“Winter” is het tweede boek uit Ali Smiths seizoencyclus. Eerder besprak ik de Man Booker Prize-favoriet “Herfst”- zie hier. “Winter” is een kerstverhaal: vier mensen – twee oude zussen, een zoon van een van hen plus een buitenstaander – vieren samen kerst in een kast van een huis in Cornwall, ook al zijn ze eigenlijk vreemden voor elkaar. “Winter” is geen vervolg op “Herfst”, maar heeft wel vergelijkbare thema’s: herinneringen, kunst, politiek, liefde. Het boek is ook een stuk ingewikkelder dan “Herfst”, en toegegeven, je moet er van houden omdat het toch echt wel experimenteel proza is wat Smith ons voorschotelt. Maar dat doe ik. Enorm. Smith laat zien hoe wij ‘anders’ naar ons post thruth-tijdperk kunnen kijken. Ze doet dat op een enorm welwillende, vrolijke, zachte manier. Voor mij heeft ze iets van de wijze oermoeder, zoals bijvoorbeeld Marilynne Robinson dat ook heeft, die niet aarzelt het fenomeen ‘kwantumverstrengeling’ op te voeren, waardoor ‘de oude rituelen van oorzaak en gevolg verschrikkelijk inefficiënt blijken, Einsteins universum mechanistisch en dat van Newton het werk van een prutser’. We weten van alles over ons fysieke brein, maar niets over onze geest. Alsof we een radio uit elkaar halen om te kijken waar de muziek zit. Waar blijft ons ‘gezonde verstand’ als we nadenken over de ‘snaartheorie’ die zeven, nooit waargenomen, dimensies toevoegt aan de ons bekende vier? Kijk, dat vind ik nu opwindende taal. Wat weten we nu helemaal? Wat weten we over ons 'zelf'? Wat weten we over wat we ooit 'zijn zullen' (Romeinen 8)? Dit soort teksten stemmen mij oneindig hoop- en verwachtingsvol.
That reservoir of goodness
Omdat “Winter” een boek is dat zich als het ware ‘ontvouwt’ in plaats van dat het van oorzaak naar gevolg hobbelt, kan ik het eigenlijk net zo goed van achteren naar voren bespreken. Temeer ook, omdat ik het naar het einde toe steeds mooier begon te vinden. Of moest ik gewoon wennen aan de cryptische Smith en begreep ik haar gaandeweg beter? Marilynne Robinson gelooft in een ‘zelf’, een individuele ‘kern’ dan wel ‘ziel’ of ‘geest’, welke naam je er dan ook aan geeft, die moderne neurowetenschappers ontkennen (zie “Wij zijn ons brein” van Dick Swaab). Ik geloof ook in iets als de ziel. Ik denk dat daar de verbinding met het goddelijke plaatsvindt. Marilynne Robinson heeft het zelfs ergens over ‘that reservoir of goodness’, of in christelijke termen ‘genade’. Dat is de essentie van kerst, dat is de oorsprong van het ‘licht’ waar met kerst alles toch eigenlijk om draait. Ik weet niet of Ali Smith gelooft in ‘genade’ of ‘God’. Ze heeft het er nergens over. Toch schrijft ze over de ‘ziel’ die ze naar voren haalt in bestaande kunst. Het gekke is, dat ik de ‘ziel’ ook veel meer ontmoet heb in kunst, dan in de kerk. Zie alleen al het indirecte licht van Caravaggio, waar momenteel een immens populaire tentoonstelling van te zien is in het Centraal Museum van Utrecht. En zijn leerling Rembrandt. Je kunt de ziel niet zien. En daarom bestaat die niet – volgens materialisten. Toch laat Ali Smith een wonderlijk meisje in haar boek zeggen: “… waar zouden we zijn zonder ons vermogen verder te kijken dan we geacht worden te zien…”. Ze heet Lux, licht, een drop-out, die Art heeft ingehuurd om hem met kerst te vergezellen naar zijn moeder, omdat hij niet wil weten dat hij ruzie heeft met zijn echte vriendin. Hij heeft Lux opgepikt bij een bushalte waar ze zat te lezen. Ze heeft iets van een ongrijpbare engel, die de dingen goed komt maken - evenals het baby-meisje in “Kind uit Nergensland” uit mijn vorige verhaal. Jezusfiguren die helemaal bij kerst passen. Ze vindt dat Art een ‘schone geest’ heeft. Voor haar is het bestaan van een ‘geest’ geen vraag: “… Alles wat leeft heeft een geest, zegt ze. Zonder geest zijn we niets dan vlees. En dingen als, zeg maar, vliegen en bromvliegen, zegt hij. Hebben die een geest? Want als ik een geest heb, zal ik je vertellen. Dan is die niet schoon, die is klein, en rot, en ongeveer het formaat van een bromvlieg. Het formaat van de geest van een bromvlieg, zegt ze. Glanzend als een pantser. Heb je ooit gezien hoe vastbesloten een bromvlieg kan zijn als hij door het glas van een raam wil?...”.
Geest en materie
In het verhaal gaat het onder andere over de kunst van Barbara Hepworth en de gaten die ze maakt in haar sculpturen. Een ‘inner circle’ die je ook als de ziel annex geest zou kunnen zien. Een grote steen waarin een kleinere steen past als een koppeling van moeder en kind. Ik heb de ziel altijd als een soort gouden bal gezien, een zon, die tegen je middenrif danst. Het centrum van je lijf en misschien ook wel je leven. Ik heb me vaak afgevraagd of dat een soort van typisch vrouwelijke mystiek is; een equivalent voor de baarmoeder. Maria en het kindje Jezus. Maar ik kom het ook in het werk van mannen tegen, zie bijvoorbeeld de rol van de cirkel in “De christus van Elqui” van Hernán Rivera Letelier. Een fragment waarin Smith de cirkel eveneens met God verbindt: “… Ken je dat verhaal, zegt ze, over de briljante kunstenaar en koning, en de koning stuurt zijn mensen naar de kunstenaar om hem opdracht te geven het volmaakte kunstwerk voor hem te maken, en de kunstenaar tekent een cirkel, alleen een cirkel, niets anders en geeft die aan hen en zegt geef dit van mij aan jullie koning? Dat is een oud verhaal over een kunstenaar die Giotto heet, zegt hij in haar oor. Nee, ik zei niet God, ik zei Giotto. Dat weet ik, zegt ze. Ik bedoel ik weet dat je het niet over God had...”. Het ontroerende is dat iemand mij laatst, toen ik het verhaal over Giotto nog niet kende, wees op het werk van Gisèle d’Ailly, waarover pas een boek is verschenen: “De eeuw van Gisèle”. In een documentaire in “Het uur van de Wolf” vertelt ze ook hoe in een klooster in Griekenland 'de cirkel in haar wakker werd'. Ze heeft het over cirkels die ze als ‘trommels’ ziet. Ik bedacht dat, volgens veel verhalen, in de tropen trommels vaak worden gebruikt om het goddelijke op te roepen. Art in het verhaal weet “… dat geest en materie mysterieus zijn en, als ze samenkomen, abondant…”. Smith speelt met woorden.
God is dood
Terug naar start. “Winter” begint met de indrukwekkende mededeling dat alles ‘dood’ is: “… God was dood: dat om te beginnen. En romantiek was dood. Ridderlijk was dood. Poëzie, proza, schilderkunst, ze waren allemaal dood, en kunst was dood. Theater en film waren allebei dood. Literatuur was dood. Het boek was dood. Modernisme, postmodernisme, realisme en surrealisme waren allemaal dood. Jazz was dood, popmuziek, disco, rap, klassieke muziek, dood. Cultuur was dood. Fatsoen, maatschappij, familiewaarden waren dood. Het verleden was dood. Geschiedenis was dood. Politiek was dood. Democratie was dood. Communisme, fascisme, neoliberalisme, kapitalisme, allemaal dood, en marxisme, dood, feminisme, ook dood. Godsdienst was dood. Nadenken was dood. Hoop was dood. Waarheid en fictie waren allebei dood. De media waren dood. Het internet was dood. Twitter, Instagram, Facebook, Google, dood. De liefde was dood. De dood was dood. Een heleboel dingen waren dood. Maar sommige waren niet, of nog niet, dood. Het leven was nog niet dood. Revolutie was niet dood. Rassenongelijkheid was niet dood. Haat was niet dood. Maar de computer? Dood. Tv? Dood. Radio? Dood. Mobieltjes waren dood. E-readers waren dood. Huwelijken waren dood, sekslevens waren dood, conversatie was dood. Bladeren waren dood. Bloemen waren dood, dood in hun water…”. Welkom op “… een vrolijke zonnige, post-millenniumwisseling-broeikaseffectochtend de dag voor Kerstmis (Kerstmis, ook dood)…”. En in een verhaal dat “… over echte dingen gaat die echt gebeuren in de echte wereld met echte mensen in de echte tijd op de echte aarde (jaja, de aarde, ook dood)…”. Kijk, dát is schrijven! Het doet me denken aan de postmoderne wetenschapsjournalist John Horgan en zijn interessante studie "Het einde van de wetenschap: Over de grenzen van onze kennis". Alweer uit 1997.
Art in Nature
Later blijkt dat een jongeman, Arthur oftewel Art genaamd, op een aftandse pc in een openbare ruimte in Londen willekeurige woorden in zit te typen op Google om te kijken of er automatisch het woord ‘dood’ achter verschijnt, wat vaak het geval is. Ook met zijn eigen naam: Art is dead. Er staat een ongeduldige rij wachtenden achter hem, maar dat interesseert hem geen bal. Zijn eigen laptop is naar de mallemoer, kapot gesmeten door zijn vriendin voor ze wegliep na een hevige ruzie. Via zijn mobieltje komt hij er achter dat ze in zijn naam nepberichten vol flagrante leugens op internet zet om hem te pesten. Hij beheert een natuurblog (waarvoor hij alle informatie van internet plukt – hij ziet zelf nooit een stukje echte natuur): “… De antwoorden schuimen al binnen als slecht getapt bier. Woede en sarcasme en haat en spot…”. Gelukkig doorziet zelfs zijn bejaarde tante Iris dat hij gefaked wordt, maakt hij op uit haar tweet: “… vertel uit eign ervaring: zijn wij overgeleverd aan techno of techno aan ons?...”. En dan is dakloze Lux daar dus, die wil weten hoe zijn vriendin was, als ze voor duizend pond er mee instemt als haar stand-in te functioneren. “… Lastig, die Charlotte van je? Zegt ze. Beetje overgevoelig? Een nagel aan mijn dooskist, zegt hij…”. Lux: “… Waarom zou je je familie niet gewoon de waarheid vertellen, dat zij een nagel aan je kruis is… Doodskist, zegt hij…”. Haha. Zijn Charlotte: “… Charlotte, slim. Charlotte, stom. Charlotte, aardig… “. En dan: “… Charlotte, mooi. Mooier dan wie ook. Met meer gevoel en begrip dan iemand die hij ooit…”. Dat wordt natuurlijk een knettergek verhaal.
Eigenste kerstkindje
Even overschakelen naar zijn moeder, Sofia Cleves, een oudere vrouw die alles niet meer zo op een rijtje heeft, want ze ziet een vrolijk en beleefd kinderhoofd dat haar overal vergezelt: “… geestig, zoals Duchamp die de Mona Lisa een snor had gegeven; zelfs een beetje als een tafelstilleven van Cézanne, die ze aan de ene kant altijd verwarrend had gevonden en aan de andere kant verfrissend omdat hij onthult, al is het moeilijk te geloven, dat dingen als appels en sinaasappels ook blauw en paars kunnen zijn, kleuren waarvan je nooit had gedacht dat die erin zaten…”. Haar eigenste kerstkindje. Even verder over de Mona Lisa: “… De meesten stonden er met hun rug naartoe omdat ze foto’s maakten van zichzelf met haar; tegenwoordig glimlachte het oude schilderij op zijn superieure manier naar de rug van mensen, mensen die hun telefoon boven hun hoofd in de lucht hielden. Ze zagen eruit of ze een groet brachten. Maar een groet aan wat? De ruimte voor een schilderij waar mensen staan zonder ernaar te kijken? Zichzelf?...”. Ze is er al voor naar een opticien geweest. Als Art met Lux arriveert bij haar woning in the middle of nowhere vinden ze haar met dikke buitenkleding aan in de veel te warm gestookte keuken. Ze heeft het koud zegt ze. Ze is ook veel te mager omdat ze niets eet. Lux krijgt het voor elkaar haar wat lagen kleding uit te laten uittrekken. Er is nergens eten te vinden in huis. Ze moeten iemand bellen vindt Lux. Buiten de dokter kan Art niemand anders verzinnen dan de oude tante waarmee zijn moeder al dertig jaar in onmin leeft: Iris. En die komt midden in de nacht aanzetten met tassen vol boodschappen. De volgende dag, eerste kerstdag, maken de oude dames op een spectaculaire manier ruzie aan de feestdis - op een gegeven moment draait zijn moeder zich zelfs demonstratief om met haar gezicht naar de muur - terwijl Art en Lux hun best doen de gemoederen te sussen. Hun leven lang zijn ze tegengestelde persoonlijkheden geweest. Zo conservatief als de moeder van Art, zo progressief is zijn hilarische tante. Opa heeft de laatste zelfs als puber uit huis gezet vanwege haar provocerende manier van doen. Haar hele leven was en is één grote, dramatische protestdemonstratie: ban de bom, dierenleed, plastic soep. Dat soort dingen. Het huis waar ze zijn blijkt Iris te kennen omdat ze het ooit met een man of vijftien gekraakt heeft.
Balans
Hoe langer je over het verhaal doordenkt hoe meer analogieën je ziet met het klassieke kerstverhaal. Het denkbeeldige kinderhoofdje verandert langzaam in de cirkel zoals uitgebeeld in de stenen van Barbara Hepworth, zodat er een link ligt met het kindje Jezus dat gelovige Christenen in hun hart zeer nabij achten. Art ziet en droomt trouwens ook van alles. Herhaaldelijk klinkt de vraag wat Freud er van zou zeggen. De moeder van Art vertelt midden in de nacht aan Lux, als ze allebei niet kunnen slapen over de vader van Art, die zich over haar ontfermd heeft als een soort Jozef toen zij op het punt stond een alleenstaande moeder te worden. Dus is hij helemaal niet zijn echte vader: “… Het is ook belangrijk in het leven sommige dingen voor je te houden, zei Sofia. En Arthur was mijn zaak. Van niemand anders…”. Art vertelt dat hij zijn vader maar twee keer in zijn leven heeft gezien. Zoals veel gelovigen God ook beschouwen als hun Vader, terwijl ze Hem eigenlijk zelden ervaren. Lux slaapt in de schuur. Voor haar is geen plaats in de herberg. Eigenlijk is ze een (Kroatische) vluchteling. Net zoals Jezus die met zijn ouders naar Egypte vluchtte om aan de moordpartij van Herodus te ontkomen. Alles wordt weer gelinkt aan de vluchtelingen van nu. Misschien zullen juist zij, in het kielzog van Jezus en Lux, uiteindelijk de wereld redden? Het gaat over een crowdfundingsactie waarbij mensen duizenden ponden hebben ingezameld om een boot te financieren die kan worden ingezet tegen de reddingsboten die vanuit het Italiaanse vasteland vluchtelingen op zee helpen die in de problemen komen. Verlaten mensen voor de lol hun huis? Het gaat over de vrienden van Iris die de wereld willen behoeden voor de ondergang – net zoals de Messias. Allerlei kerstverhalen komen voorbij, waarbij ik er vast wel wat heb gemist, omdat ik niet zo erg op de hoogte ben van de Engelse literatuur. Dickens, Keats, Garner, Shakespeare. Cymbeline, het toneelstuk waarin iedereen doet of hij iemand of iets anders is. Net internet. Net henzelf. Op tweede kerstdag komt er een bus met vogelaars langs die op zoek zijn naar de Canadese zanger, die ergens in de buurt gespot moet zijn volgens een fakebericht van de ex van Art. En het verontrustende is: er is nóg een bus onderweg. Zie de Wijzen uit het Oosten. Als Art de waarheid opbiecht, zegt de groepsleider dat het er niet toe doet, dat de busreis een leuk verzetje is met kerst: iedereen viert kerst, ook al gelooft niemand meer. Ondertussen verkoopt Lux de inboedel van de vintagewinkel die zijn moeder ooit dreef, en die staat opgeslagen in de schuur: het consumentisme. Niet alleen de kunst, ook de politieke actualiteit is volop aanwezig: de Brexit, graatmagere fotomodellen, de brand in de Grenfel Tower. De kerstboodschap van Smith: als kunst en politiek met elkaar in samenspraak gaan is er hoop. Volgt er bezinning. Kijk naar het geharrewar van de zussen. Uiteindelijk zingen ze samen een tweestemmig lied. De mens zal altijd komen bovendrijven. En, zoals in Cymbeline, elke chaos streeft naar balans.
Uitgave: Prometheus – 2018, vertaling Karina van Santen & Martine Vosmaer, 308 blz., ISBN 978 904 463 795 3, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier