dus waarschijnlijk van scholen verwijderd. Kortom: ‘één grote partij gekte’.
Ze schrijft een mystiek werk dat herinneringen oproept aan de “Belijdenissen” van Augustinus, “De navolging van Christus” van Thomas a Kempis, “Louteringsberg” van Thomas Merton, en “Eindelijk thuis” van Henri Nouwen. Beslist geen flauwekul-niveau.
Ze wil meer God in haar leven. Ze bedrijft een soort christelijke mindfulness, niet met “aandacht” als middelpunt, maar “dankbaarheid”. Eucharisteo.
‘Leren’ zien
En werkt dat? Nou en of. Haar leven verandert in een adembenemend crescendo van spirituele schoonheid en vreugde: iets wat we allemaal wel willen… . Wat let je: je kunt het nadoen. Maak lijstjes van alle dingen die je mooi vindt en wees daar ‘dankbaar’ voor. ‘Tel je zegeningen’: letterlijk. Kijk wat er gaat gebeuren, want je moet ‘leren’ zien. ‘Alles hier beneden is heilig, voor hen die weten hoe ze kijken moeten.’ - Pierre Teilhard de Chardin.
Ann’s hypersensitiviteit brengt haar naar de toppen van ontvankelijk schouwen. Het wordt zo erg, dat ik me op een gegeven moment toch onrustig af ga vragen waar ‘de schaduw’ blijft - waarschijnlijk teveel Jung gelezen. En ja hoor, daar komt het dan, op blz. 148:
“… Ik ben zeventien en mijn hand laat de lege jampot vallen, glas op beton, en de scherven regenen over de vloer van de garage. Ook mijn strakke binnenste spat uiteen. De pijn spuit eruit. Ik voel naar de scherpste rand, lang en glad, leg die tegen de naakte huid van de binnenarm en snij open, zie het lopen, zoute rode tranen. Ik wil niet dood. Ik wil alleen maar bloeden. In de lange jaren na mijn bekering en doop op mijn zestiende, breek ik en snij ik de zelfhaat weg, de zorgen, direct bij mijn polsen, omhoog langs mijn arm. Snijden in mijn vlees brandt, brandt de pijn weg, en het bloed druppelt, de angst vloeit weg, weg de verre verte in. Ik probeer te bidden. Ik ben twintig en sta te wachten op de lift in Varey Hall op een bitter koude dag in februari als die eerste paniekaanval me naar de keel grijpt en ik stukjes huid van mijn nek fijnknijp tussen mijn vingers, lucht, lucht! Wild vlieg ik naar een deur, snij dwars door zwermen andere studenten, rugzakken, boeken, uitgang!...”.
Iemand die recht van spreken heeft.
Natuurmystiek
Het boek bevat veel natuurmystiek, wat niet verwonderlijk is gezien Ann’s leefomgeving: “… Zachtjes komt de herfst, biedt het landschap liefde. De esdoornen langs de oprijlaan blozen en ontkleden zich in stilte..”. En even verder: “… Aan de rand van de wereld, uitzicht op verguld graan, luister ik naar de verlegen regen op het dak, naar de ruisende bladeren van het graan, bladeren van de doden die nog overeind staan…”. Ook al ben ik een stadbewoner, ik vind dit schitterend, het doet me denken aan die andere grote natuuraanbidster: Emily Dickinson (zie mijn blog van 01.08.11). Voor mij schrijft Ann het ontroerendst als ze het bladzijdenlang heeft over hoe ze als een ‘maanzieke’ vrouw over een donker veld vol tarwestoppels rent: “… Vreemd – ik had helemaal niet door dat mijn ziel naar schoonheid hongerde totdat ik mijn race naar de maan begon…”, in een waanzinnige poging om de volle maan te vangen met haar fototoestel: “… Scherpstellen en klik, scherpstellen en klik. Een jager op zoek naar prooi. En geen van de opnamen zijn dichtbij genoeg, breed genoeg, stralend genoeg voor de jager. Wat voel ik toch binnen in mij, meedogenloos door mijn aderen jagen, brandend, vurig…”, en totaal overrompeld wordt door wat ik niet anders kan duiden dan een archetypische ‘godsontmoeting’. Ze beschrijft hoe ze ‘rondtolt’ in een universum dat mij nog het meest doet denken aan de draaiende schijven van lichten op de schilderijen van Van Gogh. Eigenlijk is het niet te geloven dat ze woorden heeft gevonden voor waar geen woorden voor zijn. Ze valt, evenals die ‘aangeraakte’ vader van Jan Siebelink in ‘Knielen’: “.. De maan klimt hoger, een stralende schijf, en achter me, ergens in de dikker wordende duisternis, hoor ik kinderen roepen, over de velden rennen. ‘Mama? Mama!’ En ze vinden me en moeten zo lachen dat ik achter de maan aangegaan ben en ik lach dat dat het nog waar is ook…”.
Gekke mama…
Opgeblazen ego
Nieuw voor mij: “… Ze zeggen dat je eerste herinneringen opgewekt worden door de elektrische schok van een trauma…”.
Heel mooi: “… In mijn lege bestelauto hoor ik verwonde stemmen – de stemmen van mensen van wie ik houd en hun stemmen huilen pijn en ‘ik eer hen door naar hen te luisteren’…”.
De les die ik uit dit boek en uit alle wijsheidsliteratuur en geloofstradities overhoud begint altijd weer met ‘ontdoe je van je hebzuchtige, opgeblazen ego…’. Van Paul Verhaegens verhaal over eros en thanatos in “Identiteit” (zie mijn blog van 10.10.12) tot Sanne Bloeminks gemis aan ‘verbondenheid’ in “Happy me” (zie mijn blog van 17.10.12), van Tatjana van Zantens “Supergelukkig” (zie mijn blog van 14.11.12) over de competitieve ratrace waaruit het leven voor velen bestaat tot Karen Armstongs “Compassie” (zie mijn blog van 06.11.12) waarin ze uitlegt hoe iedere godsdienst ons uitdaagt om ons ‘primitieve reptielenbrein’, dat nog steeds zelfzuchtig gefocust is op vechten, vluchten, voedsel en voortplanten te verzaken, en ons te richten op het vermogen tot compassie, dat zich in de loop der tijd in onze neo-cortex heeft ontwikkeld. Ergens schijnen wij allemaal wel te weten dat wij een keus hebben. Zelfs over een jonge indiaan las ik het volgende verhaal: “… ‘Er zitten twee wolven in mij. De ene wil doden en vernietigen, de ander wil vrede stichten en schoonheid scheppen. Welke van de twee zal er winnen, grootvader?’ De oude antwoordt: ‘Degene die jij voedt’…”.
Ann Voskamp zegt dat het gaat om leeg worden zodat je weer kunt ontvangen. Dat het gaat om worden als een kind, omdat je anders het koninkrijk van God niet binnen kunt gaan. Dat het gaat om loslaten en overgave. Dat het gaat om echte nederigheid.
Ik kreeg een kerstkaart met daarop een tekst van de vermoorde theoloog en verzetsheld Dietrich Bonhoeffer, die het zo stelde: “… Wie zal het Kerstfeest op de juiste manier vieren? Degene die alle geweld, alle eer en aanzien, alle ijdelheid, alle hoogmoed, alle eigenwilligheid eindelijk aflegt bij de kribbe…”.
Onze tijd spiegelt dat, misschien vanuit de naïeve hype rond het populariseren van oosterse filosofie, heel makkelijk voor, maar dat is het niet. Het gaat om niets minder dan een wedergeboorte. Ann Voskamp: “… Ik weet het nu op nog weer een dieper niveau: deze eucharisteo is geen roze wolk maar het scherp van de snede. Slechts mijn eigen ik kan de vreugde doden..”. Ze haalt een andere christen aan, die stelt: “… ‘Iedereen die ooit tot God heeft gezegd: Uw wil geschiede, en dat met heel zijn hart meende, heeft altijd vreugde gevonden – niet pas in de hemel, of in de verre toekomst in dit leven, maar in dit leven op datzelfde moment. Elke christen die ooit geleefd heeft heeft precies datzelfde in zijn eigen leven ervaren. Het is een experiment dat miljarden keren gedaan is, telkens en telkens weer, en de uitkomst was steeds gelijk…”.
Zieners
Ondertussen heeft Ann Voskamp een blog die 40-50 duizend bezoekers per week ontvangt, en ook fanatieke christelijke critici, zoals dat hoort bij iedereen die zijn kop boven het maaiveld steekt.
Dit boek gaat over een gebrokene van hart. Dit boek gaat over heling.
Ik denk niet dat “Duizendmaal dank” iedereen aan zal spreken. Niet iedereen is hetzelfde. Maar voor de selecte groep ‘zieners’ met een naar-binnen-gericht en contemplatief talent zal het absoluut overweldigend zijn.
Uitgave: Van Wijnen - 2012, 256 blz., ISBN 978 905 194 434 1, €16,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
woensdag 2 januari 2013
Vrij man - Nelleke Noordervliet
Laten we het nieuwe jaar maar eens met wat ‘vuurwerk’ binnen vallen! “Vrij man. Het leven van Menno Molenaar”. Nelleke Noordervliet. Ik vond het fantastisch: letterlijk en figuurlijk. Ik was begonnen met “Het boek Henry”, de vertaling van de historische roman “Bring Up the Bodies” van Hilary Mantel, die daarmee voor de tweede keer de prestigieuze Man Booker Prize won, maar na een bladzij of vijf boeide het me nog steeds niet. Toen pakte ik het eveneens historische “Vrij Man”, wat me zo bij de kladden greep dat ik een paar dagen van de wereld was. Gaf niks: het was toch kerstvakantie. Zo persoonlijk kan lezen zijn dus…
Postmodern drama
Het fascinerende is dat Nelleke Noordervliet (Rotterdam, 1945, Neerlandicus) zichzelf nadrukkelijk in het verhaal schrijft en een ontmoeting met haar 17de eeuwse hoofdpersoon arrangeert in Woodstock anno nu. Alsof hij op zijn Suske’s en Wiske’s verdwaasd uit een teletijdmachine komt rollen, of een late echo is van dat andere schitterende geschiedenisrelaas: “Kruistocht in spijkerbroek” van La Beckman. Ze ondervraagt hem, ze beschuldigt hem dat hij liegt en de helft niet vertelt, en op een gegeven moment gaat ze zelfs met hem naar bed.
‘Hoge’ en ‘lage’ cultuur; Nelleke Noordervliet vlecht het allemaal schitterend ineen, in een ongekend postmodern drama, wat haar – tot mijn verbazing - nogal wat kritiek heeft opgeleverd. Waarom ze niet een ‘gewoon’ geschiedenisboek schrijft… Maar dat is het hem nu juist: dit is geen geschiedenisboek, dit is een roman. En van mij mag in een roman alles, ook en misschien wel juist de dingen die niet kunnen. Dat is de vrijheid van het verhaal, de vrijheid die de kunst voor heeft op het echte leven. Zonder verbeeldingskracht zou er helemaal geen literatuur zijn. ‘Vrij man’ worden, valt dan misschien niet mee : “… De fuik in zwemmen, het weten en niets anders kunnen doen dan dat. De kop met de kieuwen achter het net steken. Wanneer ben je vrij? Nooit. Vrijheid bestaat uitsluitend als verlangen…”, maar ‘vrij vrouw’ zijn, gaat Noordervliet prima af. Ze heeft lak aan de regelen der kunst. Mooi zo!
Trouwens, het is maar de vraag of die ontmoeting niet kan, want het is duidelijk een treffen ‘in de geest’ en ‘vond strikt genomen niet plaats’, aldus de eerste zin van dit boek.
Dat is niet het enige dat “Vrij man” volgens sommigen nodeloos ingewikkeld maakt; het wordt ook nog eens vanuit verschillende perspectieven verteld. Nu staat er boven elke episode keurig de naam vermeldt van degene die aan zet is, dus hoe moeilijk kan dat nu helemaal zijn?! Mopperaars hierover verwijs ik ter oefening naar “De stad der blinden” van Jose Saramago en het wereldberoemde “Rayuela; een hinkelspel” van Julio Cortázar (van de laatste snap ik nog steeds geen laars). Overigens; ik denk dat dit soort commentaar meer zegt over luie lezers dan over getalenteerde schrijvers.
Ik heb gezegd.
Opkomst van de rede
Het boek beschrijft het levensverhaal van Menno Molenaar, armoedzaaier/theoloog i.o./drinkebroer/schuinmarcheerder/arts/jurist/dubbelspion/moordenaar/avonturier maar vooral ‘filosoof’ in de Gouden Eeuw. Het is de tijd waarin het bijgeloof zich langzaam terug gaat trekken in de duisternis waar het vandaan komt: “… Lies Tomboy, de vroedvrouw, kwam bij me met een zwartbehaard hondje, nog nat van de geboorte. Opgewonden vertelde ze dat ze bij een zwangere vrouw was geroepen die zes maanden in haar dracht weeën kreeg en na veel gekerm dit wezen produceerde, waarvan ze niet wist of het een mens of een dier was…”. Het is de tijd van de opkomst van de rede.
Vrijdenkers
Gedwongen theologie te studeren (een oom betaalt!) aan het strenge Statencollege in Leiden onder leiding van Jacob Revius – wat trouwens niet lang duurt, hij wordt betrapt met een hoertje, dat kan natuurlijk niet voor een toekomstige dominee -, beweegt hij zich als opstandige puber al snel in de kringen van vrijdenkers rond de Rijnsburgse lenzenslijper Baruch Spinoza. Adriaan en Johannes Koerbagh, Lodewijk Meijer, Descartes, jawel, hij kent ze allemaal. Hij wordt hulpje van een anatomieprofessor, en zuigt in de openbare snijzaal, het z.g. Theatrum Anatomicum, geobsedeerd praktische kennis op over de werking van het menselijk lichaam. Geneeskunde zal heel zijn leven zijn grote passie blijven. Hij heeft een morbide belangstelling voor de dood. Denkt daarmee het geheim van het leven te kunnen ontrafelen. Hij komt in de macht van een mecenas die een studie rechten voor hem financieert in ruil voor strengverboden homoseks en politieke infiltratie. Het brengt hem in de nabijheid van mannen als raadspensionaris Johan de Witt en de zeehelden Maarten Tromp en Michiel de Ruyter.
Contrasten in de Gouden Eeuw
Menno verkeert in de hoogste kringen maar voelt zich thuis aan de zelfkant:
“… Contrasten, daar hield hij van. Ze stelden hem voor raadsels. Hij stelde zichzelf voor raadsels. Zijn leven was een experiment. In hem keek – afwachtend achteroverleunend – de man toe die hij moest worden…”. Rauw tekent Noordervliet de overweldigende stank van de armoedige achterbuurten, de dodelijke ziektes, de immorele bordelen, de ranzige herbergen die hij bezoekt. Gewapend met medisch inzicht staat Menno zijn hospita bij in het op poten houden van een illegale abortuspraktijk.
Een aantal jaren geleden ben ik naar Madame Tussauds geweest in Amsterdam, waar de Gouden Eeuw ook in de schijnwerpers stond (geen idee of dat nog zo is). Enfin; we kwamen op een lieflijk binnenplaatsje terecht waar zwangeren en hartpatiënten werden geweerd (stront aan de knikker, dacht ik gelijk). Even later doken er een stel doodenge acteurs op, verkleed als waanzinnige misdadigers, die ons dwars door een donkere gevangenis met kooien vol krijsende gekken begonnen te loodsen. Ik heb een grote bek, maar een klein hartje. “Ik vind dit maar niks”, fluisterde ik tegen de studente die ons rondgidste. “Ga aan de buitenkant staan, die lui proberen altijd in het midden van de groep te komen”, siste ze terug. Aan haar dank ik zo niet mijn leven, dan toch mijn soepele passage door dat hellegat. De herinnering werd bij het lezen weer helemaal levend. Moraal van het verhaal: ook dit is de Gouden Eeuw. Het doet een beetje denken aan die andere duizelingwekkende hoerenroman: “Lelieblank, scharlakenrood” van Michel Faber.
Hij zoekt en vindt niet
Bijna 500 bladzijden lang rijgt Nelleke Noordervliet teksten aan elkaar die af en toe de tranen in mijn ogen deden springen, zo mooi - en dat zonder ook maar ergens in te zakken: “… De anderen zouden er niet moeten zijn. Ze kijken je in een vorm die je niet wilt hebben…”. Een katholieke vrouw in een gebed voor Menno: “… ‘Lieve Moeder Maria, wees mijn voorspraak bij Uw zoon naast wie U in de hemel zit. Ik breng U hier een kind Gods, dat zijn God niet kent. Waarom kent hij zijn God niet? De hele schepping is immers getuige van zijn bestaan? Houdt hij zijn ogen stijf gesloten omdat hij bang is voor zijn macht en majesteit? Heeft hij wegen ingeslagen die hem naar duistere oorden leidden, waar het licht van de waarheid niet kan doordringen? Is hij het lam dat verdwaald is? Neem hem bij de hand en leid hem terug naar de kudde. Hij heet Menno Molenaar en hij staat naast me. U ziet hem wel staan. Hij schaamt zich. Hij vindt het gesprek met U een verderfelijke vorm van bijgeloof, want hij vertrouwt op het instrument van de rede, en zijn verstand zegt hem dat ik als een dwaas zit te praten tegen verf op hout, nog wel op mijn knieën, en dat een prentje geen oren heeft. En zelfs al aanvaardt hij de afbeelding van U als een symbool, dan nog ziet hij geen enkel bewijs in deze materiële wereld voor Uw lichaamsloze aanwezigheid. Hij worstelt innerlijk. Hij zoekt en vindt niet. Geef dat ik hem door Uw kracht de liefde Gods mag laten ervaren. Amen…”.
Een verpletterde ziel
Als Menno geen kant meer op kan, doodt hij zijn manipulerende mecenas, en verdwijnt naar de ‘Nieuwe Wereld’ om een tweede leven op te bouwen. Hij sluit zich aan bij andere emigranten, trouwt, en vergaart rijkdom. Maar ook in die verre, ruige wereld, wachten de boeien van godsdienst en familie: “… Wee het schaap dat van de kudde dwaalt, wee degene die een andere god aanbidt, die een ander kerkgenootschap bezoekt, die een vreemde autoriteit erkent. En hij voer voort over de suprematie van de Nederduits Gereformeerde Kerk, die onder druk kwam te staan van de Engelse gezagsdragers die hun eigen opvatting van het Woord van God als wet wensten te stellen, ‘en dat terwijl wij allen weten dat zij dwalen in schemering’. Het woord ‘duisternis’ wilde hij in zijn grote verdraagzaamheid niet gebruiken, omdat hij de mogelijkheid van bekering openhield; de ene sekte was immers de andere niet. En nader dan de verachtelijke roomsen stonden toch de puriteinen. Onderscheid mocht worden gemaakt in de omgang met andersdenkenden, maar vermenging was streng verboden. De leer moest zuiver worden doorgegeven van vader op zoon. Wie laks en toegeeflijk was riep niet alleen de toorn van God (‘ophangen in de zon!’) over zich af, maar vooral de toorn van de dominee en de afkeuring van de hele gemeenschap. Het volk boog het hoofd en dacht aan de maaltijd, aan de oogst, aan de handel, aan de dood, aan liefde en haat, aan een zijden japon, een ziek paard, aan het bleke lichaam van de dominee onder de zwarte toga, aan kots en angst, aan zwangerschap, rum, huis, sneeuw, aan water om in te verdrinken, aan de aard van de zonde, aan verrukking, aan geld, aan de goedheid van God, aan Spinoza. Die laatste was Menno Molenaar…”.
Dit zegt een vriend over hem: “… Hij zoekt iets dat nergens te vinden is, niet in de Bijbel, niet bij de wilden, niet in drank of seks, maar leer mij mensen kennen. De zoektocht naar het geheim, het binnenste van de aarde zal ik maar zeggen bij gebrek aan een betere term, verplettert je ziel. Zo. Foei! Donders! Ik krijg het er helemaal benauwd van…”.
En dat heeft die vriend goed bekeken, want al dat gezoek naar het ‘authentieke zelf’ blijft vruchteloos, omdat iets als een ‘authentiek zelf’ volgens psycholoog Paul Verhaeghe (zie mijn blog van 10.10.’12) helemaal niet bestaat. Onze identiteit ontlenen wij aan onze omgeving – daar is dit boek maar weer eens het bewijs van: “… Het maakt niet uit in welke tijd je woont. Wie zich losdenkt, hangt…”.
Vergezichten van een Godloze samenleving
Aan het eind van zijn leven is Menno misschien ‘klaar’ met God, maar veel levert hem dat niet op: “… Welke leidraad voor goed en kwaad neem ik? Veel anders dan die van de dominee zal het niet zijn, afgezien van diens kleinzielige gelijkhebberij, de angstige dwang van de ene ware kerk. De tien geboden van Mozes staan nog altijd gebeiteld. Maar ik heb de helft ervan overtreden en de grootste misdaad begaan. Hoe moet ik leven? Zeg me hoe ik moet leven…”. Leegte, zinloosheid, wanhoop.
“… Een schorpioen was hij met de staart gericht op het eigen hart…”.
Zo fraai zijn de vergezichten van een Godloze samenleving nu ook weer niet…
Uitgave: Augustus - 2012, “Vrij man” is voor €19,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).
Uitgave: Augustus - 2012
Abonneren op:
Posts
(
Atom
)