Subtitel: Mijn zoektocht naar de bron van onze angsten
Toen ik vanwege mijn vorige blog op zoek was naar informatie over de schrijver Daan Heerma van Voss zag ik dat hij eerder een boek heeft gepubliceerd over het thema angst. Hij blijkt zélf van jongs af aan geplaagd door angsten. In Nederland zijn inmiddels meer dan een miljoen mensen gediagnosticeerd met een angststoornis. Het katapulteert me direct terug naar professor Walter Schubart, die in zijn fascinerende boek “De komende Europeesche mensch” uit 1938 stelde dat de Prometeïsche, technische, op zichzelf gerichte westerling, beheerst wordt door ‘oerangst’ in plaats van ‘oervertrouwen’. Zie ook “Mijn tijdperk van de angst” van Scott Stossel.
Wurgende angst
Na vijf jaar besluiten Daan en zijn vriendin voor onbepaalde tijd uit elkaar te gaan omdat ze óp is. Ze kan er niet meer tegen: zijn angstige zelf. Ze draagt hem op er iets mee te doen. Hij vlucht naar een vriend die hem heeft uitgenodigd naar zijn blokhut in een weiland ergens in Frankrijk te komen. De streek heet ook nog eens ‘La vallée de Misère’. “… Er leeft iets in mij wat me niet met rust laat, realiseer ik me eens te meer…”. Even verder: “… Zolang ik me kan herinneren, ligt een diffuse, algemene angstigheid diep in mij verankerd. Ik ga ermee slapen en sta ermee op…”. Hij heeft zijn cortisolspiegel (stresshormoon) laten meten. Normaal is 2,7 picogram. Bij langdurige problematiek kan dit stijgen naar 15 picogram. Daan tipt, ronduit bizar, tussen de 34 tot 200 pictogram per milligram haar. Zijn paniekaanvallen gaan samen met ademnood. Het woord ‘angst’ stamt af van het Indo-Germaanse woord ‘angh’, dat ‘vernauwen’ of ‘snoeren’ betekent. “… Het Griekse woord ‘anchein’, ‘wurgen’, is hiervan afgeleid. En ook in het Latijnse ‘angor’, dat ‘samentrekking’ of ‘vernauwing’ betekent, kunnen we het oerwoord voor angst herkennen…”. Om zichzelf beter te begrijpen neemt hij stapels boeken over angst mee: “… Maar geen enkel feit dat ik vond stelde me vrij van angst. Wel ben ik erachter gekomen dat ik niet alleen sta…”.
Het begin van het verhaal
Wereldwijd heeft naar schatting 7,3 procent van de mensen last van een ‘angststoornis’, die in 1980 werd ‘geboren’ door officieel in de DSM, het standaardhandboek voor psychische aandoeningen, terecht te komen. Deze aandoening ontwikkelt zich op enig moment bij ongeveer één op de vijf Nederlanders. In de VS is dat zelfs bij één op de drie. Ter vergelijking: een angststoornis komt twee keer zoveel voor als een depressie. In navolging van zijn moeder en zijn oma die aan hetzelfde euvel lijden, heeft Daan het over zijn ‘monster’. Zie Robert Louis Stevensons roman “The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde” (1886) over een victoriaanse arts die probeert de goede en kwade krachten in een mens te scheiden. Welk van de wederhelften is de meest geplaagde? Niet het monster, Mr. Hyde, volgens Daan, maar Dr. Jekyll, degene die het monster vreest. Want zijn angst voor de angst is grenzeloos. Waar begint het verhaal over zijn rationeel gezien absurde angst? Misschien bij de oud-Griekse woudgod Pan. Een onooglijk mannetje wiens geschreeuw mens en god angst aanjoeg: de vader van ons woord ‘paniek’. Of bij de god Phobos, vereerd door soldaten, in wiens naam we het woord ‘fobie’ herkennen. Of bij de door Hippocrates beschreven eerste officiële angstlijders in de geschiedenis: Nicanor, die panisch werd bij het horen van een blokfluit, en Democles, die leed aan verlammende hoogtevrees.
Weerloosheid
Mensen en dieren met een beschadigde dan wel niet-functionerende amygdala, waaronder vaak psychopaten, ervaren geen angst. In tegenstelling tot dieren is een angststoornis bij mensen een kwaal van de verbeelding. Charles Darwin vertelt hoe hij met het uiteinde van zijn geweer een grote havik van een tak duwt op een klein eilandje in de zuidelijke Grote Oceaan. De vogels kenden er geen angst omdat ze geen natuurlijke vijanden hadden. Angst kan heel nuttig zijn. Angst maakt je scherp. Zie de vlucht-vecht-bevries-reactie. “… Met te weinig angst presteer je niet goed, en met te veel angst klap je dicht…”. Daan: “… Charles Darwin, die zo scherpzinnig schreef over angst als biologisch verschijnsel, leed aan diepe inzinkingen, aan hartkloppingen, aan zeer regelmatige episodes van hyperventileren, hij kon hooguit een uur per dag werken en braakte wel vijf keer per dag…”. Even verder: “… De angst te sterven wordt al sinds de Romeinse natuurdichter en filosoof Lucretius gezien als de oerangst, waar alle andere angsten van zijn afgeleid…”. Daan duidt een en ander zelf iets nauwkeuriger. Volgens hem betreft onze werkelijke angst onze weerloosheid – tegenover ouderdom, de dood, enzovoorts.
Gamelan-geheimen
Hij boekt een vliegticket naar Indonesië om in de voetsporen van zijn overgrootvader Jaap Kunst te treden, die er de Javaanse gamelantraditie onderzocht. De Groninger heeft het in een brief aan zijn moeder over ‘heilige’, ‘eeuwenoude’ en ‘overweldigende’ muziek: “… Hij nam zich meteen voor ‘de gamelan-geheimen te ontsluieren’, hij had iets gevonden dat zijn leven richting gaf, dat zijn innerlijke spanningen dempte…” (zie ook “De tuinen van Buitenzorg” van Jan Brokken). In brieven aan zijn aanstaande schrijft Jaap over zijn ‘oude vijand’, de ‘ellendige onrust’, om niet te zeggen ‘angst, die soms de kop opsteekt’. Elk jaar heeft Jaap zijn ‘episoden’ waarin hij maniakaal hard begint te werken en daarna instort. Dagen achtereen zit hij bewegingloos in zijn stoel, waarna hij verdwijnt om na een paar weken zijn vrouw op te bellen bij welke vrienden hij zit. Zijn depressies worden geweten aan zijn genialiteit. Horen er gewoon bij. Een Europese arts zou waarschijnlijk ‘zenuwzwakte’ hebben geconstateerd, ‘neurasthenie’, ‘The English Malady’ oftewel ‘Amerikanitis’. Een nieuwe ziekte die hoorde bij de geslaagde kapitalisten die alle gekmakende veranderingen niet aankonden: de trein, de telefoon, de verstedelijking, de fotografie. De oorzaak: angst en teveel werk. Waarschijnlijk het equivalent van de tegenwoordige burn-out. Freud claimde de term ‘angstneurose’. In tegenstelling tot depressie anno nu was ‘melancholie’ al sinds Aristoteles algemeen geaccepteerd onder geleerde, creatieve en intellectuele mannen. In 1931 krijgt Jaap een juridisch-administratieve functie toebedeeld die hem zo zwaar valt dat hij in 1934 met zijn gezin terugkeert naar Nederland. Daan over een oud-Javaanse muziekuitvoering: “… het onanalyseerbare ervan, het raadselachtige, je kunt erin verdwalen als luisteraar, je kunt jezelf eventjes kwijtraken…”. Misschien is dat wat Jaap aantrok.
Twee gezichten
Daan heeft een diepe band met zijn oma, Jaaps dochter Sjuwke, die berust op hun gedeelde ervaring van angst. Sjuwke (tekenares en beeldhouwster) maakt van het Indische angstverhaal een Nederlands angstverhaal. Over de herinnering van een tante: “… Er bestond iets, iets daarbuiten, dat zich maandenlang verborgen hield en dan ineens toesloeg en hun normaal zo lieve en zorgzame moeder omtoverde tot een angstige, sombere schim, iets dat haar doormidden brak, in twee helften, twee mensen die in niets op elkaar leken. Mijn moeder ervoer het ‘iets’ als een monster. ‘En dan, even plotseling als het opkwam, trok het weer weg,’ zegt ze. ‘Weg waren de angst en de chaos. Haar stem werd weer vaster, haar blik minder radeloos, er kwam weer licht en ruimte. Het ging even plotseling en zonder duidelijke aanleiding als het gekomen was, en dan wilde ze er vooral niet aan herinnerd worden. Mijn moeder heeft altijd twee gezichten gehad…”. Het eerbiedwaardige etiket ‘melancholisch’ was niet voor vrouwen van toepassing, zij waren ‘hysterisch’ (van het Griekse woord ‘hysteron’, ‘baarmoeder’). In de tijd van Sjuwke begon dit stempel zijn gezag te verliezen en kwam er een nieuw etiket op: depressie (van het Latijnse woord ‘deprimere’, ‘neerdrukken’).
Angst en overmoed
Daans moeder Christien Brinkgreve, denkt dat de angstige inzinkingen van Sjuwke te maken hebben met haar gefnuikte zelfontplooiing: “… Om zich nooit te hoeven verliezen in de donkere, irrationele binnenwereld van haar moeder klampte ze zich vast aan de wetenschap, aan de ratio…”. Ze wordt assistent bij de charismatische sociologen Joop Goudsblom en Abram de Swaan. Is op vierentwintigjarige leeftijd al een voorloper op het gebied van het ‘nieuwe scheiden’ omdat ze een huwelijk achter de rug heeft met een dertien jaar oudere architect. Ze gaat in psychoanalyse als zich bij haar ook een patroon van instorten en weer opkrabbelen onstaat. Ze ‘kan niet goed bij de wereld, alsof er glas tussen zit, of een soort voile’. Freud stelde dat bij elk innerlijk conflict angst wordt ingezet. Jaap krijgt het dossier van zijn moeders anamnese te lezen: “… Haar klachten lijken zo op de mijne dat het is alsof ik in een spiegel kijk…”. Wat leerde ze van de twaalfhonderd uur die ze op de sofa doorbracht? “… Het inzicht dat angst en overmoed, de twee polen waartussen ze alsmaar heen en weer werd geslingerd, niet elkaars tegendeel waren. Ze hoorden bij elkaar. Dat besef maakte haar volgens haarzelf ‘een heler iemand’…”. De intake-analyticus schrijft dat Daans moeder ‘bang is voor controleverlies’: “… Ze heeft een grote angst om autonomie kwijt te raken…”. Zie onze grote hedendaagse moeite om 'los te laten'. Zie wederom Walter Schubart die beweerde dat de oerangst die de Europese mens aandrijft hem tegelijk ‘heroïsch’ maakt. Volgens Schubart wil de westerling ten diepste zélf God zijn.
Nature of nurture
Niet alleen de genen zijn verantwoordelijk voor het lijden aan een angsstoornis: “… Elke wetenschapper wéét dat nature en nurture niet tegengesteld zijn, ze reageren op elkaar, werken op allerlei complexe manieren met elkaar samen…”. Er is ook niet één bepaald ‘depressief gen’: “… Geestelijke afwijkingen zijn niet het gevolg van een paar abnormale DNA-stukjes, maar van tienduizenden normale DNA-stukjes die, eenmaal gecombineerd, een slechte uitwerking kunnen hebben op onze geestelijke gezondheid. Om het nog ingewikkelder te maken, kunnen precies die ‘slechte’ genencombinatie weer een goede uitwerking hebben op sommige van onze talenten of positieve kanten. Iemand die geneigd is tot angst, is vaak extra gevoelig en zorgzaam…”. Het type opvoeding heeft weinig tot geen invloed op latere angstklachten van kinderen. De vanzelfsprekendheid van warmte is wel cruciaal. In 1928 verkondigde het hoofd van de American Psychological Asssocation, John Watson, dat moederliefde een gevaarlijk instrument was. Kinderen die in een ziekenhuis werden aangeraakt door verpleegsters stierven namelijk sneller. Dat dit werd veroorzaakt door de overdracht van bacteriën kwam niet in hem op. Pas in de jaren veertig/vijftig werd deze visie in de prullenbak gegooid, toen de Britse psychiater John Bowlby met zijn hechtingstheorie op de proppen kwam, waarmee hij het tegendeel bewees. Zie de jeugddelinquenten waarvan de meesten een veilige basis ontberen.
Batman
Bruce Wayne, alias Batman, een superheld uit de strip- en filmwereld, hielp Daan door zijn jeugd heen. Batman vormt de perfecte illustratie van het verband tussen angst en lef, tussen passiviteit en agressie, die ook Walter Schubart legt. Bruce wordt de vleermuisachtige wreker Batman, de ‘dark knight’, omdat een misdadiger zijn ouders na een theaterbezoek in een donkere steeg voor zijn ogen doodschoot. Hij gebruikt zijn grootste angst (de vleermuis) om zijn tegenstanders een nog grotere in te boezemen. Via hem komt Daan terecht bij de filosoof Kierkegaard die angst vergelijkt met de duizeligheid die je ervaart als je in een ravijn kijkt. De ravijn staat voor de afstand tussen degene die je bent en degene die je zou kunnen zijn. Wat je moet doen is: springen. Sartre meent dat het ravijn vooral zo beangstigend is omdat je jezelf erin kan laten vallen. De psychoanalyticus Otto Rank heeft het in dezen over ‘levensangst’ en ‘doodsangst’. Volgens hem komt geestelijke gezondheid neer op het in balans brengen van deze twee angsten. Martin Heidegger stelt dat je alleen een authentiek persoon kunt worden als je de confrontatie met je eigen eindigheid aangaat. Bruce merkt dat als hij woedend wordt zijn angsten eventjes verdwijnen. Daan vertelt dat hij op de middelbare school twee mensen is geweest, die zich op een tegengestelde manier tot angst verhielden. In de onderbouw werd hij geplaagd door angstaanvallen, braakneigingen, trillende handen, tranende ogen, haperende adem en black-outs. Iedereen hield er rekening mee dat hij af en toe door het lint kon gaan. In de bovenbouw blufte hij zich baldadig, onhandelbaar, dom en destructief door zijn angsten heen. Hij kwam vaak te laat of helemaal niet opdagen. Hij blowde, dronk en begon te stelen om de angst op te zoeken. Na de middelbare school vluchtte hij naar een universiteitsstadje in Italië waar hij zichzelf in zijn armen en benen begon te snijden. Weer terug in Nederland ging het niet veel beter. Ondertussen leerde hij dat angst en agressie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Psychiater Carl Jung noemt de duistere, onbekende kant van onze persoonlijkheid ‘de schaduw’. Angstagressie maakt dat je je machteloosheid even inruilt voor een gevoel van macht. Zie bijvoorbeeld de angst voor omvolking van Anders Breivik: “… Andere angstbeelden die de laatste jaren een heropleving hebben gekend (met name in complottheorieën als QAnon), over de macht van ‘perverse elites’, over Joden die hun tentakels om de wereld geslagen zouden hebben, zijn de laatste jaren deel geworden van het wereldbeeld van grote groepen mensen, die vooralsnog niet zijn overgegaan tot moorddadige terreuracties…” (wel een kromme zin voor een romancier, maar ja, zo staat het er nu eenmaal).
De Angst- Dwang- en Fobiestichting
Zijn onderzoek brengt Daan bij de Nederlandse Angst- Dwang- en Fobiestichting, opgezet door ene Marina de Wolf-Ferdinandusse. Tussen 1962 en 1970 durfde ze haar huis niet te verlaten vanwege paniekaanvallen die niemand kon plaatsen. Ze raakte gebiologeerd door de eerste fobieclub ter wereld, in 1966 opgericht door de Engelse Alice Neville, en besloot haar voorbeeld te volgen. Marina sprak haar lotgenoten aan met het woord ‘angsthazen’. Het merendeel van de angsthazen bleek vrouw. Het lijkt er op dat het mannelijk hormoon testosteron als een neurologische buffer tegen angst functioneert. De vrouwelijke hormonen oestrogeen en progesteron zouden gewenning aan bedreigende situaties kunnen bemoeilijken. Mogelijk ervaren vrouwen meer druk in het dagelijks leven en/of praten ze gemakkelijker over angstgevoelens. Er is nog niet veel onderzoek naar gedaan, waarschijnlijk vanwege het gevaar in netelige genderdiscussies terecht te komen. Frappant is dat de sociale ‘ziekte’ pleinvrees ontstond toen de strenge uitgaansbeperkingen in de negentiende eeuw voor Europese vrouwen wegvielen. In 1968 telde Nederland nog maar twintig psychotherapeuten. Tien jaar later was angst een legitiem ziektebeeld geworden waarvoor serieuze behandelingen op touw werden gezet. In de jaren zeventig geloofde men vooral in ‘praten’. Hazenmoeder Maria had zo haar bedenkingen: “… Ze was een voorstander van concrete handelingen, zoals het ontspannen van spieren, lezen, telefoneren, handwerken, alles wat de aandacht afleidde van angst…”. Ze geloofde ook niet in de antipsychiatrie die stelde dat de maatschappij ziek was. Ze beschermde haar angsthazen tegen de alternatieve wereld van kwakzalvers, natuurgenezers, magnetiseurs, reïncarnatietherapeuten en andere beunhazen die veel geld kostten en al evenveel frustratie opleverden.
Verkeerde opvattingen worden een ziekte
In de jaren tachtig volgde de cognitieve gedragstherapie Marina’s praktijkgerichte benadering. Deze theorie ziet angst als een vorm van verkeerd gedrag en verkeerde opvattingen, die gecorrigeerd kunnen worden. Een zienswijze die al millennia oud is. Oude Romeinse redenaars als Cicero, Epicurus en Seneca pleiten allemaal voor een stoïcijnse ‘kalmte van geest’. Angsten zijn nutteloos. De Griekse slaaf Epictetus meende dat het niet de wereld zelf was die ons ongelukkig maakte, maar onze ideeën over de wereld. De zeventiende-eeuwse filosoof Spinoza concludeert eveneens dat het nooit zinnig is bang te zijn. Als je ergens geen invloed op hebt sta je machteloos, als je ergens wel invloed op hebt kun je het veranderen. Het stoïcijnse advies dat we in het moment moeten leven is nog steeds het actuele motto van allerhande mindfulness-retreats. Psycholoog John Watson bewees dat als angst aan te leren was, deze ook was af te leren. Psychiater Aaron T. Beck confronteerde zijn patiënten stapje voor stapje met dat waar ze bang voor waren, zodat ze er op den duur mee leerden dealen. In de jaren tachtig werd angst geduid als een in de hersenen of genen gelegen stoornis, een echte ‘ziekte’. Met dank aan psychiater Emil Kraepelin (1856 – 1926), die psychische aandoeningen opvatte als een biologisch mankement en daarmee een grondlegger werd van de huidige psychiatrie. Zijn rubricering voor geestesziekten diende als grondslag voor het huidige DSM classificatiesysteem. Na de Tweede Wereldoorlog waren er zoveel getraumatiseerde soldaten dat iedere dokter een hulpmiddel nodig had om zoveel mogelijk militairen te verwerken. Dat werd het ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’.
Big farma
Je zou bijna kunnen zeggen dat gaandeweg bij de pil de ziekte werd uitgevonden. De psychofarma ontwikkelde zich tot het fundament waarop DSM III is gebaseerd. In de jaren vijftig ontdekte men bijvoorbeeld dat het middel imipramine paniekaanvallen bij pleinvrees blokkeerden, maar gek genoeg niet werkte bij chronische angst of een fobie. In de jaren zestig en zeventig kwam een niet te stuiten storm aan farmacologisch onderzoek op gang. De farmaceutische bedrijven roken hun kans en lieten hun macht gelden. Daans inzage in hoe de herziening van DSM III in 1974 tot stand kwam, is ronduit ontluisterend. Achter gesloten deuren discussieerden enkele tientallen psychiaters - psychologen en psychoanalytici waren niet welkom - onder elkaar over warrige, inconsistente en dubbelzinnige ‘ziekten’, terwijl de wijn rijkelijk vloeide. ‘We maakten eigenlijk gewoon drie uur lang ruzie’, herinnert een betrokkene zich. De deelnemers tekenden een contract dat hen verbood in het openbaar over deze bijeenkomsten te praten. Pas enkele jaren geleden kreeg het publiek openheid van zaken toen de archieven werden vrijgegeven: “… Een groot deel van de DSM III-onderzoekers had een contract lopen bij een van de farmaceutische bedrijven die een financieel belang hadden bij welke aandoeningen officieel werden vastgelegd. Een officieel erkende aandoening betekende een gat in de markt, dat weer zou leiden tot miljarden aan winst. Van de onderzoekers die betrokken zouden zijn bij de DSM IV (1994) zou liefst 56 procent een financiële band hebben met de farmaceutische industrie…”. Dus is het niet verwonderlijk dat er bij elke nieuwe editie van de DSM meer aandoeningen verschijnen. Inmiddels is het een massief en dwingend handboek. Wat niet in de catalogus voorkomt bestaat niet en wordt niet vergoed door de ziektekostenverzekeraars. Naar schatting loopt een kwart van de psychiatrische patiënten inmiddels met een verkeerd of verouderd label rond. Dat zal voorlopig niet veranderen want er is geen alternatief. Volgens Daan zijn er maar weinig artsen die beseffen dat ze worden gegijzeld door een pervers systeem.
Apocalyptische angst
Hij vertelt dat de tegenwoordige klimaatangst, ‘eco-anxiety’, in Amerika inmiddels tot een klinische vorm van angst is bestempeld, wat het een legitieme reden tot ziekteverzuim maakt. Hij vindt het een geüpdatete versie van de bomangst uit de tijd van de Koude Oorlog, wat uiteindelijk weer een angst is voor de ondergang van de wereld, waar je volstrekt machteloos tegenover staat. Eigenlijk is het een christelijk getinte apocalyptische angst voor de dag des oordeels. Waar God voor de één een antidotum tegen angst is, vallen anderen juist ten prooi aan Godsvrees. God is dus zowel een angsttemmer als een angstmenner. Zie wederom Walter Schubart. De tegenwoordige toename van angst is volgens de Canadese filosoof Ian Hacking ook een gevolg van het ‘looping effect’. Door alle media-aandacht beelden steeds meer mensen zich, al dan niet terecht, in dat ze aan een angststoornis lijden. Bovendien ga je je gedragen naar het label dat je krijgt. Een diagnose is een echtheidscertificaat, het biedt erkenning. Voor Daan betekende het een opluchting. Maar helpt het om jezelf als een ‘geval’ te beschouwen? Vergroot het je kansen om je beter te voelen en mee te draaien in de samenleving? Waarom zou iemand die zegt te lijden aan ‘sociofobie’ niet gewoon verlegen kunnen zijn? Worden we in sommige gevallen niet gewoon ver-ziekt? Hij is er nog niet uit.
Chemische disbalans
Daan duikt uitgebreid in de angstmedicatie. Voor angst- en paniekstoornissen worden meestal antidepressiva voorgeschreven omdat er geen specifieke middelen voor bestaan. “… Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die zou worden verholpen door een pilletje…”. Maar hoe de perfecte balans eruit ziet: niemand die het weet. Bovendien veranderen de verbindingen in de hersenen voortdurend naar gelang onze activiteiten. ‘Chemische disbalans’ blijkt een containerbegrip die vooral veel tijdswinst oplevert. Hij heeft het over serotonineheropnameremmers (SSRI’s) die ‘happy pills’ worden genoemd. Serotonine heeft een positieve invloed op je geheugen, je emoties, je stemming, je seksuele activiteit en je eetlust, maar wat het precies doet, weet niemand. Het schijnt samen te hangen met gevoelens van zelfwaardering en erkenning. Michel Houellebecq schrijft in zijn gelijknamige roman dat serotonine wordt aangemaakt in de darmen en zelfs bij amoeben wordt waargenomen: “… Wat voor zelfwaardering kunnen amoeben in godsnaam hebben?...”. De wetenschap tast in het duister. Elk lichaam reageert anders op medicatie, dus is het een kwestie van uitproberen. Let wel: de hersenen zijn een uiterst fijngevoelig systeem van zo’n 450.000 kilometer bedrading met zo’n vijf tot tien triljard verbindingen. Ter vergelijking: er zijn 'maar' vijf triljard sterren.
Hebzuchtige pillendraaiers
Psychofarma, ooit bedacht voor de echt zware gevallen die niet meer konden functioneren, worden nu massaal geslikt. Ook door mensen die eigenlijk zonder kunnen. Angsten zullen er altijd zijn, dus pillen zijn een onuitputtelijke inkomstenbron. Wanneer patenten verlopen worden de recepten iets veranderd waardoor het desbetreffende medicijn weer als ‘nieuw’ op de markt kan worden gezet. Uit geneesmiddelenstudies blijkt dat farmaceutische bedrijven al decennialang alleen positieve onderzoeksresultaten vrijgeven. Twee positieve uitkomsten zijn in feite al genoeg om een pil vrij te geven. Neem het middel Prozac. Van de 245 proefpersonen reageerden maar 27 positief. De rest van het resultaat werd onder de pet gehouden voor het publiek (zie over hebzuchtige pillendraaiers onder andere de Amerikaanse dramaserie “Dopesick”). Een antidepressium doet de score van iemands gemoedstoestand op een schaal van 50 van gemiddeld 20 dalen naar 12. Een placebo verlaagt deze naar 13 (wat mijns inziens weer overeenkomt met de visie dat angst stoelt op een problematische verbeelding). Eén punt verschil. In 25 procent van de gevallen werken de stoffen wel degelijk, dus tal van mensen hebben zeker baat bij medicatie: “… Laat ik duidelijk zijn: voor ernstige gevallen kunnen antidepressiva van groot belang zijn, de juiste pil op het juiste moment kan het verschil betekenen tussen leven en dood…”. Echter, antidepressiva zijn feitelijk dierenmiddelen. Ze zijn getest op muizen. Ze onderdrukken de dierlijke symptomen, de fysieke verschijnselen, maar ze veranderen niks aan het menselijk bewustzijn.
Greed is good
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat we na de jaren vijftig steeds angstiger zijn geworden. Met een interbellum tussen 1989, de val van de Muur, en 2008, de val van Lehman Brothers die een einde maakte aan onze illusie van eeuwige economische voorspoed. Wij zijn banger geworden omdat we zijn geïndividualiseerd: “… Van solidaire wezens zijn we beetje bij beetje veranderd in solitaire wezens…”. Het is ieder voor zich geworden. Echter: “… Zonder houvast is de wereld een angstaanjagende plek…”. We streven naar een vorm van zelfontplooiing die hand in hand gaat met de vercommercialisering van geluk.”… De Duits-Amerikaanse filosoof Herbert Marcuse voorzag een wereld die geobsedeerd was door geld en producten, met een bevolking die door reclameboodschappen rijk, onwetend en asociaal gehouden werd, en uiteindelijk elk vermogen tot kritisch denken zou verliezen. Collega-filosoof Theodor Adorno meende dat die door het kapitalisme opgedrongen eendimensionaliteit zou leiden tot grote vervreemding, in alle lagen van de bevolking. Socioloog Émile Durkheim noemde deze staat van toenemende desoriëntatie ‘anomie’. Vervreemding, onverbondenheid, anomie, angstigheid, volgens mij zijn het typeringen van eenzelfde eenzame, losgezongen staat van zijn…”. Het kapitalistische Westen adoreert winstmaximalisatie onder het motto: ‘Don’t back the losers, but pick the winners’. Zie Michael Douglas’ karakter Gordon Gekko in Oliver Stones “Wall Street” (1987): ‘greed is good’ (zie ook "De gezagscrisis" van Ad Verbrugge). De welvaart nam weliswaar toe, maar de inkomensverschillen groeiden spectaculair, en daarmee de ongelijkheid in kansen. Echt angstig werden we pas toen we in de jaren tachtig zélf verantwoordelijk werden gesteld voor onze maximale vrijheid. Helaas was het ons niet allemaal gegeven om aan dit ideaalbeeld te voldoen. Er is een reservoir aan mensen ontstaan zonder financiële zekerheid die geen hypotheek kunnen krijgen, niet weten hoe ze de touwtjes aan elkaar moeten knopen en vrezen voor hun toekomst. “… Nu we de voorheen gangbare oeroorzaken als toeval, chaos, willekeur of goddelijke straffen niet meer accepteerden kwam de schuld van elke tegenslag bij onszelf te liggen…”. Een psychiatrisch label ontslaat ons van deze verantwoordelijkheid: het is niet onze schuld dat we niet mee kunnen komen, het ligt aan onze ziekte. Ondertussen worden we steeds banger en bozer.
De narcisme-epidemie
“… Uit vrijwel alle studies blijkt dat veertigers, dertigers en twintigers van nu aanzienlijk narcistischer zijn dan hun ouders en grootouders…”. Zij zijn dan ook groot gebracht met de ‘follow your dreams’-gedachte, maken aanspraak op een speciale behandeling en draaien op veel bevestiging. Generation snowflake. Dat ondermijnt de vaardigheid om te gaan met tegenslag en het bindend vermogen, wat nauw samenhangt met gedeelde normen en waarden. Zie ook de gamecultuur waarin we ons de enige held in een fantasiewereld wanen in vergelijking met de gezelschapsspelen van vroeger. We zijn geobsedeerd door succes. Er ontstaat al gauw kortsluiting tussen onze kolossale verwachtingen en de realiteit. Onze massale smartphoneverslaving versterkt onze narcistische neigingen alleen maar. “… Zonder er erg in te hebben stort iedereen zichzelf dagelijks in tientallen kansloze vergelijkingswedstrijden, tussen de beste versie van de ander en de slechtste versie van jezelf, wedstrijden die nooit echt een winnaar kennen, maar genoeg verliezers…” (zie ook “Generatie angststoornis” van Jonathan Haidt). We zijn verleerd onze angsten collectief, in gemeenschappen of verenigingen, op te vangen, met of zonder hulp van God. De massamedia storten ook nog eens zoveel informatie over ons uit, dat we het overzicht allang kwijt zijn. De boodschap is: u weet niet half hoeveel gevaar u loopt. Terwijl de wereld in de laatste vijftig jaar in werkelijkheid stukken veiliger is geworden.
Homo anxious
Een hoofdstuk is gewijd aan de geestelijke instabiliteit van kunstenaars en depressieve schrijvers: Edvard Munch, Mark Rothko, Michael Bernard Loggins, Beethoven, Schiller, Edgar Allan Poe, William Wordsworth, Lord Byron, John Keats, Samuel Taylor Coleridge, Samuel Johnson, Robert Burns, Van Gogh, Virginia Woolf, Joni Mitchell, John Cale, William Styron, Sylvia Plath, SimonVestdijk, Maarten Biesheuvel, Joost Zwagerman, T.S. Eliot, MarcelProust. Alsof angst en/of depressiviteit bijna een voorwaarde voor genialiteit is. Volgens Socrates komt gekte dan ook van God. Een ander hoofdstuk beschrijft het stadium voor het vertrek van Daans vriendin waarin ‘beschamende fantasieën over zelfmoord’ op beginnen te spelen: “… Ten onrechte wordt vaak aangenomen dat de zelfmoordenaar zichzelf wil doden. Maar hij wil ‘iets in zichzelf doden’, hij wil ontsnappen aan de druk, dat gevoel van opgesloten zitten…”. Het is bijna niet uit te leggen wat je voelt als je depressief bent. Daarom grijpt de ingewijde naar vergelijkingen en metaforen: “… Het is ‘alsof’ hij zich onder water bevindt, ‘alsof’ hij in een diepe put is gevallen, ‘alsof’ hij geen lucht krijgt, ‘alsof’ hij afdrijft, ‘alsof’ hij verdrinkt, ‘alsof’ hij stokoud is…”. Mensen die depressief zijn gaan steeds meer praten in ‘I language’ omdat ze opgesloten zitten in zichzelf. Dat correspondeert met dat het ik-tijdperk tegelijk een angst-tijdperk is. Daan vindt dat er veel nadelen aan label en stoornissen kleven en pleit voor de term ‘kwetsbaarheid’. Hij ziet ook niets in de voorbeelden van beroemdheden die hun inzinkingen achteraf romantisch verheerlijken. Dan neem je de angsthazen toch niet serieus? De meesten willen hun overmatige angsten maar al te graag kwijtraken. Hoezo ‘stille kracht’!? Daan gelooft niet meer in 'genezing' omdat hij niet meer gelooft in 'ziekte'. Het lezen, het praten, het onderzoeken en het schrijven, heeft hem geholpen. Ondertussen zag ik op de bestseller top-60-lijst van deze week weer twee angstboeken staan: "Mama huilt harder" van Leslie Keijzer en "Goede moed" van Tim Hofman.
Uitgave: Atlas Contact – 2021, 336 blz., ISBN 978 904 504 368 5, € 17,50
Rechtstreeks
bestellen bij bol: klik hier