Hèhè, even wat luchtigers. Kennen jullie “Flipje” nog? Op de eerste mooie zaterdag van deze maand kwamen we in Tiel terecht. Daar komt hij vandaan. Mijn vader kwam niet ver van Tiel, op een boerderijtje midden tussen de boomgaarden, ter wereld. Voor mijn gevoel stond het in een soort doolhof in the middle of nowhere. Als je niet beter wist zou je niet kunnen bevroeden dat er tussen al dat geboomte werd gewoond. Ik weet nog dat op de geheimzinnige, schemerige deel, die je over moest lopen voordat je in het voorhuis belandde, geen koeien stonden – zoals bij mijn andere opa en oma - maar grote kisten vol appels en peren. Het domein van een helle-hond van een beest: Sonnik. Mijn oma waarschuwde mij en mijn broertje altijd dat we in zijn buurt rustig moesten zijn omdat hij niet te vertrouwen was. Ik denk dat dat een truc was om ons een beetje mak te houden. Want toen de eerste kleurenfotootjes verschenen, zag ik er eentje waarop wij de grote zwarte loebas flankeerden, gekleed in eenzelfde knalrood truitje als wij, die onze tantes hem over zijn kop heen hadden aangetrokken. Ik denk niet dat een agressieve hond zich zoiets laat welgevallen. Flipje was alom aanwezig op de potten en flessen die uit de voorraadkast kwamen. De jam, de appelstroop, en niet te vergeten, de nieuwerwetse tweedrank, die alleen werd geschonken als er iemand jarig was. Wanneer de kruidenier een mand met boodschappen kwam brengen gooide hij Flipje-stickerspaarboekjes of sleutelhangers in de tent, die we van op de tafel gedrapeerde oude gordijnen en dekens hadden gemaakt. Ik denk dat we een jaar of vier waren, want we konden nog niet lezen - ik ben er een van een tweeling. We zaten als muisstille onderduikers rillend van opwinding te wachten of de vreemdeling ons zou opmerken. En dan verscheen daar ineens die enge hand. Dit keer wit in plaats van zwart (gehandschoend), zoals met Sinterklaas. Maar altijd strooiend met goede gaven. Voor mij staat Flipje sindsdien voor frisse en fruitige avonturen.
Waar je vandaan komt en waar je naar toe gaat
Tiel dus. In het centrum bevonden we ons ineens tegenover het toch wel wat roetige standbeeld van het beroemdste ventje van de Betuwe. ‘Ze mogen hem wel eens schoonmaken’, zei ik tegen mijn man. Was hij altijd zo donker geweest? Vervolgens liepen we een prachtig tweedehands boekwinkeltje binnen, waar ik graag even reclame voor maak. DE BOEKENLEGGER, Vleesstraat 12. Een, twee, drie euro per boek - niks dus - en de opbrengst gaat naar straatkinderen in Tanzania. De uiterst vriendelijke verkoper wees ons op het kleine maar dappere Flipje-museum, bij de oude Waterpoort die een prachtig uitzicht biedt op de druk bevaren Waal, waar we een nostalgische visite brachten. Na voor de eerste keer dit jaar in de buitenlucht een terrasje te hebben gepikt keerden we met een Flipje-stripboek familiewaarts. Een moderne versie weliswaar. “Tiels Flipje en de snikkende sleutel”, uitgegeven in 2008, en maar liefst met een nawoord van Clemens Cornielje, commissaris van de Koningin in Gelderland. Het voor volwassenen natuurlijk uitermate flauwe (doelgroep basisschool), maar wel leuke verhaaltje, is gebaseerd op de vondst van een Romeinse sleutel die je in het museum kunt bewonderen. Geschiedenis is belangrijk, aldus Cornielje: “… Als we weten waar we vandaan komen en wat er is gebeurd in de geschiedenis is het makkelijker om te begrijpen hoe onze stad, onze provincie en onze maatschappij in elkaar zit…”. Geschiedenis leert je over het goede en kwade; waar je vandaan komt en waar je naar toe gaat. Waarvan akte. Dat onderschrijf ik van ganse harte.
Minerva
Het verhaal. En saaie grijze zondag in oktober waarop de zon zich niet laat zien. Flipje (in 1935 met medewerking van een zomerfee geboren uit een grote frambroos) en zijn vriendjes – Flapoor Olifant, Bertje Big, Jasper Aap, Kroesje Beer en Mauwmauw – vervelen zich dood. Hun strenge hospita, Juffrouw Schaap, dreigt dat als ze niet iets nuttigs gaan doen ze nog wel een paar klusjes voor hen kan bedenken. Ze weten niet hoe gauw ze met z’n allen het huis uit moeten rennen. Ze besluiten naar een oude begraafplaats aan de rand van de stad te gaan kijken, waar archeologen mooie dingen hebben gevonden. Flipje las er een artikel over in de krant. Het bestaat uit afgegraven kleigrond, waar de humeurige Flapoor met zijn grote olifantspoten in blijft plakken. Verder is er weinig te zien. Plotseling horen ze zacht gesnik. Ze gaan op het geluid af. In de schemering struikelt Jasper Aap over iets onzichtbaars. Terwijl hij languit in de modder ligt ziet hij tot zijn grote schrik twee griezelige lichtjes. De rechtschapen Flipje denkt gelijk aan iemand die hulp nodig heeft. Nader onderzoek doet hen op een antieke sleutel stuiten. Ze schrikken zich rot als de sleutel begint te praten. Een zijkant bestaat uit een vrouwengezichtje, dat zich voorstelt als Minerva, de godin van vrede en rechtvaardigheid. Ze maant de vrienden aan zachtjes te praten, want de kop van de sleutel stelt een slapend everzwijn voor, de kwaadaardige Zwentibold, waarvoor ze doodsbang is. Hij mag niet wakker worden. Op de andere kant van de sleutel is het gezicht van een oude man afgebeeld. Drinkebroer Silenus. Volgens Minerva een aardige slaapkop waar je niets van te vrezen hebt. Minerva wil terug naar haar kistje, waarmee ze over de hele wereld reisde, om te proberen onrecht en oorlog te stoppen. Door een vloek van de wrede koning Zwentibold (in 900 tijdens een veldslag overleden en begraven in de abdij van Susteren in Limburg, waar hij echter als een heilige wordt vereerd) is ze op de sleutel terecht gekomen. Zwentibold pakte ooit, tijdens een feest, het kistje - dat zich voor niemand anders opende dan voor Minerva - af en toverde haar op de sleutel. Na zijn dood verscheen hij ook op de sleutel, zodat hij haar voor eeuwig in de gaten kan houden. De sullige Silenus kwam per ongeluk mee, omdat hij de ruziemakers destijds uit elkaar wilde halen. Maar ja, waar is het doosje gebleven?
Hoog water
Op naar het museum. Als er ergens een plek is waar zich oude dingen bevinden dan is het daar. Hoewel het al na sluitingstijd is horen Flipje en zijn vriendjes de deur met een krak open gaan. Minerva valt in zwijm als ze een oude steen met Romeinse inscripties ziet, maar het akelige zwijn opent juist zijn ogen, spreekt Jasper aan met ‘rare aap’, en daagt hem uit in een kastje te klimmen. Binnen no time is Jasper verdwenen. Zijn vriendjes bedenken zich geen moment, duiken ook allemaal het kastje in, en flitsen eveneens weg. Ze vinden elkaar terug in het jaar 1995, op een dijk die op doorbreken staat vanwege het hoge water. Iedereen is aan het evacueren. Het grappige is dat ik mij nog herinner dat ik destijds met mijn man bij het hoge water ben gaan kijken. Minerva vertelt dat ze nog veel verder terug in de tijd moet om het kistje te vinden waarmee ze de vloek die op haar rust kan verbreken. Echter, haar ontbreekt de toverkracht. Ze zal goede daden moeten verrichten om die aan te vullen. Of Flipje en zijn vriendjes haar willen helpen. Natúúrlijk willen ze dat. Ze helpen een boerinnetje haar spullen hoog en droog op de zolder te zetten voor als het water komt. Uit haar schortzak valt bijna een magische sleutel, die Minerva mag gebruiken om hen en zichzelf nog verder terug in de tijd te toveren.
Slag om Arnhem
Daarop komen ze midden in de Tweede Wereldoorlog terecht. Tijdens de Slag om Arnhem (17 – 24 september 1944). Naast de brug die hevig beschoten wordt ligt een gewonde soldaat. Die vertelt dat de Duitsers bezig zijn alle door de geallieerden veroverde huizen langs de rivier in brand te steken. In een van de kelders liggen zeker 200 gewonde militairen, zowel Engelse en Amerikaanse als Duitse. Flipje en zijn vriendjes krijgen het voor elkaar een tijdelijk staakt het vuren bij de Duitsers af te dwingen, om de gewonden af te voeren naar een noodhospitaal. Als ze naar de plek terug gaan waar ze de soldaat hebben achtergelaten is hij verdwenen. Ze vinden er alleen een hoorn en een geheimzinnig sleuteltje.
Lodewijk Napoleon
Vervolgens komen ze op de koets van de broer van keizer Napoleon Bonaparte terecht, die tijdelijk koning is van Nederland: Lodewijk Napoleon. Het is inmiddels 1810 en de vermoeide keizer, die overal aan de verliezende hand is, staat op het punt Nederland na vier jaar bezetting terug te geven. Flipje en zijn vriendjes maken kennis met ‘Tiel’, het hondje van Lodewijk Napoleon, die in Tiel zomaar in zijn diligence is gesprongen. De gemene Zwentibold laat plotseling van zich horen door luid te miauwen. Tiel schrikt zich te pletter en springt pardoes uit het koetsraampje, recht onder een groot wiel, wat hem een gebroken pootje kost. Gelukkig heeft Mauwmauw goed opgelet in het noodhospitaal en weet ze als een volleerd verpleegster het pootje met een rechte tak te spalken. Weer een goede daad gedaan. Als dank vindt ze om haar hals een kettinkje met een mooi sleuteltje.
Weeshuis
Dan flitsen ze naar de jaarmarkt van Tiel in 1563. Ze herkennen de Sint Caeciliakapel direct. Daar ontmoeten ze een paar zwerfkinderen. Weesjes. Minerva wordt zo verdrietig van hun verhaal dat ze zilveren tranen huilt. Bertje Beer beraamd een plan om met z’n allen zielige smartlappen ten gehore te brengen. Met het geld dat ze verdienen kunnen ze de stadhouder misschien bewegen een weeshuis te laten bouwen. De duiten vliegen in hun petten. Evenals de zilveren tranen van Minerva. Zwentibold probeert nog wel even met een rukwind de zilveren tranen weg te laten waaien, maar ze komen als zilveren regen weer naar beneden. En ja hoor; tussen de zilveren druppels vindt Flipje ook een raadselachtig sleuteltje in zijn hoed.
Tiel wordt Gelders
Terug naar 1339. Hertog Jan III van Brabant ligt constant in de clinch met Graaf Reinald II van Gelderland. Eindelijk is er een oplossing in zicht. Tiel zal geruild worden met Heusden. Tiel zal voortaan Gelders worden en Heusden Brabants. Maar Zwentibold is dol op oorlog en verwoesting en zorgt dat de papieren, die op het punt staan getekend te worden in een kasteel, door elkaar komen te liggen. Flipje en zijn vriendjes leiden de bewindslieden af, en leggen de formulieren op het laatste moment – pfff – weer goed. Aan een ijzeren harnas bengelt een leuk sleuteltje.
Vrede maken
1009. Tiel wordt geplunderd door de Vikingen. Jasper Aap boort gaatjes in hun drakenschip zodat hij onder water loopt als hij zwaar beladen is en tot zinken komt. Zeker als Flapoor, die blijkbaar goed kan zwemmen, er ook nog eens met zijn volle gewicht aan gaat hangen. Op een ton ligt alweer een sleuteltje voor het grijpen. Dat brengt hen terug naar een herberg, pal naast het kasteel van Zwentibold. Eindelijk is Minerva terug in haar eigen tijd. Ze wijst Flipje en zijn vriendjes naar de bergplaats van haar kistje en de vloek wordt verbroken. Ineens staan Minerva en Silenus in levende lijve voor hen. Het kistje opent zich en blijkt vol te zitten met sleuteltjes van vrede en voorspoed, die Minerva overal uitdeelt waar oorlog en onrechtvaardigheid dreigt. Flipje en zijn vriendjes krijgen het eerste sleuteltje, zodat ze nooit meer ruzie maken. Na een laatste treffen met de boze Zwentibold flitsen Flipje en zijn vriendjes weer naar hun eigen eeuw. Als ze op huis aan gaan, treffen ze hun buurmeisjes, zoals altijd verwikkeld in een hevige ruzie. Flipje geeft hun het sleuteltje. Hij vindt dat zij het harder nodig hebben dan hij en zijn vrienden. Als ze thuis komen is juffrouw Schaap net klaar met pannenkoeken bakken en blijkt er helemaal geen tijd te zijn verlopen. Terwijl ze zich vol proppen vliegen op straat de buurmeisjes elkaar gillend in de haren. Allebei willen ze het sleuteltje voor zichzelf. Vrede maken, dat moet je toch vooral zelf doen, zegt Flipje.
Uitgave: PrimaMedia – 2008, 40 blz., ISBN 978 907 721 717 7