Subtitel: De
verbeelding van mannelijkheid in literatuur en film
Zoals ik al
schreef (zie mijn vorige blog): ik houd van cultuurfilosofen en mystici. Maaike Meijer (1949) is emeritus hoogleraar Genderstudies, biograaf en publicist. Bekende
en zeer bewierookte uitgaven van haar hand zijn “M. Vasalis. Een biografie” uit
2011 en “Hemelse mevrouw Frederike. Biografie van F. Harmsen van Beek (1927-2009)” uit 2018. Zie ook: "Jagtlust" van Annejet van der Zijl. De flaptekst: “… Na tientallen jaren te hebben geschreven
over de verbeelding van vrouwen in de cultuurgeschiedenis, besloot Maaike
Meijer de literatuur, films en series van mannelijke makers en dito
hoofdpersonages een nieuwe kans te geven. En wat ze vond, verraste haar: het
wemelt er van de geschiedenissen die een uitgesproken antiheld tot onderwerp
hebben, die haaks staat op het gangbare maatschappelijke mannelijkheidsbeeld.
Meijer beschouwt deze verhalen niet als universeel, maar specifiek als mannenverhalen
en opent nieuwe vensters op ‘het mannenvraagstuk’…”. Als feministische
lesbo en wat ze zelf ‘tussenmens’ noemt, is ze zo ongeveer de tegenovergestelde
presentatie van de conservatieve maar even erudiete dr. Frank de Graaff uit
mijn vorige blog: “… Ze herschrijft
freudiaanse verhalen over castratieangst en penisnijd, onderzoekt haar eigen
relatie tot genderfluïditeit, beschrijft de mannelijkheid in
zichzelf en beschouwt het mannelijk lijden met een even kritische als
empathische blik…”. Gek genoeg: op sommige punten vinden Maaike Meijer en
F. de Graaff zich ook weer.
Wat mankeert die
geestelijken?
Het nieuwe jaar is amper begonnen en er werd alweer zo’n
enorme teil aan smerig christelijk-mannelijk afwaswater over mij, als
nieuwsjunk, uitgegoten, dat ik letterlijk hapte naar adem. Mag ik even? Onlangs
bespraken we met onze leesclub “De grote stilte” van John Boyne, een ‘lief’
boek over kindermisbruik in de katholieke kerk. Dus, dacht ik, laat ik de
documentaire over hetzelfde onderwerp, “Godvergeten”, waarvan de KRO-NCRV op 9
januari het eerste deel uitzond, kijken. Nou, daar is weinig ‘lievigs’ aan.
Daarna heb ik eerst een potje staan braken in de wc en vervolgens de hele nacht
niet geslapen. Wat mankeert die geestelijken, vroeg ik me alsmaar af. Hoe haalt
kardinaal Eijck het in zijn hoofd om een bijna shockerend gedetailleerd seksboek
uit te geven over wat wel en niet mag in het huwelijk, terwijl er zo ontzaglijk
veel mis gaat in zijn eigen dominatie. Welingelichte kringen (18.10.22): “…
Priesters van de Rooms katholieke kerk dienen zich te onthouden van seks. En
kardinalen, de 'prinsen van de kerk', dus helemaal. Toch blijkt de hoogste
katholiek van Nederland, kardinaal Eijk verrassend veel kennis te hebben van
seks en details van alle mogelijkheden om seks te hebben…”. RTV Utrecht
schrapte de presentatie van het boek. In een persbericht (24.10.22) "… Het mist elke aansluiting met de
samenleving en is ook een beetje viezig en voyeuristisch…". Terwijl ik wat aan het surfen was op internet kwam ik een interview van dr. M.Klaassen met Eijck op het spoor (Bijbels Beraad M/V 07.07.23) en dacht: o ja.
Dominee Klaassen ben ik namelijk wel eens tegen het lijf gelopen. Ook al iemand
die zich nergens zo druk over maakt als over seks. Kardinaal Fernández,
degene die onlangs de zegening van homostellen doordrukte, maakt het zo
mogelijk nog bonter, volgens een artikel in het ND (11.01.24). In “De mystieke passie: spiritualiteit en sensualiteit” (1998) legt hij onder meer een verband tussen de verschillen in orgasme en de verschillen in religiositeit van
mannen en vrouwen. Ook al mag hij zelf niet aan seks doen, hij weet precies hoe
mannen en vrouwen klaarkomen. Vrouwen ervaren minder genot als ze naar porno
kijken omdat ze seks zonder liefde erg onbevredigend vinden en maken andere
geluiden tijdens de seks dan mannen, weet hij. Vlak na zijn benoeming in het
Vaticaan blijkt hij ook nog een boek met de titel “De kunst van het kussen”
(1995) te hebben geschreven. Daar kwam het bericht van de Britse omroep BBC dat de Nigeriaanse prediker en gebedsgenezer T.B. Joshua zich
jarenlang schuldig heeft gemaakt aan fysiek geweld tegen volgelingen en seksueel
misbruik van vrouwen (ND 08.01.24) nog eens overheen. Ik kijk er niet eens van
op. Ik schreef al in 2011 over hem in mijn blog aangaande “Genezing uit het Oosten?” van Ruud van der Ven, waarin ik mijn verbazing uitte over het feit dat
een intelligent evangelisch voorganger als Willem Ouweneel destijds zo achter
hem aanliep.
Associeer je niet
met zulke mensen
Enge, ziekelijk oversekste, religieuze leiders zijn er
trouwens niet alleen in het christendom. In de Telegraaf (11.01.24) stond het
bericht dat de 34-jarige ‘Boeddha boy’, een figuur die in Nepal bekend staat
als de reïncarnatie
van Boeddha, tot afgrijzen van een grote groep volgelingen is gearresteerd, omdat
hij verdacht wordt van verkrachting en verdwijning van mensen. Hij zou zich
ondermeer hebben vergrepen aan een 15-jarig meisje. Anne Looije, kenner van
ontwikkelingen in het evangelisme wereldwijd: “… Maakt een leider ongepaste grapjes over seks en/of vrouwen? Heeft
hij het in zijn preken opmerkelijk vaak over seks? Lijkt hij er genoegen in te
scheppen tekeer te gaan tegen allerlei seksuele zonden en afwijkingen? Wacht
niet tot over twintig jaar de eerste slachtoffers zich melden, maar associeer
je niet met zulke mensen…” (ND 13.01.24). Waarvan akte. Ik vond een
interessant artikel (ND 15.01.24) over hoe in de Nederlandse Gereformeerde Kerk
de focus van het voorkomen en bestrijden van seksueel misbruik zich gaandeweg
heeft uitgebreid naar het werk willen maken van machtsmisbruik. Voorgangers zouden
zich veel meer bewust moeten zijn van de macht die ze op allerlei manieren
uitoefenen: “… predikanten kunnen hun
charisma, erkende deskundigheid en het vertrouwen dat ze genieten laten gelden.
Of ze zetten hun spreek- en taalvaardigheid in. ‘Ze kunnen het verloop van een
gesprek bepalen en weten: als ik dit of dat zeg, heeft dat effect.’…”.
Dominees kunnen hun persoonlijkheid en sociale vaardigheden op een verkeerde
manier gebruiken: “… Ze hebben geleerd om
te gaan met lastige situaties en emoties. Dat zijn allemaal kwaliteiten die hen
macht geven…”. Daarbij kan het ‘wij-gevoel’ in een kerkelijke groepering in
het voordeel werken van een predikant die misbruik maakt van zijn positie: “… In een gemeente kan er volgens Schneider
een sfeer ontstaan dat ‘als je aan onze predikant komt, je aan ons komt.’…”.
Slachtoffers verlaten vaker de kerk dan daders. Meldingen van misbruik worden
veelal onder het tapijt geveegd en/of de slachtoffers krijgen de schuld.
Slachtoffers schamen zich. Voelen het als falen dat ze niet sterk genoeg waren
om zich te verzetten. Bovendien zijn slachtoffers (terecht) bang om hun familie
en vrienden te verliezen.
De droge cijfers
Ik citeer uit het voorgaande krantenbericht: “… Het meldpunt seksueel misbruik in
kerkelijke relaties was in 2023 betrokken bij negentig situaties. Daarbij ging
het maar in een relatief klein aantal gevallen om seksueel misbruik; het ging
ook over pestgedrag in de kerk, huiselijk geweld en machtsmisbruik. Een jaar
eerder, in 2022, ging het om 79 situaties, waarvan 18 keer om seksueel misbruik
binnen een kerkelijke relatie. Gemiddeld duurt het drie tot vijf jaar voordat
een slachtoffer naar buiten komt met zijn of haar misbruikverhaal. Hoe
dichterbij de dader staat, hoe langer het duurt, zei Marianne Bronsveld van het
meldpunt. ‘Want die pastoraal werker gaf ook troost, er was niet alleen
misbruik.’…”. Biedt Maaike Meijer inzicht in wat er seksueel speelt tussen
spiritueel leiders en hun volgelingen? Nee. Met haar freudiaanse insteek vermoed
ik zelfs zo tussen de regels door lezend dat ze religiositeit, dat nergens aan
bod komt, wel als een waan zal beschouwen. Wat ze doet is met bewonderenswaardig
milde wijsheid, want ze voelt zich ‘one of the boys’, bepaalde soorten
mannelijkheid ontleden. Het leverde mij zeker meer inzicht in voor mij vaak
onbegrijpelijk mannelijk gedrag op. Ik laat in mijn bespreking haar
veelvuldige persoonlijke genderspecifieke uitlatingen wat buiten beschouwing.
Over genderisme is overal al genoeg te lezen.
Het onbehagen van
de man
Meijer haalt de grievende teksten aan waarmee de heren
van het Amsterdamsch Studenten Corps het nieuws haalden. Ik herinner mij nog
dat vrouwelijke collega’s te horen kregen dat ze dienden als ‘sperma-emmers’: “… Deze weerzinwekkende intimidatie volgde
op een collectief gescandeerd antwoord op de vraag wat vrouwen waren: ‘hoeren,
hoeren, hoeren.’ Dit zijn de geprivilegieerde jonge mannen die binnenkort
toonaangevende posities in de Nederlandse maatschappij zullen gaan innemen…”.
Meijer haalt het incident aan als voorbeeld van het verschuiven van het
‘onbehagen van de vrouw’ naar het heden ten dage ‘onbehagen van de man’: “… Ze zijn ziedend, niet langer zeker van hun plaats te midden van
vrouwelijke medestudenten die inmiddels sneller studeren dan zij, hogere
cijfers halen dan zij en met hen gaan concurreren op de arbeidsmarkt…”. Zo
had ik het nog nooit bekeken. Mannen hebben een achterstand in beschaving, in
goed gedrag en burgerschap. Mannen veroorzaken ontzettend veel problemen en
zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit. Misogynie rukt weer op. Zie het
bericht in de Telegraaf (15.01.24) over scholieren in Duitsland die de sharia
in willen voeren. Andrew Tate is geen uitzondering meer. Jonge mannen die geen
sekspartners kunnen vinden, hitsen elkaar op tot bloedstollend seksistische
gedachtegangen, die vaak leiden tot verkrachtingen, brute moorden en aanslagen.
Zie Laura Bates in haar boek “Men Who Hate Women”. Jens van Tricht: “… Of het nu gaat om (…) oorlogsgeweld,
huiselijk geweld, geweld tegen homo’s, seksueel geweld, voetbalgeweld of
terroristisch geweld, of het nu gaat om moord, doodslag, verkrachting,
vechtpartijen, mishandeling, openlijke geweldpleging, vernieling of zelfmoord –
mannen staan steevast bovenaan in de lijstjes van plegers…”. Mannelijkheid
is een risicofactor. Mannen letten minder op hun gezondheid. Daardoor eten ze
slechter, zijn ze vaker verslaafd, stellen ze het zoeken van medische en
psychologische hulp uit, redden ze zich minder goed als alleenstaande en zijn
ze vaker dakloos. “… Jongens studeren
langzamer, met minder resultaat en hebben meer leer- en gedragsproblemen…”.
Vrouwenproblemen zijn verbonden met mannenproblemen: “… mannen bezitten 90 procent van ’s werelds rijkdom, verdienen
gemiddeld 20 procent meer voor hun arbeid dan vrouwen, besteden driekwart
minder van hun tijd aan zorg, plegen vier maal zoveel misdrijven als vrouwen,
nemen 95 procent van het seksueel geweld tegen vrouwen voor hun rekening en
waarderen hun eigen prestaties en die van hun seksegenoten hoger - dan beschrijf
je dezelfde fenomenen…”. Dit komt toch allemaal aardig in de buurt van de
visie van De Graaff in mijn vorige blog, dat de vrouw na de zondeval minder
tekort schiet dan de man.
Moby Dick
Aan de hand van “Moby Dick” (Herman Melville) bespreekt
Meijer de obsessie van kapitein Ahab die de witte walvis wil doden die zijn
been heeft afgebeten en daardoor bijna zijn hele bemanning plus schip naar de
ondergang voert: “… Ahab kan zijn gebrek,
ofwel gecastreerde staat, niet accepteren…”. Want volgens Meijer gaat het
hier niet om een gevalletje freudiaanse doodsdrift, maar een gevalletje
freudiaanse castratieangst. Moby Dick vernielt het schip dat met man en muis
vergaat. Ahab komt nog een keer boven, met touwen vastgebonden aan het
gigantische lichaam van Moby Dick: “…
Aldus gekruisigd op zijn aartsvijand verdwijnt hij in de golven…”. Meijer: “… De freudiaan herkent het
afweermechanisme: identificatie met de vijand…”. Het probleem met ‘gewonde’
mannen is dat ze hun verlies niet nemen. Niet kunnen rouwen. Dat is de oorzaak
dat mannen steeds weer dood en vernietiging zaaien, volgens Meijer. Mannelijke
agressie veroorzaakt geen doodsdrift, maar lijdt tot een ‘doodlopende weg’. Dat
is heel wat anders. Zie al de mannen die te gronde gaan bij Samuel Beckett,
Franz Kafka, Joseph Conrad, J.M. Coetzee, Thomas Rosenboom, W.F. Hermans en
Michel Houellebecq. Aangeleerde onadequate mannelijkheid staat het omgaan met
frustratie in de weg. Jongetjes hebben volgens Freud dan misschien een penis om
te koesteren in tegenstelling tot de ‘gemutileerde schepsels’ die hun zusjes
zijn, hun mannelijkheid blijkt uiteindelijk enkel een troostprijs: “… Maar juist doordat jongetjes die troostprijs
nagegooid krijgen, wordt het voor hen moeilijker om om te gaan met verlies. Er
is hun iets anders beloofd. Vrouwen zijn dragers van een tekort, waarom moet ík dan iets inleveren, waarom lijd ík dan?...”. Een en ander blokkeert
het vermogen om met grenzen om te gaan. De mannelijke neiging tot agressie en
geweld is een poging om de realiteit ongedaan te maken. De politieke arena
wordt hierdoor mede bepaald: zie Poetin, zie Trump. Bas Heijne: “… Wie Freuds realiteitsprincipe erkent, zal
de wereld willen hervormen. Wie het realiteitsprincipe ontkent, zal haar willen
vernietigen…”. Zie bijvoorbeeld het tv-programma “Gestalkt”. Meijer: “… Ik wil er, samen met mannen die bedanken
voor hun troostprijs, achter zien te komen waarom de cultuur niet vordert in
vreedzaamheid. Waarom het weer oorlog is. Waarom Europa uit elkaar dreigt te
vallen, waarom het geweld tegen vrouwen en meisjes eerder toe- dan afneemt,
waarom het roofkapitalisme zijn gang kan gaan, waarom we letterlijk stikken in
de CO₂…”.
Jan Wolkers
Meijer: “… Jan Wolkers heeft naam gemaakt als de seksuele bevrijder van Nederland, die in zijn
veelgelezen romans en verhalen beklemmende taboes zou hebben doorbroken. In
mijn lezing verbeeldt Wolkers seks even seksistisch als vreugdeloos en
mechanisch, wat door de toenmalige behoefte aan openheid niet werd onderkend.
De personages van de debuterende Jan Wolkers zijn allerminst seksuele
bevrijders in de dop. Het zijn fragiele, angstige, vernederde jongens, die zich
tevergeefs afreageren op meisjes voor iets waaraan die meisjes part nog deel
hebben. Seks als wraak. Waarom?...”.
Even verder: “… Mannelijkheid kan
worden verworven door imitatie van mannelijke voorbeelden en door het zich afzetten tegen
vrouwen. Vrouwen in mannenverhalen kunnen dienen als projectiescherm voor
mannelijk ongemak…”. Hoe heftiger de projectie, hoe groter de wond die
ermee moet worden geheeld. In het eerste verhaal dat Jan Wolkers schreef, ‘De
verschrikkelijke sneeuwman’ uit “Serpentina’s petticoat” (1961) heeft de
hoofdpersoon Herman, zijn hoofd ombonden met wit verband, omdat hij tijdens een
sollicitatie naar een baan in een lab, zuur in zijn ogen zou hebben gekregen.
Hij simuleert blindheid, maar door de kiertjes van het verband ziet hij alles. Nog
liever dan ‘een steentje bijdragen’ zou hij ‘een rotsblok willen aanslepen’ om
zijn strenge, gelovige ouders en zijn zus die hem pest, te vermoorden. Een en
ander wordt gerelateerd aan de Bijbeltekst over dat als uw oog u ergert, u het
uit moet rukken omdat het beter is verminkt het leven in te gaan dan heelhuids
in het helse vuur te worden geworpen (ik heb het altijd als een feministisch
commentaar gelezen: als je niet tegen halfnaakte schoonheden kunt, moet je hén
niet een boerka omgooien, maar je éigen ogen uitrukken). Herman voelt
zich emotioneel geamputeerd door de harde, Bijbels onderbouwde ongevoeligheid
van zijn ouders. Hij beschouwt zijn religieus vergiftigde jeugd als een
‘schroef, door zijn ouders scheef in het hardste hout gedraaid en dan nog met
een hamer bewerkt’. Als je het hebt over een ‘wond’. Hij kan pas met zijn
vriendin vrijen als hij haar eerst innerlijk heeft klein gekregen: “… Vanwaar deze omgekeerde wereld, dat hij
niet met haar vrijt wanneer hij haar lief of mooi vindt, of zich bemind voelt,
maar wanneer hij juist tegenover gestelde gevoelens van afkeer heeft?...”.
Oertekort
Tegelijk met het winnen van het zelfbeeld en de taal,
verliest het kind de vereenzelviging met de moeder, wat het opvat als
‘verscheurdheid’. Het ‘ik’ kunnen zeggen en het leren spreken is tegelijk een
ervaring van scheiding en zelfvervreemding. Dat is de wérkelijke
‘castratie’. Het staat voor al het wrede verlies in het leven: het ‘oertekort’.
De jongen kan deze ‘castratie’ wegredeneren door het op een meisje te
projecteren, volgens Meijer. Zij draagt het ‘gemis’. Hij kan het ‘compenseren’ door zijn
verheugende bezit van een penis. Niet voor
niets wordt in Hollywood het vrouwenlichaam uitgestald voor de
mannelijke blik, dat niets anders dan een ‘voeden van de projectie’ is.
Hollywood ‘bevestigt’ haar gebrek. Via projectie kunnen jongens en mannen hun
eigen ‘castratie’ blijven verdringen. Deze verdringing is echter altijd
onvolledig. Dat het bezit van een penis het tekort zou kunnen oplossen, is
natuurlijk een illusie. Leven is doorlopend een beetje sterven. Wolkers werk is
doordrenkt van projecties op vrouwen. Herman wordt een witte stomp, een
wandelende wond. Hij wil ‘een vloek zijn voor iedereen’. Hij wil zich wreken.
Door zijn gedrag richt hij zich voorgoed te gronde. Tijdens een feest waar hij
niet welkom is, verkracht hij een volstrekt willekeurige vrouw. Eigenlijk wil
hij zijn vader pakken. In de allerlaatste scène, kijkt zijn vader die in de
donkere tuin de laatste lampion uitblaast, hem, terwijl hij voor het zolderraam
staat, strak aan. Het spookachtige licht
van het vuur verandert diens kop in een doodshoofd. In Wolkers romans “Kort Amerikaans”, “Turks fruit”, “Een roos van vlees” en “De kus” zindert het besef
van verval en sterfelijkheid ook door alles heen. Uiteindelijk overwint de
dood. In het titelverhaal "Serpentina's petticoat" schendt het frivole zusje van de ik-figuur het lijk
van een overleden oom, door de onderkant van zijn doodshemd af te knippen, waar
ze een petticoat van wil maken. Daarbij wordt de angst voor ontmanning wel heel
plastisch uitgedrukt: “… het was precies
ter hoogte van zijn geslacht afgeknipt. (…) Ze moet met de schaar over zijn
geslachtsorganen gegleden zijn…”. In het vroege werk zijn Wolkers vrouwen
allemaal dom, mismaakt of gevaarlijk: de ‘Grote Gebrekkigen’. Het mannelijk
probleem wordt weggeschoven naar om het even welke vrouw. Wolkers is een auteur
die het mannelijk zijnstekort aan de orde stelt. Maar de projecties falen, de
‘wond’ wordt alleen maar zichtbaarder en zijn helden gaan roemloos ten onder.
Michel Houellebecq
In de ‘herhaling’ schep je de gelegenheid je open te
stellen voor wat jou scheelt. Het kan een poging zijn je dichter bij je pijn
brengen maar ook een manier om jezelf te straffen. Via de film “The Power of the Dog” laat Meijer het verband zien tussen ‘castratie’ en zelfverwonding.
In de film castreert een rotzak, wel héél freudiaans, een groep
stierkalveren. Bij de laatste verwondt hij zijn hand. Een macho kan echter wel
wat hebben. Een door hem getreiterde broer bezorgt hem een
miltvuurvergiftiging, door de hand van de pestkop niet te verzorgen. Je gunt de
gepeste zijn wraak en vrijheid, maar je hebt ook medelijden met het eenzame
monster. De film is een oefening in empathie. Geeft je een dubbel gevoel. Het
is moeilijk partij te trekken. Niemand is alleen maar een slachtoffer of alleen
maar een dader. Welke kwetsuur ligt er onder als gekwetst eergevoel de kop
opsteekt? Waarom mag die niet worden benoemd of getoond? Wraak lijdt in de
maffiawereld alleen maar tot meer wraak en geweld. Haat is vaak een vorm van
verdriet. Mannen moeten leren rouwen. “…
Elke roman van Michel Houellebecq is een nieuwe explosie van woede. Woede tegen
de zichzelf bedienende elite, tegen de teloorgang van sociale verbanden, tegen
vrouwen, tegen de democratie, de bureaucratie en het kapitalisme dat iedereen
verleidt zichzelf te koop te zetten. Woede, die echter nooit uitmondt in enige
vorm van zoeken naar verlichting of oplossing…”. Over Houellebecqs gebruik
van ‘ironie’: “… het wordt onbeslisbaar
of hij de getoonde haat tegen alles en iedereen nu aan de kaak stelt of juist
onderschrijft. Wil hij een misstand aanhangig maken of juist bestendigen? Of
moet de lezer dat maar beslissen?...”. Er is iets van het ‘succès
de scandale’ in vermengd. Hij belichaamt de ‘boze witte man pur sang’. Hij is
een etter, maar een geniale etter: “… Een
begaafd stilist, een provocateur die zorgt voor alarmerend vermaak, en die je
vaak gelijk moet geven in zijn bittere kijk op het leven in het steeds minder
beschaafde Westen…”. Meijer legt aan de hand van “Serotonine” uit hoe Houellebecqs
personage Florent-Claude niet kan rouwen om zijn lijden als verwaarloosd kind.
Hij wil het zoontje van zijn grote liefde Camille doodschieten: ‘het was hij of
ik’. Maar ook dat lukt hem niet. Hij ziet het jongetje als concurrent. Hij wil
Camille helemaal voor zichzelf. Hij wil de enige zijn, als een baby in het
moederlijke paradijs, zonder ergens voor te hoeven vechten. Mannelijke regressie ten voeten uit. Plotseling begrijp ik ook waarom Houellebequs laatste roman,
“Vernietigen”, die ik wel heb gelezen maar niet besproken, eindigt met een
personage dat dood gaat. Meijer verbindt Houellebecq met Valerie Solanas' parodiëring van de misogyne christelijke traditie. “… Volgens kerkvaders Tertullianus, Hiëronymus,
Ambrosius en Augustinus had Eva de mensheid in het ongeluk gestort. Zij zagen
de vrouw als ‘de poort der hel’, ‘een onvolmaakt dier’, ‘van nature een
leugenaarster’. Wij worden geboren ‘inter urinas et faeces’ (tussen pies en
poep); seks en het vrouwenlichaam waren derhalve afstotelijk…”. Solanas argumenteert hiertegen dat mannen desondanks
‘een rivier van snot’ zullen overzwemmen en ‘een kilometer tot aan hun neus
door kots waden’ om bij een beschikbaar vrouwenlichaam te komen.
Wessel te
Gussinklo
Man-zijn lijkt comfortabel, maar is vaak onveilig.
Jongetjes worden ermee opgezadeld. Zich spiegelen aan een voorbeeld geeft de
volgers identiteit en richting: “…
Imitatie doet hen zichzelf vinden - in de veilige gemeenschappelijkheid van de
mannengroep – en zichzelf verliezen
tegelijkertijd: namelijk als zelfstandig persoon…”. Misschien worden
geestelijken daarom geestelijken, bedacht ik. Meijer haalt het derde deel, “De hoogstapelaar” (2019), uit de vierdelige reeks van Wessel te Gussinklo over Ewout Meyster, aan. Daarin is de vaderloze hoofdpersoon Ewout bijna achttien en
doet hij alles om een echte man te worden. Hij knipt foto’s uit van mannen op wie
hij wil lijken: Churchill, Roosevelt, Hitler, Sartre, een machtige dirigent.
Hij observeert zichzelf voortdurend. Hij meet zich obsessief aan andere jongens
en mannen. Hij leeft in een benauwend universum van hiërarchie en navolging. Hij wil
zich ‘de grote filosoof’, ‘de krachtige zwijger’ tonen. Natuurlijk valt dat
niet vol te houden. Zijn mentale gevangenis en zelfdisciplinering maakt hem
steeds gekker. En eenzamer. Hetzelfde effect treedt op bij meisjes en hun
schoonheidsidealen. Ze zien zichzelf voortdurend door de ogen van anderen. Met dank aan de oordeel oproepende onlineprofielen. Meijer trekt de vergelijking met het oog van God. De afwezige vader bezorgt Ewout ‘vaderhonger’. Hij heeft
iets met vrouwenkleren. Hij is daarom bang dat hij homo is. “… Wat
in die situatie helpt zijn naasten - opa’s, ooms, neven, buren - die een
steunende vaderrol vervullen, of een moeder die de positieve herinnering aan
een overleden vader levend houdt door foto’s, door verhalen van haarzelf of
anderen over de vader...”, aldus Meijer. Ewout heeft de noodsprong van zijn moeder naar
een vader nooit kunnen maken. Gewone vaders blokkeren het mythische vaderbeeld
en vormen het best denkbare tegengif tegen het hyperbolische heldendom dat
Ewout zich ten doel stelt. Ewout maakt zijn vlucht naar mannelijkheid veel te
moeilijk. Ewouts heldendom richt zich op ‘onverbondenheid’: “… I am a rock / I am a man island / And a rock feels no pain / and an
island never cries…”. Zijn mislukking op school maakt alleen maar dat hij
nog langer afhankelijk blijft van zijn moeder. Misschien wil hij dat ergens
ook.
Niemand is
volledig man of vrouw
Een antwoord op zijn problemen geeft “Weg met Eddy Bellegueule” van Edouard Louis uit 2014 misschien. Als homoseksuele
plattelandsjongen weet Eddy uit zijn kansloze milieu te ontsnappen via een
middelbare school buiten zijn dorp, waar hij mag zijn wie hij is. In "Oliver Twist" en "Kruimeltje" vinden de helden hun moeder weer terug. Gaat het om een
verzoening met het vrouwelijke dan wel mannelijke deel in jezelf? Zie Carl Jung en zijn visie op de anima/amimus dan wel de verborgen vrouw in iedere man en de
verborgen man in iedere vrouw. Meijer concludeert: “… Kennelijk kun je twee of misschien nog veel meer mensen zijn, heb je
een mannelijk en een vrouwelijk zelf, draag je dat andere zelf, van de andere
sekse als een schaduwbeeld met je mee…”. Het verhaal van Eddy Bellegueule
is in ieder geval een tegenhanger van de antiheldverhalen als “Moby Dick”, over
mannenlevens die eindigen in dood en vernietiging. Ik heb weinig verstand van
gender, maar volgens mij zit iedereen wel ergens op de meetlat tussen 100
procent man en 100 procent vrouw. Meijer meent dat er ook weer niet zoveel seksen als individuen zijn. Een vriendin
opperde ooit dat er dertien seksen waren. Dat idee heeft haar nooit meer los
gelaten. Wel, Meijer en haar generatiegenoten zijn zeker niet de eersten die daar
over hebben nagedacht. Van de zomer heb ik mij met mijn leeskring over Couperus gebogen. Ik kwam in het bezit van een tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap, “Arabesken”, 19de jaargang nr. 39 – december 2011,
waarin de Duitse wetenschapper Magnus Hirschfeld wordt aangehaald, die aan het
eind van de negentiende eeuw wist te melden dat er welgeteld 43.046.721
seksuele typen bestaan. Conclusie: niemand is volledig man of vrouw. Het
relativeren van het binaire sekseverschil werkt bevrijdend. Het vaagt de
verschillen tussen mensen niet weg, maar geeft ze wel de ruimte. De rest is zó
vermoeiend. Meijer pleit voor een ‘post-patriarchale’ maatschappij met door
mannen en
vrouwen gedeeld gezag, want dat een samenleving breed gedragen vormen van gezag
nodig heeft, is duidelijk. Zie heden ten dage de stuurloze, eisende kindertjes die naar niemand meer luisteren en
de op politie scheldende burgers.
Jezelf zijn
Via de film “The Big Lebowski” (1998), waar trouwens de
naam van uitgeverij Lebowski vandaan komt, laat Meijer zien dat je ook kunt bedanken voor opgelegde
mannen- dan wel vrouwenrollen. De kansarme mannelijk single Jeff Lebowski,
bijgenaamd ‘The Dude’, is een levenskunstenaar, een reïncarnatie van Ivan Gontsjarovs Oblomov, die noch succes, noch macht, nog liefdesrelaties nastreeft. Hij is
volmaakt tevreden en gelukkig met zijn twee boezemvrienden, waarmee hij zijn
eenvoudige leven slijt. The Dude laat zien hoe het ook kan. In al zijn
slonzigheid. Hij is geaard. Hij bekommert zich niet om zijn uiterlijk. “… Zijn zelfrespect komt tot uiting in de
eis dat men hem The Dude noemt. Mét
het lidwoord ‘de’: ‘d’n Herman’ of ‘de Jan’ zeggen ze in Limburg liefkozend
tegen een man die ze allemaal kennen…”. Hij voelt zich geen loser, heeft
geen minderwaardigheidscomplex en geen probleem met hoe anderen hem zien. Hij
is niet boos, niet verongelijkt, hij komt niets tekort. Het zou een stap
voorwaarts zijn als vrouwen met eenzelfde gemak zouden kunnen leven. Het korset
van voorschriften omtrent kleding, fysieke schoonheid en sociaal succes snoert vrouwen
in de hedendaagse cultuur van perfectionisme steeds meer in. Lebowski’s
vrouwelijke pedant, Ma Flodder, is vooralsnog té afwijkend. De grote kracht
van The Dude is dat hij volkomen accepteert wie hij is. Er gaat iets
geruststellends uit van mensen die zichzelf zijn, ook al hebben ze een oubollig
overhemd of de verkeerde broek aan.
Ridderlijkheid
De Netflixserie “The Queen Gambit” uit 2020 slaagt er ook
in de clichés
rond de verbeelding van mannelijkheid en vrouwelijkheid te vermijden. Een meisje weet zich uit de kansloze positie van weeskind omhoog te werken
naar de mannenwereld van het topschaken. Haar aanvankelijk sceptische collega’s
beginnen haar één voor één te helpen om de grootste te worden:
“… het gaat deze jonge mannen er niet om
haar in bed te krijgen, de baas over haar te spelen, zich haar toe te eigenen,
noch om onderlinge rivaliteit, maar om het ontdekken van haar genie, het
gezamenlijk genieten van die enorm spannende partijen en haar woest-mooie spel…”.
Hier komt de ware ‘ridderlijk’ van De Graaff (zie mijn vorige blog) om de hoek
kijken. “… Een jonge vrouw kan in deze
serie niet alleen een briljante schaakheld worden, mannen kunnen ook echte
vrienden zijn van vrouwen. Hen dienen in plaats van leiden. Hen helpen in
plaats van de baas te spelen. De vaste genderposities gaan niet meer op en
daarmee komt een ander plot tevoorschijn. De hiërarche
wordt vloeibaar en daarmee irrelevant. Ieder geeft wat hij heeft. De vrouw wint
het spel, maar zonder vrienden kan het niet. Prachtig…”.
Multitasken
Als vrouwenrollen veranderen komen mannenposities ook in
beweging. Meijer onderzoekt dit gebeuren aan de hand van de series “Borgen” en “Penoza”,
waarin de hoofdpersonen in zeer verschillende contexten, namelijk de Deense politiek en de Nederlandse onderwereld, niet alleen een leiderspositie innemen,
maar ook moeder van een paar kinderen zijn. “…
Ze laten zien hoe mannen de wereld runnen. Hoe old boys networks werken, wat de
regels zijn die ze bij elkaar houden en wat er gebeurt als vrouwen daarin
meedoen…”. Wat I.B. Singer schrijft over mystici die oprecht kunnen blijven
zolang anderen zich niet met hen conformeren, zie je ook bij de politica. Ze is
rechtdoorzee, eerlijk, naturel en staat voor een humaan beleid zonder
strategisch gedraai. Maar gaandeweg wordt ze gedwongen compromissen te sluiten
en telkens een kopje kleiner gemaakt. Ze wordt uit elkaar getrokken door haar
multitaskende bestaan. Veel mannelijke helden kunnen zich daarentegen ontplooien
doordat hun thuisfront ofwel afwezig, ofwel een comfortabele leunstoel is: “… Dat geeft de mannelijke helden iets
vlaks. Het maakt hen misschien wel structureel tot ‘flat characters’…”. Juist
door dat afwezige thuisfront, worden sommige mannen weer machtswellustige
konkelaars, losgeslagen van elk ethisch anker. Het is altijd wat.
Ten oorlog
Aan de hand van het ontroerende “Lied der achttien doden” van Jan Campert en de “Marseillase” analyseert Meijer oorlogsretoriek. De Britse kunstenaar
Grayson Perry vertelt in “Mannen” (2020) dat hij als kind vooral dol was op
oorlogsfilms omdat het hem hielp omgaan met zijn gewelddadige stiefvader. Agressieve
mannelijkheid als defensief gedrag. Volgens hem heeft “… De zucht naar oorlog (…) voor veel mannen iets aantrekkelijks; veel
mannen vinden dat dermate spannend dat ze er zelden vraagtekens bij plaatsen.
Al die uniformen, de kaarten, de wapens, het gevaar. Het gevoel een missie te
hebben, gerechtigheid: het is het langverwachte signaal om heel die
mannelijkheid te kunnen inzetten…”. Dat vraag ik mij dus af, na alle beelden
van de uitzichtloze oorlogen die zich momenteel afspelen in Oekraïne
en Gaza. De dienstplicht werkte vroeger zogenaamd als een machine waar jongens
in gingen en mannen uitkwamen. Ik herinner me anders alleen maar familieleden
die hoe langer hoe luier werden. Hoezo ‘het leger maakt een man van je’?! Het
klinkt allemaal leuk als het niet écht oorlog is. Het Franse volkslied: “… Entendez-vous dans les campagnes / Mugir
ces féroces soldatd? / Ils viennent
jusque dans vos bras / Égorger
vos fils, vos compagnes!...”, doet me vooral aan 7 oktober denken. “… Hoort gij in de velden / het brullen van
die woeste soldaten? / Ze rukken op tot in uw armen / om uw zonen, uw
echtgenotes te kelen…”. Met als refrein: “… Allons enfants de la patrie / Le jour de glorie est arrivé (Komt kinderen des vaderlands. De gloriedag
is aangebroken)…”. Die gloriedag lijkt me eerder een apocalyptische
doomsday. Wie zit daarop te wachten? Meijer legt vooral de nadruk op de klassieke seksescheiding die
oorlog creëert. Het ouderwetse liefdesdrama in “Casablanca” (1942) laat de
kracht zien van (homosociale) mannenvriendschap waarvoor een oorlogsheld een vrouw
(heteroseksuele liefde) opoffert.
Imitatie
Volgens René Girard in “De romantische leugen en de romaneske waarheid” en Eve Sedgwick in “Between Men” komt mannelijkheid tot
stand door imitatie. Zie “De hoogstapelaar”. Meijer haalt verder “De donkere kamer van Damokles” (1958) van Frederik Hermans voor het voetlicht, waarin de
hopeloze Henri Osewoudt zich optrekt aan zijn viriele, knappe dubbelganger
Dorbeck. De lezer komt er niet achter of Dorbeck een fantasie van Osewoudt is
of echt bestaat. Zie ook “Nachttrein naar Lissabon” (2004) van Pascal Mercier,
het allereerste boek dat ik op deze site besprak, waarin een gortdroge leraar
oude talen geobsedeerd raakt door een jonge, dode dichter. Volgens Girard luidt
de romantische leugen dat er een authentiek zelf bestaat, een uniek persoon die
zichzelf uitvindt en zichzelf richting geeft, en vanuit zichzelf leeft. De
roman spreekt de meer prozaïsche waarheid uit dat mensen slechts
bestaan bij de gratie van nabootsing. Mannen lijken daar vooralsnog meer last
van te hebben dan vrouwen: Girard analyseert Cervantes’ “Don Quichot”, Proust,
Stendhals “Le Rouge et le Noir” en meerdere werken van Dostojevski. De enige
heldin wier imitatiedrang ter sprake komt is Madame Bovary. Imitaties kunnen
goed aflopen, zie “Nachttrein naar Lissabon”. Of slecht, zie “De hoogstapelaar”
en “De donkere kamer van Damokles”. Humor kan macho-mannelijkheid trouwens
ontmantelen. Zie de tragisch-komische held Don Quichot en het werk van Peter van Straaten. Het is het randje sukkeligheid, dat je voor klunzen inneemt. De Vlaamse psychiater Dirk De Wachter gebruikt het woord ‘gewonigheid’. Zie het bazige manwijf en de Jan Hen als
prototypische pantoffelheld in bijvoorbeeld de Britse comedyserie “Schone Schijn”.
Momism
Als laatste analyseert Meijer de film “One Flew Over the Cuckoo’s Nest” (1975). Zie ook de gelijknamige roman van Ken Kesey uit 1962: “… De in het gekkenhuis belande macho
Randle McMurphy en zijn tegenstandster, hoofdzuster Mildred Ratched, een
monumentaal kreng van een wijf, staan in het westerse collectieve geheugen
gebrand…”. McMurphy is de tragische held die het opneemt tegen het onrecht
van het psychiatrische instituut. Ratched is een beeld van de vrouw als het
vleesgeworden kwaad. Psychiatrische instellingen werden eertijds in werkelijkheid vooral geleid
door witte mannen, terwijl er gemiddeld dubbel zoveel vrouwelijke patiënten
werden opgenomen dan mannelijke. Het waren dus mannen die bepaalden wat ‘normaal’
was voor vrouwen. McMurphy zit er niet voor niks. De gevangenis, waar hij
vandaan komt, wil dat hij nagekeken wordt. Hij heeft seks gehad met een volgens hem ‘very
willing’ vijftienjarige, wat met een glimlach geaccepteerd wordt door de
directeur waar hij mee praat. Mannen onder elkaar. McMurphy krijgt als straf
een onmenselijke elektroshock toegediend, waarop direct een banale grap
volgt. Hij beweert dat de eerste vrouw met wie hij vrijt, zal oplichten als een
flipperkast die betaalt in zilveren dollars, omdat meneer onder stroom staat.
Hij geeft zijn vriendin door aan een maagdelijk bleu ventje om zijn eerste
seksuele ervaring mee op te doen. Het is allemaal nogal vernederend voor
vrouwen. Het probleem is dat de vrouwelijke kijker zich echter ook niet kan
identificeren met de perverse Big Nurse. Ze is ‘larger dan life’ en in feite
een spookbeeld. Ze is geen schakel tussen patiënt en psychiater maar een
totalitaire, almachtige, monsterlijke moedergodin, waartegen de broederschap van
mannen onder leiding van McMurphy in verzet komt. ‘Blaming the Mother’. Je
mag niks van haar. Ze is het stereotype van de moeder als draak met zeven
koppen. De Castrating Bitch. Pandora en Lilith tegelijk. Moeders waren ten
tijde van de Koude Oorlog vaker de kwaaie pier. Zie het fenomeen dat te boek
staat als ‘momism’, de wijdverbreide mythe dat moeders de bron waren van het
bederf dan wel de homoseksualiteit, schizofrenie en autisme van hun zonen. Moeders
kregen overal de schuld van. Kesey formuleerde er, evenals Mailer en Miller,
een belegen antwoord op: ‘Mom’ moet met mannelijke agressie ten val worden
gebracht. Seks met een ondergeschikt meisje bevrijdt en geldt als bewijs van
mannelijkheid. Dat was, in zijn platste vorm, het thema van de seksuele revolutie.
Ongelooflijk, hoeveel meiden dat toentertijd pikten. Waar zit je zelfrespect,
denk ik dan. De enige die in “One Flew Over the Cuckoo’s Nest” niet ten onder
gaat is Chief, een zwijgende, want stomme, indiaan. De kansloze surrogaatroutes
naar ontsnapping, seks en drank, wijst hij af. Hij is de ware held. In het boek
heeft die indiaan trouwens de centrale vertellerspositie.
Uitgave: Atlas Contact
– 2023, 256 blz., ISBN 978 904 504 879 6, €
23,99
Rechtstreeks
bestellen bij bol: klik hier