Subtitel: Een kunst, een kunde
Er staan een zwik boeken in mijn kast die ik nooit heb gelezen. Af en toe neem ik mij voor om die eerst te lezen voor ik nieuwe aanschaf, waar natuurlijk niets van komt, want ik ben veels te hebberig. “Liefhebben” van Erich Fromm (1900-1980; Duits-Amerikaans humanistisch psycholoog en filosoof) heb ik er tussen uit gevist. Ruim vijftig jaar geleden geschreven, maar misschien wel actueler dan ooit (oorspronkelijke titel: ‘The art of loving’ - New York 1956). Het is wat overdreven, dat weet ik wel, maar soms bekruipt mij het enge gevoel dat alle huwelijken om mij heen ter zijner tijd steevast gedoemd zijn te ontploffen als granaten op een slagveld. Het overkomt er zo véél. Het lijkt wel of wij hebben verleerd wat liefde is. Misschien moeten we de liefde herontdekken. Aangemoedigd door Karen Armstrong, die in “Compassie” (zie mijn blog van 06.11.12) stelt dat wij veel over de liefde moeten lezen en leren, neem ik hierbij het voortouw: expeditie liefde…
Is liefde te leren?
Is liefde een ‘kunst’, of niets anders dan een prettige sensatie die ons met een beetje geluk toevallig overkomt? De meeste mensen gaan van het laatste standpunt uit; Erich Fromm van het eerste: “… Dit betekent niet dat deze mensen liefde onbelangrijk zouden vinden. Zij hongeren naar liefde, zij kijken naar ontelbare films over gelukkige en ongelukkige liefdes, zij luisteren naar de stroom van sentimentele liedjes – en toch wil bijna niemand aannemen dat je echt iets moet doen om te leren liefhebben…”.
Hier liggen een aantal opvattingen aan ten grondslag.
Ten eerste stellen de meeste mensen “… zich vóór alles de vraag hoe zij erin kunnen slagen door anderen bemind te worden, in plaats van zich af te vragen hoe zij zelf hun eigen vermogen tot liefhebben kunnen ontwikkelen…”. Om goed in de markt te liggen proberen mannen macht, rijkdom, en maatschappelijk succes te bereiken, en doen vrouwen er alles aan om er vooral jong en sexy uit te zien.
Ten tweede gaat de overtuiging dat liefhebben niet valt te leren samen met het idee dat je het juiste object, oftewel ‘de ware jacob’ moet zien te vinden: de grote romantische liefde, waardoor liefhebben als functie uit het zicht is verdwenen. We leven in een cultuur van consumentisme, waardoor we elkaar min of meer als menselijke handelswaar, als producten, zijn gaan zien (met als toppunt natuurlijk onze overheid die ons voorhoudt dat alleen ons koopgedrag ons uit de crisis kan helpen – nog even en dan wordt scheiden gepromoot omdat dat dubbele huishoudens oplevert en dus dubbele uitgaven…). Dirk De Wachter in niet mis te verstane woorden in Borderline Times (zie mijn blog van 17.01.13): “… Shoppen, kopen, consumeren, beu worden, weggooien, iets nieuws zien, kopen, consumeren, ook beu worden, bij de rest gooien (de afvalberg vergroten): we doen het met genotsartikelen, maar we doen het – helaas - ook meer en meer met onze medemensen…”.
En ten derde wordt niet goed onderscheiden dat het gevoel tot over je oren verliefd te zijn (falling in love) heel wat anders is dan de permanente toestand van in liefde samen te leven (being in love). Als twee mensen, die vreemden voor elkaar zijn, plotseling ervaren dat de muur die hen scheidt instort, lijdt dat tot een roes van intimiteit en passie. Maar deze intimiteit verliest het aanvankelijk wonderbaarlijke mysterie omdat de twee verliefde mensen voor elkaar steeds meer ‘bekenden’ worden: “… die momenten van verrukking betekenen vaak niets meer dan een fata morgana in een woestijn van eenzaamheid…” (moest aan schrijver/psychiater Irvin Yalom denken die onze ‘fundamentele eenzaamheid’ één van de vier harde feiten van het leven noemt - zie mijn blog van 30.03.13).
Vakmanschap is meesterschap
Fromm: “… Hoewel door een overvloed van feiten het tegendeel wordt aangetoond, blijft toch algemeen de mening overheersen dat niets zo gemakkelijk is als liefhebben. Men kan evenwel nauwelijks enige activiteit noemen die met zoveel hoop en verwachting wordt ondernomen en die met zo’n regelmaat mislukt als liefhebben. Wanneer zoiets zich in die mate had voorgedaan op enig ander gebied, dan was men naarstig gaan zoeken naar de redenen van dit falen – of men zou rigoureus afzien van verdere pogingen…”.
Ondanks dat wij hunkeren naar liefde vinden we bijna alles belangrijker dan liefhebben: succes, prestige, geld, macht.
Volgens Fromm moeten we er ons van bewust worden dat liefhebben een ‘kunst’ is, waar we ons via een leerproces van theorie en praktijk in kunnen bekwamen, net zoals dat voor kunsten als b.v. muziek, schilderen, meubelmaken, geneeskunst of techniek geldt. Als wij ons met hart en ziel aan een kunst wijden, ontwikkelen we er een bepaalde intuïtie voor, die het wezenskernmerk is van het ware meesterschap in iedere kunst.
Eenheid in verscheidenheid
Alleen zijn, overgeleverd zijn aan onszelf, buitengesloten worden, is onze diepste angst. Wij doen van alles om deze afzondering te overwinnen, om ons uit de kerker van deze eenzaamheid te bevrijden: we zoeken ‘binding’ door orgiastische rituelen, door conformisme aan een groep, door creatieve arbeid, en door ‘eenwording met een ander’ – ziedaar: liefde.
Fromm gaat diep in op de rijpe liefde waarin de paradox zich voltrekt dat twee mensen één worden en toch twee blijven: ieders individualiteit en integriteit blijft bewaart. Hij behandelt de volgende kenmerken van deze liefde: geven – “… Hij doet de ander deel hebben aan zijn vreugde, aan zijn belangstelling, aan zijn begrijpen, aan zijn kennis, aan zijn humor, aan zijn droefheid, aan alle uitingen van wat in hemzelf leeft…”, zorgzaamheid – “… De mens heeft datgene lief waarvoor hij zorg draagt en draagt zorg voor datgene wat hij liefheeft…”, verantwoordelijk zijn – “… Bij de liefde tussen volwassenen richt zij zich voornamelijk op het psychisch welzijn van de ander…”, respect – “… Respect kan slechts bestaan op basis van vrijheid…”, echt kennen – “… Liefde is de enige weg naar kennis die in de daad der vereniging antwoord geeft op mijn zoeken. In het beminnen, in het geven van mijzelf, in het doordringen in de ander, ja, in de overgave aan de ander, vind ik, ontdek ik mijzelf, ontdek ik ons beiden, ontdek ik de mens…”, en seks – “… Iedere man zoekt naar zijn verloren vrouwelijk deel om zich weer met haar te herenigen. De betekenis van deze oer-mythe (de in velerlei culturen voorkomende mythe dat oorspronkelijk man en vrouw één waren en dat zij later in tweeën werden gedeeld) is duidelijk…”.
Een prachtig hoofdstuk is gewijd aan de liefde tussen ouders en kind. De liefde van de moeder is onvoorwaardelijk, wordt geschonken zonder dat het kind er iets voor hoeft te doen, beantwoordt aan onze diepste verlangens. De liefde van de vader moet het kind ‘verdienen’: “… Vaderliefde is voorwaardelijke liefde, volgens de stelregel: ‘Ik houd van je omdat jij beantwoordt aan mijn verwachtingen, omdat jij je plicht doet, omdat jij op mij lijkt…”. Allebei zijn ze nodig. Vaderliefde leert je dat je zelf iets kunt doen om die liefde te verwerven, dat je er voor kunt werken. Fromm: “… De gerijpte mens is vrijgekomen van de moederfiguur en vaderfiguur buiten hem en heeft ze verinnerlijkt…”.
De kern
“… Als ik een ander mens slechts oppervlakkig waarneem, ontdek ik in hoofdzaak de verschillen die ons scheiden. Maar dring ik bij de ander door tot de kern, dan ontdek ik in hem onze gezamenlijke identiteit, onze fundamentele wezensverbondenheid…”. We lijken meer op elkaar dan we verschillen. “… Als ons beleven van de ander meer diepgang zou hebben, als de mens in staat zou zijn de oneindigheid van zijn partners persoonlijkheid te ervaren, dan zou de nabijheid van de ander nooit zo snel ‘gewoon’ worden – en het wonder van het springen over de scheidsmuren zou zich iedere dag opnieuw kunnen voltrekken. Maar voor de meeste mensen is niet alleen de eigen persoonlijkheid, maar ook die van anderen, al heel spoedig verkend en even snel in kaart gebracht…”.
Fromm gaat in op wat er mis kan gaan in de liefde en behandelt allerlei neurotische liefdesverhoudingen en oorzaken die tot desintegratie of verval van de liefde leiden. Vaak is het zo dat na verloop van tijd de intieme verbondenheid losser wordt, waardoor er weer naar een nieuwe ander, een nieuwe vreemde wordt gezocht:
“… Opnieuw wordt de vreemde getransformeerd tot een ‘intieme’ relatie, weer ervaart men de opwindende en intense sensatie van verliefd worden en weer wordt dit gevoel langzamerhand steeds minder hevig en het eindigt ermee dat men op zoek gaat naar een volgende verovering, een frisse liefde – steeds opnieuw met de illusie dat deze nieuwe relatie geheel anders zal zijn dan de voorafgaande. Deze illusies worden sterk bevorderd door het bedrieglijke karakter van het seksuele verlangen. Het seksuele verlangen is gericht op één-wording en het is geenszins alleen een lichamelijke drang naar de opheffing van een kwellende spanning. Dit seksuele verlangen kan gestimuleerd worden door liefde maar eveneens door de angst voor eenzaamheid, door de wens te veroveren of om veroverd te worden, door ijdelheid, door de wens om pijn te doen, zelfs om te vernietigen. Het schijnt dus zo te zijn dat seksueel verlangen zich zeer gemakkelijk mengt met alle mogelijke sterke emoties – en liefde is slechts een van die emoties. Doordat in de voorstelling van de meeste mensen seksuele verlangens direct verbonden worden met de gedachte aan liefde, komen zij gemakkelijk tot de misleidende conclusie dat zij elkaar liefhebben wanneer zij elkaar lichamelijk begeren…”. Fromm: “… Liefde is niet het resultaat van seksuele bevrediging, maar seksueel geluk – zelfs inzicht in de zogenaamde seksuele techniek – is resultaat van liefde…”. Net andersom dus. En vanuit zijn praktijkervaring: “… Als een seksueel geremd mens zich kan bevrijden van zijn vrees of haat en daardoor het vermogen tot liefhebben verwerft, zijn de seksuele problemen meestal goeddeels opgelost. Als hij die psychische blokkade niet kan overwinnen, zal ook de grootste bibliotheek met studies over seksuele technieken hem niet kunnen helpen…”.
Voorwaarden voor echte liefde
Fromm bespreekt niet alleen de liefde tussen mensen, maar ook de liefde tot God, wat niet verwonderlijk is, want volgens de bijbel ‘is God liefde’. Fromm was tot zijn 26ste een joods gelovige, wat zich uit in een grote kennis van bijbelse verhalen. Hij stelt nadrukkelijk niet vanuit een religieuze wereldbeschouwing te schrijven, maar volgens hem bijten rationaliteit en religie elkaar niet: ze kunnen best naast elkaar bestaan.
Het laatste hoofdstuk van zijn boek wijdt hij aan ‘de beoefening van liefde’; met als primaire voorwaarden discipline – “… Ik zal nooit iets goed kunnen doen als ik er niet gedisciplineerd in ben. Alles wat ik alleen maar doe ‘wanneer ik er toevallig zin in heb’, kan een aardige of leuke hobby zijn, maar op zo’n manier zal ik die bezigheid nooit tot kunst kunnen verheffen…”, concentratie – “Het hectische bestaan in de westerse wereld leidt tot een snel verspringende leefwijze, zonder enige aandacht of bezonnenheid, er heerst een onrust en instabiliteit waarvan nauwelijks parallellen in andere culturen zijn aan te wijzen… De essentie van het vermogen tot concentratie is, kortom, dat je alleen met jezelf kunt zijn – en dit alleen-met-jezelf-kunnen-zijn is nu juist een onmisbare voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben… Tracht je ‘ik’, je ‘zelf’, te vinden, het krachtcentrum, de scheppingsbron van je leven, je wereld.… Concentratie kan niet worden geleerd zonder dat men alertheid en sensiviteit ontwikkelt voor zijn innerlijke dynamiek, ‘gevoel’ krijgt voor zichzelf… Bovenal is het zaak dat men openstaat voor de eigen innerlijke stem die ons, dikwijls bijna onmiddellijk, vertelt waarom wij angstig, terneergeslagen of geprikkeld zijn…” , geduld – “… De moderne mens meent dat hij iets verliest, namelijk tijd, als hij de dingen niet snel doet. Toch weet hij niets anders met die gewonnen tijd te doen dan haar te doden, te verdrijven…” en toewijding – “… Alleen als de kunst voor hem een heilige zaak is, zal een leerling haar machtig worden…”.
Vooruitziende blik
Waar ik mij eigenlijk het meest over verwonderde, is de vooruitziende blik waarmee Erich Fromm meer dan een halve eeuw geleden de tekorten waar wij ons momenteel in onze huidige maatschappij tegen te pletter lopen, bijna akelig helder onder woorden heeft gebracht. Toen zag hij al dat onze hele sociale en economische organisatiestructuur berust op een levenspraktijk waarbij ieder zijn eigen voordeel zoekt en wordt beheerst door puur egoïsme. Daarin kan liefde niet gedijen. Immers: ‘de liefde zoekt de ander (1 Kor. 13)’.
Fromm eindigt zo: “… Onze maatschappij wordt beheerst door een bureaucratie van managers en door beroepspolitici. Het publiek staat ononderbroken bloot aan massa-suggestie, aan propaganda en reclame, die gericht zijn op meer produktie, meer consumptie en meer winst als doelstellingen op zichzelf. Alle menselijke handelingen worden ondergeschikt gemaakt aan hun economische effectiviteit, de middelen zijn tot doel geworden. De mens is tot een robot gemaakt, een goed geklede en gevoede automaat, een wezen waaraan het hart werd ontnomen; dat wat hem werkelijk tot mens maakt, kan hem niet meer ter harte gaan. Om te kunnen liefhebben, moet de mens vooreerst zich bewust worden van zijn eigen hoge menselijke waardigheid. De technisch-economische machinerie moet in zijn dienst worden gesteld, in plaats van omgekeerd. De mens moet de kans krijgen deel te hebben aan wezenlijk menselijke ervaringen, menselijk leven, aan eerlijke, produktieve arbeid, in plaats van, zoals nu – in het beste geval – slechts deel te hebben aan winstbejag en hebzucht. De maatschappij dient zo te worden georganiseerd, dat de sociale en liefhebbende natuur van de mens niet gescheiden blijft van zijn maatschappelijk bestaan, maar ermee versmelt…”. Wij worden geprogrammeerd door onze omgeving. Het is alsof ik Paul Verhaeghe hoor praten (zie mijn blog van 10.10.12).
Uitgave: Bijleveld - 2010, 159 blz., ISBN 978 906 131 580 3, €17,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier