Ik heb de laatste tijd verschillende christelijke boeken besproken van uitgeverij Gideon - “De langste week” van Nick Page, “Gods stem horen” van Hanneke van Dam, “Herstellers” van Gabe Lyons - waaruit je de conclusie kunt trekken dat het in het christendom draait om liefde (al zou je dat gezien de praktijk - op zijn zachts gezegd - niet altijd zeggen). Het woord liefde is vandaag de dag zo vaak gebruikt, uit zijn context gerukt, en als etiket op van alles en nog wat geplakt, dat het bijna een holle frase is geworden. Waar hebben we het eigenlijk over? Word je geen ‘zije sok’, vroeg Jeroen Pauw (Pauw & Witteman; 28.04.14) aan een groep christenjongeren, als je leeft uit liefde? Brennan Manning (1934 – 2013) onderzocht op zijn manier de goddelijke liefde.
Wie is Brennan Manning?
Ik had nog nooit van Brennan Manning gehoord, maar hij blijkt een priester te zijn geweest die prima in het rijtje Henri Nouwen - Thomas Merton - Anselm Grün past.
Manning groeide op in Brooklyn, New York. Na de middelbare school studeerde hij verder aan de St. John’s University in Queens, meldde zich na twee jaar bij de Amerikaanse mariniers, vocht in Korea, kwam terug, begon aan een studie journalistiek aan de universiteit van Missouri, maar ook dát was het niet. Brennan Manning was ‘op zoek naar meer’. “Maybe the something ‘more’ is God”, suggereerde een adviseur, waarop hij op een katholieke seminarie in Pennsylvania belandde. In februari 1956 beleefde hij een krachtige ervaring van de liefde van Jezus Christus, toen hij mediteerde bij de staties van de kruisweg, wat hij beschouwde als de roep van God over zijn leven. Later zei hij daarover: “Op dat moment veranderde mijn christelijke geloof in een intieme, innige relatie met Jezus”. Manning studeerde af aan het St. Francis College, hoofdvak: Filosofie, bijvak: Latijn, koos een theologische vervolgstudie en werd tot priester gewijd in de orde der Franciscanen. Hij werkte onder armen en gevangenen in Amerikaanse en Europese achterstandswijken, hield lezingen en doceerde aan universiteiten. Toen hij zich zes maanden als kluizenaar terugtrok in een afgelegen grot in de woestijn van Zaragoza, had hij opnieuw een overweldigende religieuze ervaring: “… Ik leerde die nacht wat een wijze, oude Franciscaner monnik mij eerder had verteld: ‘Als je de liefde van Jezus Christus echt leert kennen, is er niets in de wereld dat mooier of begerenswaardiger is’…”.
Toch ging het op een gegeven moment helemaal mis met Manning. Hij trad uit de Franciscaner gemeenschap om te trouwen. Het huwelijk werd een ramp en eindigde in een echtscheiding. Hij raakte aan de drank, zwierf rond op straat, maar herpakte zich uiteindelijk weer in een afkickcentrum. Daarna is hij gaan schrijven. Zijn belangrijkste boeken zijn in het Nederlands vertaald: “Het zwerversevangelie”(The Ragamuffin Gospel), “Kind aan huis; verlangen naar intimiteit met God”( Abba’s Child) en “Onder de indruk van Jezus en van zijn liefde aan het kruis”( The Signature of Jezus).
Chutzpah
In “Het onstuimige verlangen van God… naar jou” deelt Brennan Manning zijn religieuze inzichten in een aantal korte en vaak verrassende verhalen, die afgesloten worden met een paar vragen om je aan het nadenken te zetten. Eén van de mooiste gaat over het woord ‘vrijmoedigheid’, zoals b.v. in de tekst ‘Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te vinden en zo hulp te krijgen op de juiste tijd’ – Hebreeën 4:16. Het Jiddische woord voor vrijmoedigheid of lef is ‘chutzpah’, waarover Manning:
“… Esther Schwartz staat met haar driejarige kleinzoon Jacob voor een hotel in Miami. Ze aanbidt Jacob. Ze heeft voor de lieve kleine jongen een kanariegele ronde zonnehoed gekocht, zodat de zon niet te fel op zijn bolletje brandt. Ook heeft ze een emmertje en schepje voor hem gekocht. Op het strand geniet Esther van Jacobs spel: hoe hij het zand in het emmertje schept en blijft scheppen.
‘O, Jahweh, dank U voor Jacob.’
Op dat moment rolt er een enorme golf het strand op en de kleine Jacob wordt met zijn emmertje en schepje meegesleurd naar de zee. Esther Schwartz is volkomen overstuur. Ze kijkt naar de hemel en schreeuwt: ‘Wie denkt U wel dat U bent? Weet U wel wie U voor U hebt? Esther Schwartz. Mijn man, Salomo Schwartz, is dokter en mijn zoon, Billy Schwartz, tandarts. Hoe durft U?’
Dan rolt er een tweede, gigantische vloedgolf het strand op en die smakt Jacob met zijn emmertje en schepje precies voor de voeten van zijn oma. Opnieuw kijkt zijn oma naar de hemel en schreeuwt: ‘Hij had ook nog een kanariegeel zonnehoedje. Waar is zijn hoedje?’
Dát is ‘chutzpah’…”.
Volgens Manning gaat het er ten diepste niet om dat christenen alles van de Bijbel weten, maar dat zij God ‘ervaren’. Hij citeert Karl Rahner: “… In de dagen die komen, zullen de mensen of mysticus zijn, of totaal ongelovig…”, en Thomas Merton: “… Het enige medicijn tegen de levensangst van de moderne mens is de mystiek…”.
Een hulpmiddel is meditatie. Manning vertelt hoe hij veranderd is door het jarenlang mediteren van een tekst uit Hooglied 7 : 11, ‘Ik ben van mijn geliefde, naar mij gaat zijn verlangen uit’: “… Als je die woorden persoonlijk gaat nemen, en dan bedoel ik héél persoonlijk, dan zullen er prachtige dingen gaan gebeuren…”.
Manning benadert God nadrukkelijk als ‘Vader’: “… Gebruik de komende maand om een paar maal per dag tijdens je gebed, met gesloten ogen en opengevouwen handen, de volgende woorden te bidden: ‘Papa, ik ben van U.’ Niet meer dan dat; vertrouw me, dat is voldoende…”.
L’amour de Dieu est folie…
Waar ik bij Brennan Manning het meest gecharmeerd van ben, is het randje gekte dat hij met zijn geloof verbindt: “… Mijn critici, en dat zijn en waren er veel, protesteren dat ik te veel schrijf over de liefde van God en te weinig over zonde en oordeel en hel en kerst zonder Christus. Zij beweren dat ik onevenwichtig ben, oppervlakkig, en een beetje gek. Hoewel ik mij schuldig acht aan de laatste aanklacht, ben ik vol vertrouwen dat God ook andere onevenwichtige, oppervlakkige en gestoorde schrijvers zal opwekken om met mij de Franse paasliturgie uit te roepen: L’amour de Dieu est folie! L’amour de Dieu est Folie! (De liefde van God is dwaasheid)…”.
Vaak denk ik over hoe geniaal het is om het christelijke geloof als een ‘gek verhaal’ over de wereld te verspreiden. Dat maakt korte metten met iedere vorm van, al dan niet goddelijke, pretentie; en is –als je de geschiedenis overziet – misschien wel de enige manier om bloedvergieten te voorkomen: “… In één van mijn andere boeken, ‘Ruthless Trust’, heb ik gesproken over onze dringende behoefte aan artiesten, mystici en clowns…”.
Manning presenteert zo ongeveer het tegenovergestelde mensbeeld van de protestantse Heidelbergse Catechismus, waarin de mensheid wordt neergezet als zo verdorven, dat zij ‘ganselijk onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’, waarmee ík ben groot gebracht. Dat vormt dan een goed tegenwicht.
Manning baseert zijn positieve visie op het Bijbelse gegeven dat mensen zijn geschapen naar het ‘beeld van God’ dat verborgen is in iedereen, of men zich dat nu bewust is of niet. Het gaat erom dat ‘beeld van God’ in mensen - zelfs in de meest waardeloze, onaantrekkelijke, verknipte en verdorven figuren - naar boven te halen: “… Zorg je ervoor dat mensen zich een beetje beter of slechter voelen? Bevestig je hen of beroof je hen? Contact is nooit neutraal…”.
Onze enige mogelijkheid
Manning aarzelt niet woorden als ‘onstuimig’, ‘hartstochtelijk’, ‘vurig’ en ‘hunkerend’ in de mond te nemen als hij het over de liefde van God heeft. Hoezo: ‘zije sok’?!
Ik moest denken aan de televisieserie “Op zoek naar God” van de E.O., waar de
deelnemende BN-ers, na een retraite in een klooster, eigenlijk allemaal tot de conclusie kwamen dat liefde de belangrijkste emotie in het leven is, alleen wilden de meesten dat niet direkt op God betrekken. Toch staat er in de Bijbel: God is liefde. Er is dus wel een link.
Toevallig las ik van de week een stuk van C.G. Jung, waarin hij schrijft: “… Men moet (echter) niet alleen met God, maar ook met de medemensen door liefde verbonden zijn. Deze relatie schijnt zelfs even wezenlijk te zijn als die tussen mens en God. Indien God alleen ‘in ons blijft’ wanneer we onze ‘broeders’ liefhebben, dan zouden we bijna kunnen vermoeden dat liefde nog belangrijker is dan God…” (Libido en transformatie – deel 1, blz. 73). Dit naar aanleiding van de eerste Brief van Johannes - ‘Wie zijn broeder liefheeft blijft in het licht’ , ‘Maar wie zijn broeder haat, die is in de duisternis’, ‘Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien we elkander liefhebben blijft God in ons’- waarin wederzijdse verbondenheid een voorwaarde voor verlossing, of hoe je die verlangde toestand ook wil noemen, schijnt te zijn.
Marlen Haushofer, die helemaal niet religieus was, schrijft in haar ongelooflijk mooie roman “De Wand”: “… Misschien zijn de mensen beklagenswaardiger (dan de dieren), want zij hebben net zo veel verstand dat ze zich tegen de natuurlijke loop der dingen verzetten. Daar zijn ze kwaad en wanhopig van geworden en niet erg beminnelijk. Terwijl het toch mogelijk zou zijn geweest om anders te leven. Er bestaat geen verstandiger gemoedsaandoening dan liefde. Die maakt het leven draaglijker voor wie liefheeft en voor wie bemind wordt. Alleen hadden we op tijd moeten beseffen dat dat onze enige mogelijkheid was, onze enige hoop op een beter leven. Voor een oneindig leger van doden is de enige kans van de mens voorgoed verkeken. Daar moet ik steeds weer aan denken. Ik kan niet begrijpen waarom we de verkeerde weg zijn ingeslagen…”.
Misschien biedt Brennan Manning een terugweg?
Uitgave: Gideon – 2010, vertaling Gerhard Rijksen, 132 blz., ISBN 978 906 067 832 9, €12,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier