Verder met Dostojevski. “De Kozakkentuin” is het nieuwste boek van Jan Brokken (1949), schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Het gaat over de bijzondere vriendschap tussen de echt bestaand hebbende, elf jaar jongere officier van justitie Alexander von Wrangel, en de naar Siberië verbannen schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski. Brokken heeft zijn uitzonderlijke verhaal gebaseerd op uniek historisch materiaal: brieven en memoires die de achterachterkleindochter van Alexander hem ter beschikking stelde. In mijn vorige blog wees ik al op de psychologie in het werk van Dostojevski. Dit is wat Brokken Alexander er over laat zeggen: “… Wat mij van Fjodor Michajlovitsj verbaasde, was dat hij onverschillig stond tegenover natuurverschijnselen – ze raakten hem niet, ze lieten hem koud. Hij werd volledig in beslag genomen door de bestudering van de mens met al zijn kwaliteiten, zwakheden en hartstochten. Hij zocht en speurde tot hij het kleinste knikje waarnam in de menselijke ziel. Als een anatoom ontleedde hij, sneed dieper en dieper, niet tevreden voor hij hart en ziel had blootgelegd. Een berg was maar een berg, ook al heette hij de Slangenberg, zoals de berg waarop de stad Zmeïnogorsk lag uitgestrekt. Het absurde, het ongelooflijke en het verbijsterende vond hij in de mens…”. Een betere inleiding op het werk van Dostojevski moet ik nog tegenkomen.
Pussy Riot
Stel je voor: je zit verdacht van samenzwering acht maanden opgesloten in de gevangenis, wordt opgehaald met een overvalwagen, en naar een terrein gebracht waar je tot je grote vreugde de rest van je kameraden weer ziet. Dan hoor je dat je een wit doodshemd aan moeten trekken en word je geacht het zilveren kruis te kussen dat een priester je voorhoudt, want binnen vijf minuten zul je geëxecuteerd worden. Op het allerlaatste moment krijg je echter gratie. Dat is wat Dostojevski is overkomen toen hij een jaar of dertig was. Hij heeft er tijdens zijn leven amper over kunnen praten, zo overweldigend was zijn – wat je volgens mij gerust ‘bijna-dood-ervaring’ kunt noemen. Alleen in "De idioot" beschrijft hij in welhaast mystieke termen een identieke gebeurtenis. Achteraf zegt de diepreligieuze Dostojevski 'het ongelooflijk te vinden dat de tsaar een grap kon uit halen met het kruis'. Zijn vriend Alexander noemt het onbegrijpelijk dat de overheid zo met mensenlevens solt: is dat recht? De laatste heeft het allemaal zien gebeuren. Hij was vrij van school vanwege een cholera epidemie, en ging met zijn oom naar de terechtstelling kijken. De ik-figuur in "De Kozakkentuin", Alexander, doet op een fantastische manier uit de doeken hoe rond het midden van de 19de eeuw allerlei revolutionaire ideeën hun weg vonden op het Keizerlijk Lyceum in Sint-Petersburg, en de autocratische tsaar er alles aan deed om ze de kop in te drukken. De grootste gotspe is nog wel dat Dostojevski zijn ultieme straf enkel te danken had aan het voorlezen van een brief van een van de bekendste literaire critici - Belenski - aan een van de grootste schrijvers - Gogol - , op een bijeenkomst van de revolutionair Petrasjevski, wiens extreme gedachtegoed hij niet eens deelde (Gogol was gek aan het worden, dat wist iedereen). De groep doet bijna denken aan de politieke Russische punkrockband Pussy Riot: “… Petrajevski was een overtuigd atheïst en maakte geloof en gelovigen graag belachelijk. In vrouwenkleren bezocht hij een kerkdienst in de Sint-Izaäk Kathedraal. Hij brandde kaarsjes, giechelde, provoceerde. Dostojevski ergerde zich aan zijn excentriciteit – voor hem viel er niet te spotten met het orthodoxe geloof. Op ons lyceïsten oefende Petrajevski echter een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Hij was op een grappige, decadente manier baldadig…”.
Onafscheidelijk
Tot zijn immense dankbaarheid wordt Dostojevski na de lugubere schijnvertoning voor vier jaar naar Siberië gestuurd: “… Mild was de straf allerminst. Ik denk dat Dostojevski zich nog niet goed kon voorstellen wat vier jaar dwangarbeid in hield. Wist hij dat hij dag en nacht geketend zou zijn? Dat er tussen zijn voeten altijd een zware ketting zou hangen die hem belette normale stappen te nemen? Wist hij dat hij vier jaar lang de grimmen van de zwaarste misdadigers zou moeten verdragen? Ik heb het dan nog niet eens over de kou, de huisvesting in de goorst denkbare barakken, de zwaarte van de arbeid en de allerergste straf in Siberië: de muggen in de zomer. Maar het was natuurlijk niets vergeleken bij de dood door de kogel…”. Als dat er op zit, wordt hij als dwangsoldaat - zonder ontslagmogelijkheden en zonder soldij - naar een achterlijk gat diep in de onafzienbare wildernis van Siberië gestuurd, waar ook de amper droog achter de oren, als strafrechtprocureur afgestudeerde Alexander zijn carriére begint: Semipalatinsk. Vanaf de eerste ontmoeting zijn ze onafscheidelijk. Al trekken de autoriteiten hun wenkbrauwen daarover op. Dostojevski zit vaker bij Alexander dan andersom. Hij woont in een donkere, van kakkerlakken en vlooien vergeven hut. Alexander in een riant onderkomen die bij zijn functie past. Bovendien is Alexander goed voorzien van zijn natje en droogje, van pijptabak, geabonneerd op maar liefst drie kranten, en kan hij Dostojevski’s wijze en milde raadgevingen goed gebruiken. Met lede ogen ziet Alexander toe hoe Dostojevski na verloop van tijd waanzinnig verliefd wordt op een getrouwde vrouw, de geëxalteerde Maria Dmitrijeva. De rollen draaien zich om: nu waarschuwt Alexander Dostojevski. Het helpt niet. Steeds sleept de schrijver zijn jonge vriend mee naar het huis van Maria, waar hij haar zatlap van een man dronken moet voeren, zodat de echtbrekers zich met elkaar bezig kunnen houden. In de hete zomer huurt Alexander een datsja, een soort boerderijtje op het platteland, en vraagt Dostojevski bij hem in te trekken. Tijdens de Krimoorlog leggen ze samen vredig een weelderige bloementuin aan: de Kozakkentuin. Zoiets hebben de plaatselijke bewoners nog nooit gezien. Hele hordes komen kijken. Vrijpostige vrouwen strijken tussen de bloemperken neer en zijn niet meer weg te krijgen. Ze halen de bloembedden leeg. Uiteindelijk helpen met melk tam gemaakte ringslangen de heren uit de brand. De datsja wordt behekst verklaard. Alexander geeft Dostojevski een paard en samen trekken ze de steppe op en de wouden (vol eenden, herten, wolven en tijgers) in om te jagen of nomaden en kolonisten te bezoeken. Alexander: “… Het leven op de steppe was rudimentair. In mijn joert stond tafel nog stoel. Met de benen gekruist zat ik op het tapijt. Schrijven lukte me zo niet, ik moest het liggend op mijn buik doen. Het wemelde van de slangen, de tarantula’s en de schorpioenen, en ze hielden er in het bijzonder van weg te kruipen onder een warm tapijt, een viltlaken of een deken. Voor je er erg in had, was je gebeten. De remedie van de Kirgiezen is een schapenvel onder je kussen, bij voorkeur van een ram die kort tevoren is geslacht. De geur staat schorpioenen tegen. Mij ook; ik werd er kotsmisselijk van…”. Als Maria met haar man vierhonderd werst verderop verhuist huilt Dostojevski tranen met tuiten. Hij komt weer een beetje bij zinnen als hij merkt dat Alexander het nog veel bonter maakt, door verliefd te worden op een maar liefst vijftien jaar oudere, mannenverslindende generaalsvrouw met zes kinderen. Jawel. Daar kan toch alleen maar ellende van komen! De een maakt het lief van de ander nog zwarter dan de ander.
Koorts
Ondertussen blijft Dostojevski schrijven aan geschriften die hij niet kan publiceren, en bestookt Alexander met vragen over de misdrijven waar hij tijdens zijn werk tegen aan loopt. Dostojevski is geobsedeerd door criminaliteit: “… Het wezenlijke school voor hem in de slechte en verdorven kanten van mensen; de rest beschouwde hij als schone schijn…”. Hij heeft vier jaar met de zwaarste delinquenten samengeleefd. Hij kan ze ruiken, zegt hij. Misdaad raakt hem evenzeer als geweldsuitbarstingen, onderdrukking of uitbuiting. Alexander: “… Wat hij deed was: duiding geven aan de beweegredenen van een gewelddadig mens. Volstrekt ongebruikelijk in die tijd; misdadigers hoorden bij het uitschot, naar hun motieven werd nauwelijks gezocht, ook niet door officieren van justitie en rechters. Voor Dostojevski sproot misdaad voort uit ziekte. De misdadiger is op het moment van de misdaad onderhevig aan een zeker verval van wilskracht en verstand, waarvoor een fenomenale, kinderlijke lichtzinnigheid in de plaats komt, juist op dat moment wanneer verstand en voorzichtigheid het meest geboden zijn. Deze toestand van verstandsverbijstering en verval van wilskracht overvalt hem als een aandoening. Vergelijk het met een zware koortsaanval die kort voor het plegen van de misdaad zijn hoogtepunt bereikt. Wanneer de misdaad gepleegd is, neemt de koorts af en verdwijnt het gevoel van lamlendigheid. De misdadiger wil dan het liefst bekennen, om definitief van de kwaal af te zijn en te genezen. Knappe theorie. Krankzinnig goed doordacht. Ik heb niet heel lang tot de rechterlijke macht behoord, ik werd door Zijne Excellentie de Tsaar tot de diplomatie geroepen, maar ik heb in en buiten de rechtszaal niemand scherpzinniger over misdaad horen spreken dan F.M. …”. Alexander sluit echt een keer een paar kerels op die zich komen aangeven omdat ze 'zo’n zin hebben iemand te vermoorden'. Als 'de koorts' gezakt is worden ze weer vrij gelaten. Ik moest van de weeromstuit denken aan de vermeende moordenaar van Els Borst. Dostojevski: “… Siberië is een woest land, Alexander Jegorovitsj. Het wordt bevolkt door half wilde mensen die elkaar opvreten als spinnen in een glas. Door vernederde en gekrenkte mensen, door verdorven mensen, door al het uitschot dat Rusland heeft uitgespuwd. Het krioelt er van de dieven, struikrovers, bandieten, die alle wegen onveilig maken. In de steden is het niet veel beter…”. Volgens Alexander gedraagt Dostojevski zich in het echte leven als een heilige, maar is hij in zijn fantasie een boze geest: “… Een mens kon voor hem niet raar genoeg zijn…”. Dostojevski hangt aan zijn lippen als Alexander vertelt over zijn bezoek aan een gesloten afdeling van een gevangenis vol blauwbaarden, lustmoordenaars, sluipmoordenaars, huurmoordenaars en recidivisten: “… Geen verhaal schrikte hem af…”. Wat Dostojevski als schrijver bijzonder maakt is “… dat hij langer in cellen, strafkampen en verbanningsoorden had gezeten dan in studeerkamers, bibliotheken en collegezalen…”.
Zuipschuiten en patjakkers
Uiteindelijk trekt de veels te gevoelige en zachtaardige Alexander het harde leven in Siberië niet. Hij neemt een baan als secretaris van een expeditie aan en reist de wereld rond, na door de man van zijn geliefde Katja als een snotneus op zijn nummer te zijn gezet vanwege een gepland duel met één van haar andere aanbidders. Precies tien jaar na zijn schijnexecutie krijgt Dostojevski gratie en mag hij Siberië verlaten om na jaren smachten en smeken eindelijk met zijn Maria te trouwen, die weduwe is geworden. Tijdens de eerste huwelijksnacht krijgt hij zijn meest gruwelijke epilepsieaanval. Maria weet niet wat haar overkomt, en is sindsdien altijd bang voor hem gebleven: “… In Semipalatinsk betrokken Fjodor en Maria ieder een slaapkamer. Chambre à part is voor de meeste echtparen de eindfase na dertig jaar huwelijk. Zij begonnen zo…”. Alexander trouwt ten lange laste met Anna, een adellijke dame die het Heilige Rusland verafschuwt: “… Rusland bestond uit zuipschuiten die langs de weg stonden te kotsen of patjakkers die bij toerbeurt onder de rokken van een stadse juffer grepen…”. Ze vertrekken eerst naar de Balkan – Roemenië – Boekarest. Daarna naar Kopenhagen waar Alexander koppelaar van een koninklijk-keizerlijk huwelijk wordt. Volgens hem een koehandel: beetje zeuren hier, beetje zeuren daar. Hij is er jaren zoet mee geweest: “… Liefde leek op dit niveau een lachertje, en toch slaagde Dagmar erin op Alexander verliefd te worden. Ze trouwde op 28 oktober 1866 in Sint-Petersburg met de tsarevitsj…”. Hoe het Dostojevski is vergaan kun je in mijn vorige blog lezen: het laatste hoofdstuk van "De Kozakkentuin" heet “De speler”. Wat een geweldig boek!
Uitgave: Atlas Contact – 2015, 320 blz., ISBN 978 904 503 017 3, € 21,99
Rechtstreeks bestellen: hier