Ondertitel: Missionair leven in een stedelijke omgeving
Het is even doorbijten: dit boek. De eerste bladzijden beginnen met zulke ronkende aanbevelingen en dankbetuigingen dat er spontaan een rood lampje in mij begon te knipperen. Achterdochtig vroeg ik mij af waar deze kolossale ‘warming-up’ voor nodig was. Had ik te maken met een soort christelijke Occupy-beweging waarvan de aanhangers vooral elkaar de hemel in prezen? Dat eerste is misschien niet eens zo gek bedacht, en dat laatste valt mee.
Mark de Boer (directeur Agapè) in het voorwoord: “… Ik hoop – nee, ik weet zeker – dat u zeer geïnspireerd zult worden door dit boek…”. Dat wilde ik natuurlijk wel; dus las ik lekker door – en inspiratie kwam er zeker.
Journaliste en fotografe Gea Gort (petje af voor de prachtige grafische vormgeving) laat in deze publicatie zien wat christenen zoal uitvoeren in de stad. Ze volgt een opleiding theologie (Urban Mission) aan de Bakke Graduate University in de VS en geeft leiding aan GIDSnetwerk Rotterdam. Vandaar haar link met de stad.
Veel mensen denken dat de meeste gelovigen de afgelopen jaren met ‘de witte vlucht’ (term voor de blanke middenklasse die te veel middelen heeft om drie-hoog-achter in West te blijven wonen en te weinig om zich in de grachtengordel te vestigen) mee zijn vertrokken de stad uit. Dat is zo, maar een stel idealisten keerde terug. Naar de verpauperde achterstandswijken, welteverstaan. Uit naastenliefde en zendingsdrang, om het zo maar te zeggen. Wat beweegt hen? Ze willen er gewoon ‘zijn’ voor de ander. Ze gaan de kerk uit, de ladder af en bewegen zich onder de mensen. Het is een tegenstroom in de brede individualistische rivier waarin we met z’n allen zwemmen. ‘Het delen van het leven’ is hun uitgangspunt; ‘professionele afstand’ is geen optie. Over zestien van deze ‘stadspioniers’ gaat dit boek waarin theologische gedachten over stadszending steeds worden afgewisseld door een verhaal uit de praktijk.
Ter zake: in 2008 verscheen er een wetenschappelijk rapport waarin werd berekend dat christelijk vrijwilligerswerk de stad Rotterdam jaarlijks 130 miljoen (!) euro bespaart. In de huidige tijd van naderende crisis en aanstormende bezuinigingen zal dit soort werk gewoon keihard nodig zijn:
“… Het idee van de maakbare samenleving begint tegen haar grenzen aan te lopen: velen kunnen niet meekomen en vallen buiten de boot, met als resultaat dat de kloof tussen meer en minder succesrijke mensen groeit. Naast schrijnende situaties, ook bij ons om de hoek, ontdekt de samenleving de grenzen van de ongebreidelde vrijheid en gaat zij de beperkingen van het individualisme zien. Mensen gaan (weer) op zoek naar zingeving. We lezen hierover in bladen als Elsevier, HP/De Tijd en NRC, en in artikelen van bijvoorbeeld psychologe Suzanne Piët. In haar boek ‘De emotiemarkt’ onderbouwt ze de stelling dat de ongebreidelde fun-industrie haar langste tijd heeft gehad. ‘Juist het bijdragen aan een hoger en groter doel dan wijzelf geeft betekenis aan het leven’, is haar boodschap…”.
Wat vriend en vijand hevig verraste: maar liefst 35 % van de Rotterdamse bevolking, zo´n 200.000 mensen, is lid van een kerk, en/of betrokken bij een christelijke organisatie. Door alle media-aandacht lijkt het erop dat de meeste migranten moslim zijn. Dat is niet zo. De groep christelijke migranten is veel groter. Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel.
Even terzijde: Rotterdam lijkt mij niet de moeilijkste stad voor een missionair project. Ik ben geen Rotterdammer, maar heb er wel een aantal jaren gewoond. Mijn ervaring: Rotterdammers zijn ontzettend extravert, nergens kreeg ik zo makkelijk contact. Verjaardagsfeestjes in Rotterdam en omstreken lopen nog steeds een tikkeltje spontaner dan in het introverte Zeeland waar ik momenteel huis.
Een paar christenen die in dit boek voor het voetlicht treden:
* Magdaleen Nijenhuis, een jongerenwerker, over waar ze tegen aanloopt:
“… Ik ken veel jongens die wel willen, maar niet de goede hulp krijgen. De overheid zet in op werk, maar de meeste van deze jongens hebben geen eten, geen thuis, geen bankrekening of verzekering. Het systeem gaat ervan uit dat ze dat wel hebben. Ambtenaren sturen brieven die niet aankomen en concluderen: ‘ze willen niet’…”.
* Marten de Vries; missionair predikant onder moslims, is zich thuis gaan voelen tussen moslims: “We steken de voeten onder dezelfde tafel”. Toen in 2006 de eerste Europese opleiding Islamitische Theologie in Leiden van start ging zat Marten ook in de klas.
“… Het waren drie leuke jaren. Ik kreeg nauwelijks negatieve reacties van islamitische medestudenten. Ze waren huiverig als ze ‘missionair predikant’ hoorden, maar ik vertelde dat ik zoveel mogelijk wilde leren, zodat ik geen onzin zou vertellen. Dat werd altijd positief ontvangen…”.
* Joany Muskiet, gospelzangeres. Op de Rotterdamse straten is ze echter vooral bekend als ‘Ma Joany’. Na de dood van haar zoon, de rapper Breyten, bleef ze er zijn als moeder voor zo’n vijftig jongens en meiden, allemaal vrienden van Breyten.
* En dan de gelovige die mij het meest ontroert (wat natuurlijk meer zegt over mezelf dan over alle anderen die ik niet noem). In mijn vorige blog zat ik nog te simmen over toeterende moslima’s in de media, terwijl er in de verste verte nooit een langgerokte refo-vrouw te zien is. Nou; ik heb er eentje gevonden. Jannie Hoogendoorn (28), lerares Engels aan het Albeda college. Ik weet niet of haar rok lang is; de foto toont alleen een spetterend gezicht (ja, óók dat nog).
Ze vertelt dat op haar school veertig procent van de leerlingen kampt met schulden en/of psychische, relationele en gezondheidsproblemen. Zij is hun praatpaal.
Jannie komt uit een oud-gereformeerd milieu; zo ongeveer de meest orthodoxe protestantse stroming die er bestaat. “… Juist de ‘ouderwetse’ tradities vanuit deze kerkelijke kring blijken aanleiding te zijn voor bezinning en levensvragen. ‘De vraag komt jaarlijks in de klas terug waarom ik altijd een rok draag. Het opent het gesprek, het is een ijsbreker. Ik vraag hun waarom zij altijd een hoofddoek dragen, en zij vragen mij of ik ook bid. Een dergelijk gesprek kan uren doorgaan, zowel privé als in de klas. Ik had nooit gedacht dat het dragen van een rok zoveel reacties op zou roepen. Ik draag mijn hoofddoek om mijn benen'…”.
Je hoeft niet per definitie onkerkelijk te zijn om dat een knotsgekke kledingkeus te vinden. Ook de meeste christenen zullen zich vanwege dergelijke rigide principes achter hun oren krabben. En dat maakt deze docente tot een onafhankelijke einzelgänger die op een buitengewoon krachtige manier zichzelf durft te zijn.
Dit is nu precies wat Johannes van de Bank (zie mijn vorige blog) volgens mij bedoelt met Rivella light christenen: “een beetje vreemd, maar wel lekker”.
Mijn bewondering is grenzeloos...
Jannie zegt dat ze zich thuis voelt tussen mensen met andere achtergronden: “… Ik ben hier meer op mijn plek dan in kerkelijke kringen…”.
Dat is een rode draad die opvallend vaak door de vele gesprekken in dit boek heenloopt.
Stefan Paas (hoogleraar aan de VU): “… Hier komt een beeld naar voren van een nieuwe kerk, een kerk die zich niet zozeer bekommert om leerstellige polemieken, maar om het dienen van mensen…”.
Het fascinerende vind ik dat deze geloofsbeleving helemaal overeen komt met het ‘vrouwelijk denken’ zoals ik dat, eigenlijk een beetje voor de grap, uitlegde in mijn vorige blog.
Vrouwelijk denken is ‘horizontaal' denken; in tegenstelling tot ‘verticaal’ mannelijk denken, dat zich kenmerkt door hiërarchische en paternalistische patronen.
In “God in de stad” komt steeds weer naar voren dat we af moeten van status-denken, dat het gaat om gelijkwaardigheid : “… Achter het idee van de Drie-eenheid van de christelijke God ligt verbondenheid, gemeenschap en partnerschap. Deze essentiële kenmerken van de Drie-eenheid zien we gemakkelijk over het hoofd, maar het is ondenkbaar dat God, de Zoon en de Heilige Geest zouden discussiëren over wie de belangrijkste zou zijn…”.
De eerste krantenberichten over dat de kerk ‘vervrouwelijkt’ heb ik inmiddels gelezen. En ja, dat doet ze volgens mij ook. Ik denk niet dat dat tegen te houden is: onze tijdgeest is vrouwelijk.
Ons ‘tweede leven’ (en zeker dat van jongeren) speelt zich af op internet, twitter en facebook. Allemaal ‘vrouwelijke’ vormen van communicatie: horizontaal. Vrouwen ‘netwerken’ in het echt altijd al. Van nature.
Social media kent geen hiërarchie. Online is iedereen gelijk.
Als je daarbij bedenkt dat door alle echtscheidingen en basisscholen waar alleen nog maar jufs les geven, heel veel jongens de eerste 12 jaar van hun leven uitsluitend met vrouwelijke opvoeders van doen hebben, lijkt het helemaal voor de hand liggend dat ‘mannelijk’ denken zijn langste tijd gehad heeft. Daar kunnen paternalistische instellingen als de kerk maar beter rekening mee houden. Ik durf zelfs de stelling aan dat een grote oorzaak van de leegloop van de kerken aan dit gegeven te linken is. Dit jaar zijn er een paar indrukwekkende romans over de worsteling van kerkverlaters verschenen (Ann De Craemer’s ‘Vurige Tong’ en NOS-verslaggever Peter ter Velde’s ‘De vader en de zoon’) die gaan over slimme pubers die zich te pletter lopen tegen het onderdrukkende machtsdenken in hun kerk.
Ik denk dat heel veel mensen iets van zichzelf hierin herkennen.
In het ND van 22 november schrijft ds. W. Visscher dat wij onze tijd kunnen leren verstaan door af en toe een NRC door te bladeren. Met alle respekt: ik vind dat wel wat mager. Als geestelijken écht de moeite willen nemen om ‘normale’ mensen in de wereld om hen heen te begrijpen raad ik ze aan voornoemde boeken te lezen. Dit zijn schrijvers die de gave hebben hun hart open te leggen in woorden. Zij vertolken wat in veel mensen leeft. Als zij niet serieus worden genomen, vrees ik dat er straks helemaal geen kerk meer bestaat. Hun aanklacht is fel; maar er is dan ook veel gebeurd. Hier past een ‘mea culpa’. Sterker: een ‘mea maxima culpa’.
Is vrouwelijk denken ‘gevaarlijk’? Nee hoor. Als Jezus staat voor de ‘volmaakte liefde’, dan staat het vrouwelijke het dichtst bij de ‘bijna volmaakte liefde’, meen ik. Want de volmaakte liefde wordt zeker niet uitgedrukt in de liefde tussen man en vrouw, zegt psycholoog Paul Verhaeghe. Dat weet iedereen die de dertig is gepasseerd.
De volmaaktste liefde op aarde wordt zichtbaar in de moeder-kind relatie. En die wordt niet gekenmerkt door hoogstaande intellectuele communicatie; maar door 'gevoel'. Het mooie is dat de Bijbel zegt dat wij de liefde van God pas kunnen ontvangen als wij ‘worden als een kind’.
Vrouwelijk denken draait om heil/heelheid, harmonie en eenheid.
In dit boek wordt het mannelijk/vrouwelijk denken neergezet als Grieks tegenover Joods denken. De kunst kent het gebakelei daarover al heel lang als 'klassiek' versus 'romantiek'. Volgens mij is het fenomeen zo oud als de wereld: "the struggle between the head and the heart". Gisteren las ik een kranteartikel waarin werd gezegd dat het er bij stadszending niet alleen maar om kan gaan dat 'iedereen je aardig vindt'(natuurlijk: vrouwen willen altijd maar dat 'iedereen hen aardig vindt'- vrouwen willen 'harmonie'). Het christelijke verhaal moet ook verteld worden. Maar hoe. "Daar zoeken we nog naar", reageerde Gea Gort.
Jannie Hoogendoorn: “… Ik zie mezelf niet als een soort zendeling die “christenen werft”, maar eerder als iemand die het christelijk geloof uitdraagt. Ik wil zonder bijbedoelingen laten zien hoe mooi het christelijk geloof is…”. Misschien is dat wel de beste manier.
Broeder Alois van Taizé: “… Het geloof in Christus verwijdert ons niet van hen die niet kunnen geloven. Christus is gekomen opdat wij meer mens zouden worden, om ons als broeders en zusters aan elkaar te geven…”.
Arjen Ravesloot (directeur GEJA Werkprojecten): “… Negentig procent vertel je door wat je doet, slechts tien procent vertel je met woorden…”. Gek; ik herinner mij dat op ouderavonden in de peuterspeelzaal vroeger, sommige opvoedkundigen precies hetzelfde zeiden.
“God in de stad” is voor € 14,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).
Uitgave: Ark Media – 2011