Ik houd enorm van het werk van de Schotse auteur Ali Smith (1962, academicus, toneelschrijver en journalist). Op de een of andere manier spat de energie er van af. “Lente” is het derde boek in haar seizoencyclus. Eerder besprak ik “Herfst” en “Winter”. Het gekke is dat “Lente” qua experimentele stijl en politieke inhoud wel de 2.0 versie van “KliFi” van Adriaan van Dis lijkt. Alsof Adriaan van Dis haar heeft gelezen en dacht: kom, laat ik het ook eens proberen. Smith’ kleine, knorrige broertje die gek wordt van haar ADHD-mentaliteit. Een geest met stormkracht tien. Ali Smith brengt het allemaal honderdduizend keer artistieker, scherper, springeriger, associatiever, wilder, begaafder en met een heel groot hart. Op foto’s ziet ze eruit als een bohemien die geen bal om uiterlijk geeft. Een beetje ‘Rianne van Dorst op gevorderde leeftijd’. Ik krijg een oppepper van dat soort mensen. Ze geven me het gevoel dat álles weer mogelijk is. Voor degenen die nog steeds denken dat mannen beter schrijven dan vrouwen: kijk en vergelijk…
Een nieuwe lente, een nieuw geluid
“Lente” kun je misschien het beste als een stuk of wat korte en langere toneelscènes bekijken – Ali Smith is niet voor niets (ook) scriptschrijver. Scène één: hijgerige populistenretoriek. Woorden als ‘smerige buitenlander’, ‘onderbuikreactie’, ‘zero tolerance’, ‘lynchen’, ‘woede’ en ‘mainstream media’ komen voorbij. Scène twee. Moeder natuur neemt het woord: “… Ik ben het groen in de bol en het moment dat het zaad splijt, het uitrollen van het blad, de prop aan de uiteinden van boomtakken met het groen alsof groen licht geeft. De planten die opkomen dwars door de rommel en plastic heen, vroeger, later, ze komen, ongeacht…”. En ze lust je rouw: “… Verpest mijn klimaat, dan zal ik jullie leven verkloten. Jullie leven is een niets voor me. Ik zal in december narcissen uit de grond rukken. Ik zal in april je voordeur blokkeren met sneeuw en die boom omblazen zodat hij je dak openbreekt. Ik zal je huis met de rivier bekleden…”. Tegelijk houdt ze van je: “… ik zal de reden zijn dat je levenskracht opbloeit. Ik zal het licht in je aderen spuiten…”. Onderschat haar niet: “… Wat stuurt de dunste groene spriet door die rots zodat de rots begint te splijten?...”.
Een man die klaar is met zijn verhaal
Pas bij scène drie begint het werkelijke verhaal. Over een man die in feite klaar is met zijn verhaal. Tv- en filmregisseur Richard Lease stapt uit een trein op een perron ergens in het noorden van Schotland. Vanwege de indrukwekkende achtergrond van de bergen. Hij voelt zich een loser. Zijn mobiel heeft hij in een halfvolle koffiebeker met het deksel erop in een vuilnisbak van een Pret a Manger gedumpt. Wat is hij van plan? Voor zijn geestesoog doemt Paddy op. Een scenarioschrijfster met wie hij jarenlang bevriend is geweest. Ze is dood. Ervaart hij zijn leven daarom als zinloos? Is daar mijn geliefde koning der kunsten, roept ze hem tegemoet als hij langs gaat, terwijl ze zichtbaar aan het eind van haar latijn is. Ze helpt hem met zijn laatste scriptopdracht over de literaire reuzen Katherine Mansfield en Rainer Maria Rilke. Naar aanleiding van een boek met de titel: “April”. Paddy loopt over van enthousiasme. Deze auteurs hebben volgens haar de hele literatuur veranderd: “… Ze breken de gietvorm. Zij zijn de modernen. Mensen zoals Zola en Dickens geven het stokje door aan mensen als Mansfield en Rilke, de grote thuisloze schrijvers, de grote buitenstaanders…”. Ze blijken in 1922 allebei in hetzelfde Zwitserse stadje te hebben vertoefd, zonder elkaar te kennen. Paddy vertelt dingen als hoeveel de mythe van Orpheus voor Rilke betekende. En aangaande Mansfield: “… Al die mensen die dachten dat zijzelf de sociale revolutionairen waren bekeken haar met geschokte weerzin. Naast haar leken zij kleinsteeds, Woolf, Bell, de Bloomsburry’s. Ze vonden haar een Nieuw-Zeelandse wilde, de kleine koloniaal…”. Als Lease’ opdrachtgever het idee oppert een aantal seksscènes in de film te verwerken - álles voor de kijkcijfers - weet Paddy niet wat ze hoort. Ze vindt het bijna heiligschennis. Mansfield had in 1922 vergevorderde tbc. Het gewicht van een deken op haar borst in haar bed was al te zwaar voor haar. Laat staan seks.
Heimwee naar het Rijk
Paddy merkt op dat één op de vijf mensen die in 1922 op aarde leefden tot het Britse Rijk behoorde en dat Mussolini rond die tijd met zijn spierballen begon te rollen: “… Het Britse Rijk, het Duitse Rijk, die langs elkaar rondmalen als twee gigantische molenstenen, alle miljoenen mensen die al dood zijn, en ze staan op het punt om die miljoenen weer helemaal opnieuw te vermalen in de volgende oorlog…”. Even verder: “… God sta ze bij daar in hun Zwitserse dorp, zegt ze, en die grote kartelige haaientanden van God overal om hen heen alsof ze op de tong van een gigantische mond zitten. In Zwitserland, de zogenaamde neutrale zone, en ook daar in de lucht, net zo door de lucht verspreid als de Spaanse griep, de sporen van de volgende dosis imperialistisch fascisme…”. Haar inspirerende visie: “… De heimwee naar het Rijk is weer helemaal terug. Dat zou je kunnen gebruiken…”. Hoe of het komt dat Paddy altijd alles weet: “… Ik ben een uitstervende soort, ik ben dat ding dat niemand daarbuiten nog relevant vindt. Boeken. Kennis. Jarenlang lezen…”. Vergeleken bij Paddy voelt Lease zich ontzaglijk dom: “… Ik hos als een pummel door de wereld…”. Op het eind van haar leven: “… Paddy is nu een en al botten. Bijna al haar woede is opgebrand; ze is filosofisch geworden over dingen waar ze nog maar een paar dagen geleden over tierde…”. De Britse regering en Ierland, die “…Rotzooien met de oude haat…”. Het Windrusch Schandaal. De Grenfelltoren: “… dat zijn geen voetnoten bij de geschiedenis. Dat is geschiedenis. De hele geschiedenis bestaat uit voetnoten, Pad, zei hij. Gemene Best, zei ze. Wat een leugen. Waarom is er geen protest geweest ter grootte van dit zogenaamde Verenigde Koninkrijk? In elke andere periode van mijn leven zouden die dingen een regering ten val hebben gebracht. Wat is er gebeurd met alle goede mensen in dit land? Compassiemoeheid, zei Richard. Rot op met je compassiemoeheid, zei ze. Dat zijn mensen die rondlopen met dode zielen…”. Ze wordt verzorgd door haar tweelingzonen van in de vijftig die niet willen dat Lease met haar praat over Trump, of klimaatverandering, of de opkomst van rechts, of de migrantencrisis of de Brexit, omdat het haar teveel zou opwinden: “… Serieus? zei Richard. Dan is er niets meer over om haar mee op stang te jagen…”. Lease over haar medicatie: “… Ze hadden haar leven uit haar behandeld…”.
Denkbeeldige dochter
Paddy blijkt de filmschrijver uit een depressie te hebben geholpen toen zijn huwelijk strandde. Ter compensatie van zijn dochter, die met zijn vrouw was weggelopen, adviseerde ze hem in zijn gedachten een denkbeeldige dochter te scheppen. Hij moest haar ‘meenemen’ naar alle evenementen die de moeite waard waren: musea, theaters, galeries, bioscopen. En het werkte! Het werkte als niets anders ter wereld. Hij was overal geweest waar het interessant en bijzonder was. Om te laten zien dat hij het spel serieus meespeelde beloofde hij Paddy namens dochterlief steeds een kaart te sturen van de plek die ze bezochten: “… Ik bewaar ze allemaal, weet je, had ze gezegd. Ik ga ze soms zitten lezen, de een na de ander. Of ik schud ze en trek er een. Als een tarotkaart voor de dag…”. Het gevolg is dat zijn fake-dochter van elf nog steeds in zijn hoofd zit. Op alles geeft ze - soms bloedirritant - commentaar. Op de vraag wat de groet mhg in de mail van de zonen van Paddy, als ze gestorven is, inhoudt: “… Het betekent mega hufterige gozers…”. Hij vraagt de tweeling of hij een gedicht over wolken mag voorlezen op haar begrafenis, omdat ze het zo mooi vond. Het herinnert hem aan een tentoonstelling over bergen en wolken van Tacita Dean. De hufterige gozers wijzen dat, zoals altijd, af: “… sorry hoor maar alleen nabije familie spreekt bij de herdenking…”. Als eerbetoon aan Paddy neemt hij zich voor het script in haar geest te schrijven. Hij geeft niet toe aan zijn banale opdrachtgever. Het lijkt hem wel wat om de film te maken aan de hand van oude ansicht- en briefkaarten van Mansfield en Rilke, aangezien dat soort post “… in die periode de modernste en populairste manier was om contact te houden, min of meer als sms of e-mail of zelfs instantgram van tegenwoordig…”. Hij krijgt een mail terug dat zijn opdrachtgever een actrice heeft gevonden die denkt dat ze de reïncarnatie van Mansfield is (“… volslagen geschift man!...”). En daarom heeft Lease op dat moment zin om zijn hoofd op de rails te leggen. Als er eindelijk een trein stopt worstelt hij zich tussen een wagon en het perron. Dan zit er ineens een meisje van vlees en bloed gehurkt op de rand van het perron en zegt: “… Hé. Meneer… Ik wil echt niet dat u dat doet…”.
Beschermheilige
Vervolgens komen er weer een paar korte episoden. Eentje gaat over de maand Februari: “… In de Schotse Hooglanden, in de tijd dat tradities zorgvuldiger werden nageleefd dan nu, was het de maand dat mensen kaarsen aanstaken om de zon terug te roepen naar de aarde (de bron van Maria-Lichtmis); in deze tijd van het jaar vormden meisjes poppetjes uit de laatste schoven van de laatste graanoogst, legden hun creaties in een kribbe en dansten rond de kribbe terwijl ze een lied zongen over het leven dat wederkeert, over de slangen die wakker worden en hun nest verlaten, de vogels die terugkomen, over St Brigida, of Brgid, of Bridget van Kildare, beschermheilige van, onder meer, Ierland, vruchtbaarheid, het lenteseizoen, zwangere vrouwen, smeden en dichters, koeien en melkmeisjes, zeelui en jollenmannen, vroedvrouwen en onechte kinderen. Een versie van een Keltische vuurgodin die Brid werd genoemd en voor wie mensen vroeger vreugdevuren ontstaken, ze zegende ook heilige bronnen en plekken waar het water nog steeds de kracht schijnt te hebben om kwalen te genezen, vooral van ogen…”. Als ze door de modder loopt spruiten overal waar haar voeten de grond raken bloemen op, uit het niets. De tweede episode functioneert als stem van de moderne media die je als een boze geest uitnodigen je aan hen over te geven: “… We willen je verleden en je heden want we willen ook je toekomst. We willen je helemaal…”. De derde gaat over een A4-kopietje met daarop een foto van een gezicht dat bewijst dat de illegale ‘non-mens’, van wie het is, wel degelijk bestaat, ook al lijkt die persoon in het echt voor iedereen ‘onzichtbaar’. Dat is dus precies de tegenovergestelde kwestie van de dochter van Lease: “… Mijn gezicht in de modder getrapt. Mijn gezicht opgezwollen door de zee. Wat mijn gezicht betekent is niet jouw gezicht. Niets te danken. Tot je dienst…”.
Greta Thunberg als archetype
Dan begint de tweede verhaallijn. Over Brit die te arm is om een studie te kunnen betalen en een baantje aanneemt als bewaker in een detentiecentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers – ‘deets’ genaamd. Daarmee staat ze aan de verkeerde kant van de lijn, dat beseft ze terdege. Maar ja: ze moet ook eten. Als een parodie op ‘ora et labora’: “… Als je maar gelachen hebt, zei haar moeder. Hard werken en lachen horen bij elkaar zoals het strand en slecht weer…” (later zal Smith een en ander ijken aan Charlie Chaplin). Volgens haar vriend maakt haar werk haar nog gekker dan de andere mensen op de wereld. Er gebeurt iets volkomen krankzinnigs: een meisje van een jaar of twaalf loopt moeiteloos het zwaar bewaakte detentiecentrum binnen en krijgt de directie zover dat ze de wc’s laten reinigen door een gespecialiseerd bedrijf. Iedereen heeft het er over. Het schoolkind doet een beetje denken aan Greta Thunberg, een soort archetype dat volgens mij steeds vaker in de literatuur opduikt. Zie bijvoorbeeld het Asterix-album “De dochter van de veldheer”. Of Lisbeth Salander in de Millennium-trilogie van Stieg Larsson. De thema’s van Ali Smith zijn altijd meerduidig (en daarom ook zo boeiend). Ze brengt het meisje onder andere in verband met de heilige maagd Maria en de mythische Cassandra, die de gave van het voorspellen heeft, maar door niemand wordt geloofd. En verder met Sheakespeare’s “Pericles” waarin koningsdochter Marina met haar vrome woorden hoerenlopers bekeert. Het meisje zou namelijk ook een keer een clandestien bordeel zijn binnengelopen en alle meisjes hebben bevrijd. Ze lijkt me de verpersoonlijking van de lente.
Vreemden zijn gevaarlijker dan ooit
Als Brit op zeker moment uit een trein stapt wordt ze
aangesproken door een tiener in een schooluniform waarvan ze langzaamaan het
gevoel krijgt dat het om het Greta Thunberg-meisje gaat. Ze stelt zich voor als
Florence. Dan ben ik de machine, grapt Brit (“Florence and the Machine” is een
band). Het meisje lacht zich een kriek, haalt een oude ansichtkaart - alweer! - tevoorschijn van een plek ergens in
Schotland, en zegt plompverloren dat ze daar naar toe moet. Of Brit haar
even wil brengen. “ … De mensen die voor
je zorgen zouden je moeten brengen, niet iemand die je niet kent, zei Brit. Je
kunt niet zomaar vreemden vragen om je dwars door het land te rijden. Dit is de
eenentwintigste eeuw. Vreemden zijn gevaarlijker dan ooit; we zijn nog nooit zo
gevaarlijk geweest. Wie zorgen er voor je? Plours, zei het meisje. Wat zijn dat
nou weer? Zei Brit. Toen zei ze, o. Pleegouders…”. Florence zegt dat ze geen
mobieltje of computer gebruikt omdat ze wil reizen zonder voetafdruk. Of Brit
even kan opzoeken welke trein ze moeten nemen. ‘Ze’? Tot haar stomme verbazing
rent het meisje naar de ingang van het station, praat even met de man bij de
poortjes, en weet zonder kaartje haar trein te bereiken. Brit vliegt achter
haar aan, waarna een fantastische reis begint. Florence vertelt over een
lenzenslijper die via het oog van een dode libelle leerde vanuit verschillende
hoeken te kijken. Dat grijpt overduidelijk terug op een ruzie van Brit met
haar vriend, die haar voor de voeten wierp dat ze alleen in staat is de dingen
vanuit haar eigen perspectief te zien. Florence (tevens een plaats die ik ogenblikkelijk link aan renaissance - vernieuwing) zegt dat als de kracht van maar vijf
atoombommen die ergens ter wereld ontploffen optreedt, de eeuwige herfst zal
beginnen en er geen seizoenen meer zullen zijn. Ze spelen het spel van de
dertien vragen: “… Wat is je favoriete
kleur, liedje, eten, drinken, ding om te dragen, plaats, seizoen, dag van de
week. Welk dier zou je zijn als je een dier was. Welke vogel. Welk insect. Wat
is het ene ding waar je echt goed in bent. Hoe zou je het liefst doodgaan…". Florence antwoordt trouwens meestal met: dat is prive (de les: niemand kan je dwingen te antwoorden...).
De hoedster van iets kostbaars
Florence bladert en schrijft vaak in een schrift met de titel 'Luchtbellen'. Later blijkt het om de tekst van “Lente” zelf te gaan. Het meisje ziet mensen als boeken die vreselijk graag liefdevol opengeslagen en gelezen willen worden. Brit vindt al haar oprechte aandacht heerlijk:“… Om heel eerlijk te zijn, als Brit kon terugbladeren door alle weken van haar tijd op aarde tot nu toe, door elk van de maandagen, dan zou ze nog steeds 100 procent zeker zijn dat ze nog nooit zo gelukkig is geweest op een maandagmiddag als dit moment…”. Het is alsof ze in een sprookje zit. Is dat gevaarlijk? “… Welke rol wordt ze geacht te spelen? Of heeft ze behoefte aan magie? Is ze jaloers? Is ze betoverd? Is ze verdwaald in het bos, jong en dwaas en zal ze zo een lesje leren? Is ze de hoedster van iets kostbaars (absoluut: zie wat ik daar in mijn vorige blog over schreef)? Is ze gemeen of goed?...”. Een scène tussendoor gaat over een oud ritueel waarin de mensen de nieuwe lente oproepen door een maagd te offeren aan de goden. Ze moet zich dood dansen, maar ze weigert. Op datzelfde moment voelt ze een godenadem door haar heen gaan: “… Echte kracht was een kwestie van iets in je voelen leven dat groter was dan alleen je eigen ademhaling…”. Er komt een driehonderdjarige vrouw naar voren: “… Vertel eens iets over jezelf, liefie, zei ze met haar eeuwenoude stem. Maar het meisje lachte alleen. Zoals u weet, oude dame, zou dat de eerste stap zijn naar mijn totale verdwijning, zei ze. Want zodra jullie mij iets over mezelf horen zeggen, zal ik ophouden mij te betekenen. Zal ik beginnen jullie te betekenen. Er ging een gemompel door de menigte. Mijn moeder zei tegen me, ‘ze zullen willen dat je ze je verhaal vertelt’, zei het meisje. Mijn moeder zei, ‘niet doen. Je bent niet iemands verhaal’…”. Daar gaat het Alie Smith om in dit boek. Volg je hart. Je hebt altijd een keuze. Je hoeft niet te doen wat anderen willen. Je bent niemand iets verschuldigd.
Het echte leven
In de derde verhaallijn kruisen de levens van Lease en
Brit en Florence elkaar. Als de spoorwegpolitie Lease wil inrekenen,
verschaft het meisje hem een alibi. Ze geeft hem snel een pen, en zegt dat hij
hem van het spoor wilde pakken, waar hij gevallen was. Al gauw zit Lease ingeklemd
tussen Britt en Florence op de voorbank van een busje waarmee een koffieverkoopster plankgas de wereld instuift, terwijl ze over van alles en nog wat praten: D.H. Lawrence, Beethoven, nazifilms, kindslaven. Helemaal
jaren zestig. Erg knap laat Ali Smith op het laatst hetzelfde verhaal zien door
het verschillende perspectief van iedereen. Als door een libelleoog – zie hierboven. Een pleidooi voor een 'helicopterview'. Hoe bont Smith het ook maakt, niets staat er voor niets, al moet je het boek misschien
wel een paar keer lezen om alle verbindingen te maken. Uiteindelijk stuit Lease op een soort ‘ondergrondse spoorweg’ voor opgepakte asielzoekers, waardoor hem nieuw leven wordt
ingeblazen. Brit denkt achteraf dat ze, zoals iedereen, door het geheimzinnige meisje
is ‘gehypnotiseerd’, want: “… Het meisje
is als iemand of iets uit een legende of een verhaal, het soort verhaal dat aan
de ene kant niet echt over het echte leven gaat maar aan de andere kant de
enige manier is waarop je ooit echt iets zal begrijpen over het echte leven…”. Wie het vatten kan, vatte het.
Uitgave: Prometheus – 2019, vertaling Karina van Santen & Martine Vosmaer, 304 blz., ISBN 978 904 464 218 6, € 21,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier