Subtitel: Over de verrassende comeback van religie
“… Stel je voor dat de christelijke kerken hun mystieke erfenis beter en overtuigender hadden weten uit te dragen. Dat meneer pastoor vanaf de kansel had gezegd: laat u vervullen door de inspiratie die in u is en handel daarnaar, in plaats van: op vrijdag mag je geen vlees eten, dat is van bovenaf verordonneerd. Had Nederland dan nog steeds zo veel ‘nieuwe spirituelen’ geteld? Dit is wat bisschop De Korte van Den Bosch volgens mij bedoelde, toen hij zei dat we de taal hebben verleerd om over het mysterie te spreken, en dat die tekortkoming ten grondslag ligt aan de leegloop van de kerken…”. Volgens mij slaat journalist en trendwatcher Yvonne Zonderop (1955) met dit citaat de spijker op zijn kop. Bisschop Gerard de Korte is niet de enige die zo denkt. In een artikel in het Nederlands Dagblad (ik kan het helaas niet meer terug vinden) zei Antoine Bodar dat het in de kerk minder over de regeltjes en meer over ‘het licht’ zou moeten gaan. Wim Dekker, emeritus predikant binnen de PKN, naar aanleiding van zijn onlangs verschenen boek "Verbonden en vervreemd": “… De zondagse dienst moet, gemiddeld genomen, echt spiritueler, dieper. Het ‘God-gehalte’ moet omhoog…” (ND 15.06.18). Hij heeft het over God als ‘Geheim’: “… wat leidt af en wat brengt je dichter bij het Geheim? Daar moet je het over hebben…” (zie in verband hiermee ook mijn blog over “De slinger van Foucault”).
Cultuurchristen
Yvonne Zonderop heeft een indrukwekkende staat van dienst: parlementair verslaggever, chef kunst, chef economie en adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant. Ze schrijft voor De Groene Amsterdammer, houdt toezicht bij de FD Mediagroep en Omroep Human. Ze maakt deel uit van de Begeleidingscommissie van het Sociaal en Cultureel Planbureau en van de Unesco Commissie Nederland. Kortom, als iemand de afgelopen halve eeuw dicht op de actualiteit heeft gezeten, is zij dat wel. Volgens haar is religie weer terug van weggeweest. Ze vertelt hoe ze ooit als katholiek meisje stampvoetend de kerk uit liep, maar zichzelf weer terug vond op de kansel van de Amsterdamse Nieuwe Kerk, om een verhaal af te steken over een schilderij van de Spanjaard El Greco: “Pentecostés”. Een werk dat haar diep raakt: “… Pas nu dringt de situatie tot mij door: ik sta in een kerk en ik spreek een gezelschap toe dat vermoedelijk niet gelooft, maar dat wel wíl geloven, zo niet in God, dan toch in een verhaal waaraan ze zich kunnen verbinden…”. Ze noemt zich een ‘cultuurchristen’. Ze gelooft niet dat de Bijbelverhalen waar zijn in de letterlijke betekenis van het woord, maar denkt wel dat ze iets belangrijks kunnen zeggen over onszelf en onze opdracht in het leven. In de slipstream van een heftige secularisering hebben we alles wat riekt naar geloof bij het grofvuil gezet. Doen we onszelf daar niet oneindig mee tekort?
Religekkies
Zonderop vertelt hoe in de jaren zestig de kerk begon leeg te lopen. En daar was alle reden toe. De kerk was verworden tot een harteloos instituut vol machtsmisbruik (daar weten we ondertussen alles van). Nederland ervoer het gebeuren als een bevrijding. Het plaatste ook een bom onder de verzuiling. Het sloeg wel een beetje door: geloof werd een zaak voor religekkies. De laatste tijd groeit voorzichtig het besef dat we met het badwater misschien ook wel het kind hebben weggegooid. Doordat we geen benul meer hebben van onze religieuze traditie begrijpen we onze cultuurgeschiedenis niet. Niemand snapt meer dat we zonder 1500 jaar christendom waarschijnlijk niet in een democratische rechtsstaat zouden leven. We weten geen raad met religieuze uitingsvormen in het openbaar. Terwijl we ooit befaamd waren om onze beheerste omgang met religieuze verscheidenheid. Ter rechterzijde kapen populisten, die zelf waarschijnlijk helemaal niet geloven, het motief van onze joods-christelijke erfenis om dat in te zetten tegen de islam. Alsof het joods-christelijke gedachtegoed lijnrecht tegenover het islamitische gedachtegoed zou staan. Wie weet nog dat het christendom uit het Jodendom is ontstaan en daaruit weer de islam? Ter linkerzijde houdt men beschaamd de mond, bij gebrek aan een duidelijke opvatting. Alsof we vergeten zijn dat de Grondwet niet alleen de vrijheid van meningsuiting garandeert, maar ook de vrijheid van godsdienst. Maar we kunnen niet leven van brood alleen. We zoeken naar wortels en inspiratie. En de jonge generatie is niet meer behept met de anti-religieuze gevoeligheid van hun (groot)-ouders. Een aangehaalde kunstenaar: “… Als je verder kijkt dan je eigen belang, komt het spirituele al snel om de hoek kijken…”. En een filosoof die religiestudies erbij koos: “… Omdat ik een antwoord wilde vinden op de leegte van mijn bestaan…”.
Godsdienstige beleving
Achtentachtig procent van de wereldbevolking belijdt een geloof. Dat is vier op de vijf mensen. Dan kun je toch niet concluderen dat geloof enkel getuigt van achterlijkheid. Geloof doet er toe. Religie is blijkbaar een menselijke behoefte. Godsdienst draait om het ‘onzegbare’: “… Dan gaat het om een hogere kracht die boven mensen uitstijgt. Wij zouden zeggen: het draait om een god. Maar wat of wie die god is, en hoe je hem (of haar!) ziet of ervaart, blijft het geheim van de gelovige. Het spirituele aspect van religie laat zich onmogelijk vastpinnen. Tegelijkertijd is het de crux van de religieuze ervaring…”. En even verder: “… Je ervaart een energie die ongrijpbaar is, maar toch waarneembaar, en die jou verrijkt. Het is een kwestie van beleving. Eerder dan van overtuiging. In een religieuze ervaring – sommigen spreken dan liever van een ‘spirituele’ ervaring – ben je deel van iets ontzagwekkends wat boven jou uittorent…”. De Franse schrijver Emmanuel Carrère: “… Het is een gevoeligheid voor een andere dimensie…”. Zelfs de pragmatische Mark Rutte blijkt als privépersoon een hedendaagse gelovige: “… Hij sprak van een ‘instinctief zeker weten, dat bestaat naast het verstand’…”. Op een indrukwekkende manier beschrijft Zonderop hoe de verzuilde samenleving eindigde in een morele leegte. En waarschuwend: “… Die leegte wordt gemakkelijk gevuld door bekrompen, intolerante stemmen…”. Een publiek domein dat alleen nog maar belang stelt in efficiency en economische groei laat mensen in de kou staan wat betreft zingeving en identiteit: “… Je kunt de kerk wel de rug toekeren, maar daarmee is de kous niet af. Als je vrijheid opvat als de mogelijkheid om vrij te zijn van bindingen en verplichtingen, eindig je in een geestelijk niemandsland. Voor veel mensen is een praktisch, welvarend leven zonder betekenisgeving en zonder diepe bindingen helemaal niet bevredigend. Ze willen ergens toe behoren…”. Iemand die dat van verre voorzag was een vrijdenker bij uitstek: VVD-fractieleider Frits Bolkestein. Vrijheid is belangrijk, zei hij, maar moet wel gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke moraal. En moraal komt niet uit de lucht vallen: “… Want je kunt wel wetten maken, maar als mensen het morele inzicht missen dat ze die wetten moeten naleven, ben je nergens…” (zie mijn blog over “Speeldrift” van Juli Zeh). In onze cultuur stoelt de moraal op onze christelijke erfenis en Bolkestein pleitte dan ook voor een herwaardering van christelijke beginselen. Bolkestein werd weggehoond en de overdaad aan christelijke waarden ging over in een overdaad aan economische waarden waarin individualisering, verzakelijk en marktwerking de boventoon voerden. Echter, het valt niet mee om altijd alles in je eentje te doen.
Wat is ‘christelijk’?
Een soort ontheemdheid greep om zich heen waar Pim Fortuyn met zijn boek "De verweesde samenleving" als geen ander de vinger op wist te leggen: “… Er bestond in Nederland namelijk wel degelijk behoefte aan de formulering van een gezamenlijk waardepatroon. Dat kon iedereen weten die wel eens een rapport van het Sociaal en Cultureel planbureau inkeek. Jaar in, jaar uit stonden normen en waarden boven aan de lijst met zorgen van de burgers, los van de materiële welvaartsgroei. Mensen begonnen zich onzekerder te voelen in een globaliserende wereld…”. Op een doordachte manier doet Zonderop het politieke klimaat van de laatste jaren uit de doeken. Over ‘links’: “… Ze bestrijden Geert Wilders uit oogpunt van discriminatie, maar over hun eigen geestelijke bronnen zul ze je niet snel horen…”. Over Klaver die een nieuwe Nederlandse feestdag propageerde, de viering van de Acte van Verlatinghe: “… het tekent het denken van GroenLinks dat Klaver dit symbool verkiest; een verklaring van bevochten vrijheid, niet van verbondenheid…”. Maar wat is dan ‘christelijk’? Zonderop geeft een bijzonder college kerkgeschiedenis weg. Het christendom is een verzameling van paradoxen (zie ook mijn blog over theoloog/filosoof/psycholoog Halík): “… er is sprake van een god die ook een mens is, een leraar die geen regels oplegt, met een heilig boek dat uit tientallen boeken bestaat. Het is een monotheïstische godsdienst die de Drie-eenheid uitdraagt en het is een vreedzame religie die veel geweld met zich heeft meegebracht. Al deze innerlijke tegenstellingen brengen spanningen met zich mee. Daaruit ontstaat dynamiek, die op haar beurt weer vernieuwing en variatie tot gevolg heeft. Meervoud is een wezenskenmerk van het christendom…”.
Morele koning
Kortom. Het christendom is allesbehalve statisch. Jezus was geen machtige heerser die praalde met goud en paleizen, integendeel: “… Voordat hij werd gekruisigd, kreeg Jezus een doornenkroon opgezet, bedoeld om hem belachelijk te maken, zo suggereren de evangelies van Marcus en Mattheus. Met als dramatisch effect dat het zijn zachtmoedigheid en eenvoud juist onderstreepte. Jezus was een morele koning, niet een materiële…”. Het gaat over Paulus die van zijn bekering een missie maakt: “… je kunt tot inkeer komen, je kunt opnieuw beginnen, er is vergeving, geen mens is hopeloos…”. De mens zal altijd zonden begaan, maar genade wordt aangeboden als hij spijt betuigt: “… Dit beantwoordt aan een diepgevoelde menselijke wens: om gezien te worden in al je beperking en geliefd te worden in je fouten…”. Van Paulus komt het idee dat in Gods’ ogen iedereen gelijk is: “… Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus…”. Kloosters gaven de stoot naar wetenschappelijke en culturele ontwikkeling – veel eerder dan de Verlichting. Christenen geloofden dat God wilde dat ze voor de zieken en kwetsbaren moesten zorgen. Een gegeven dat bijvoorbeeld haaks staat op het hindoeïsme, waar aan je maatschappelijke status niet te tornen valt, en je enkel maar kunt hopen op verlossing in een volgend leven. Of op het boeddhisme, waarin het gaat om jezelf te ontkennen in plaats van te verbeteren. Het idee van een hogere macht die over je waakt, ontbreekt. En daarmee ook het element van overgave en geborgenheid, dat in het christelijke geloof besloten ligt. De christelijke schrijfster Marilynne Robinson, sprak van ‘that reservoir of goodness’ in ieder mens, waar het geloof aanspraak op maakt. Een term die president Obama leende bij de begrafenis van dominee Clementa Pinckney, die met zeven andere kerkgangers in zijn eigen kerk werd doodgeschoten door een blanke racist. Vanuit hun christelijke overtuiging vergaven de nabestaanden de moordenaar. Zonderop: “… Het christendom predikt niet één leer waar niemand van mag afwijken. In het christendom is het gesprek nooit af, zelfs de paus verandert wel eens van opvatting. Daar komt bij dat het christendom openstaat voor iedereen. Het doet niet aan volk, het is niet racistisch. Het zegt: houd van elkaar als broeders en zusters…”. Waarom zou je zo’n mooie erfenis in vredesnaam kwijt willen?
Stress
Vrijheid als hoogste goed is een dogma geworden. Maar als vrijheid onbeperkt oprukt, komt gelijkheid – die andere belangrijke waarde – al snel in het gedrang. Voor de babyboomer die in de jaren zeventig en tachtig de toon zette ging niets boven individualiteit, maar o wee als je geen spijkerbroek droeg of als je godsdienst niet bekritiseerde. Zelfbeschikking is het nieuwe ideaal geworden. Nergens zijn oproepcontracten, flexcontracten en nulurencontracten zo snel ingeburgerd als in Nederland. Maar als je geen vaste baan hebt en geen woning kunt vinden, wordt het wel erg ingewikkeld om een eigen leven op te bouwen. Is autonomie inderdaad het hoogst bereikbare doel in het mensenleven? Zonderop: “… Vrijheid is een duivels dilemma geworden. Je mag alles kiezen, maar als je het verkeerde kiest, is de rekening voor jou. Het aantal studies waaruit je kunt kiezen is schier eindeloos, maar of er over vijf jaar ook een loopbaan voor jou is, weet niemand. Met de beste bedoelingen zeiden ouders: het maakt niet zoveel uit wat je doet of studeert, als je maar gelukkig bent. Maar dat is een wrede opdracht, verstoken van betekenis. Je moet zo’n doel eerst zelf formuleren en dan ook nog eens helemaal zelf invullen. Dat een op de vier studenten een burn-out heeft, wekt in dat licht geen verbazing. Als je het gevoel hebt dat alles afhangt van jouw eigen inzet, is elk falen een hoogstpersoonlijke mislukking, waar je niet licht weer uit opveert…”. Wie in God gelooft, voelt zich door Hem gezien. Ongelovigen zullen op eigen kracht aandacht en erkenning moeten zien te vergaren. En dat is een hele toer: “… We zien het resultaat op facebook en Instagram: honderden miljoenen mensen die allemaal roepen: kijk naar mij!...”. Gelovigen accepteren dat ze niet alles in eigen hand hebben. Ze kunnen ontvangen en relativeren. Geloof helpt je om je neer te leggen bij gegevenheden die je toch niet kunt veranderen. Dat geeft gemoedsrust: “… Gelovigen in de VS leven gemiddeld vijf tot vijftien jaar langer dan ongelovigen, vermoedelijk omdat ze minder stress ervaren…”.
Transformatie
Tussen de twee en drie miljoen Nederlanders houden zich bezig met een of andere vorm van spiritualiteit zoals yoga en mindfulness, maar wat daaraan ontbreekt is binding: “… Ze bieden westerlingen geen identiteit waaraan je jezelf kunt laven, want ze putten niet uit een gezamenlijk verleden. Er is geen gedeeld verhaal, geen taal of kunst uit een gezamenlijk boek. Er is geen traditie die je optilt…”. Zonderop: “… Oosterse levensbeschouwing is heel waardevol, maar niet als alternatief voor het christendom, hooguit als aanvulling erop. Het heeft er weinig verwantschap mee…”. Zonderop bespreekt nieuwe manieren van kerkzijn, die weerleggen dat het geloof op sterven na dood is, ook al sluiten de conventionele kerken massaal hun deuren. Alleen al in Amsterdam zijn er tien voorbeelden te noemen die mede floreren vanwege hun afstand tot de gevestigde kerk (zie ook mijn blog over “God in de stad” van Gea Gort). Daarnaast hebben migranten het religieuze leven in de Randstad een enorme impuls gegeven: “… Je zou het misschien niet zeggen op basis van de maatschappelijke discussie, maar Nederland telt tussen de 800.000 en 1,2 miljoen christelijke migranten. Daarmee is de groep even groot en waarschijnlijk groter dan het totale aantal moslims in Nederland. In Rotterdam wonen meer christenen met een migrantenachtergrond dan autochtone katholieken of protestanten. Ook in Amsterdam komt bijna de helft van de belijdende christenen niet uit Nederland…”. De kerken zijn niet alleen een gebedshuis maar functioneren ook vaak als sociale opvang met huiswerkklassen, naailessen, fitnessruimtes, vrijwilligers die je naar het ziekenhuis rijden en dat soort dingen. Dat stuit in Nederland op een cultureel probleem. Het ambtenarenapparaat, dat grotendeels bestaat uit witte veertigers en vijftigers die hun geloof al decennialang aan de wilgen hebben hangen, staat huiverig en onwennig tegenover religieuze centra als sociale ontmoetingsplaatsen. Religie is een no-goarea geworden waar geen subsidie naar toe mag, want 'scheiding tussen kerk en staat', ook al gebeurt er op dat vlak nog zoveel goeds. Toch zullen de religieuze netwerken, waar je als gelovige op terug kunt vallen, steeds belangrijker worden in onze participatiesamenleving. De Britse journalist Ben Judah: “… In dorpen en kleine steden, daar wonen de goddelozen, niet in hartje Londen…”. En de Britse columnist Janan Ganesh van de Financial Times: “… Ik ken haast niemand die bidt. En dan durf ik mij een kosmopoliet te noemen…”. Volgens religiewetenschappers leven we in een postseculier tijdperk en is het geloof bezig zichzelf opnieuw uit te vinden. Zo is dat altijd gegaan. Er zijn altijd nieuwe wegen gevonden als de oude niet meer voldeden.
Kwetsbaar
Zonderop: “… Vijftig jaar geleden wisten mensen In Nederland heel goed hoe ze moesten omgaan met religieuze verschillen, want die waren aan de orde van de dag. ‘Katholieken, elastieken,’ riepen buurtkinderen bij wijze van pesterij tegen mijn klasgenoten. ‘Protestanten, olifanten,’ riepen wij vrolijk terug. De samenleving was van oudsher ingericht op de impliciete erkenning dat religieuze groepen best kunnen samenleven door elke groep enige bewegingsruimte te gunnen, begrensd door de rechtsstaat…”. Onze opvatting van godsdienstvrijheid was wereldberoemd en trok al in de zeventiende eeuw belangrijke denkers naar Nederland. Wij zijn altijd een republiek van minderheden geweest. Vandaar dat we ook zo goed zijn in 'polderen'. Zonderop pleit dan ook voor een open samenleving met meer gesprek en meer kennis. Uitgerekend een moslim, de Iraans-Duitse Navid Kermani, zegt in verband met zijn boek "Goddelijke kunst" waarin hij dertig christelijk geïnspireerde kunstwerken beschrijft: “… Het is heel begrijpelijk dat veel mensen in Europa bang zijn voor de islam en houvast zoeken in het vertrouwde. Als je je eigen cultuur niet meer kent, kun je niet openstaan voor andere culturen. Het is een groot gemis als je niet weet wat Pinksteren is. De Duitse literatuur van de 19e eeuw is onbegrijpelijk als je de christelijke verwijzingen niet ziet. Heel veel schrijvers uit die tijd waren domineeszonen, de hele Duitse literatuur en muziek zijn doordrenkt van Bijbelse referenties. Als we die erfenis niet kennen, kennen we onszelf niet. En dan worden we vatbaar voor radicalisme, xenofobie en nationalisme…”. Gelovigen in Nederland weten echt wel dat tolerantie óók betekent dat anderen zich negatief over jouw overtuiging mogen uitlaten. Maar, aldus Zonderop: “… Sinds de opkomst van het populisme zijn er in het openbaar veel harde woorden gevallen over godsdienst in het algemeen, en over de islam in het bijzonder. Het heeft veel moslims kopschuw gemaakt – ook de vrijzinnige. Het beroep op vrijheid van meningsuiting is iets te vaak opgevat als een vrijbrief om naar hartenlust te beledigen zonder veel kennis van zaken. Ze hebben de conclusie getrokken dat hun religie niet per se op respect kan rekenen, dus kruipen ze in hun schulp – net zoals veel gelovige christenen in feite doen. Waarom zouden ze hun kwetsbaarheid tonen als hoon de reactie is?...”. Eerlijk gezegd, denk ik ook wel tien keer na, wanneer ik waar aan iemand vertel dat ik een hardcore gelovige ben.
Uitgave: Prometheus – 2017, 200 blz., ISBN 978 904 463 301 6, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier