Vandaag bestaat Israël 75 jaar. Reden genoeg om de schijnwerper op dit in ieders ogen altijd weer controversiële land te richten. Terwijl ik verder zocht naar schrijvers in de trant van F. de Graaff (zie mijn vorige blog) stuitte ik op “Als U de zoon van God bent” van Julia Blum. Blum groeide als Jodin op in een atheïstische omgeving in Letland. Na de val van het ijzeren gordijn kwam ze samen met haar man, een filosoof, tot geloof. Sindsdien definiëren ze zichzelf als ‘Messiasbelijdende Joden’. Ze emigreerden naar Israël. Julia Blum is professor Bijbels Hebreeuws aan de Rosen School of Hebrew en geeft les aan het Israel Institute of Biblical Studies. Evenals F. de Graaff legt Blum grote nadruk op de onzichtbare werkelijkheid van God, een dimensie die onvoorstelbaar groter, veelomvattender en vooral ánders is dan de zichtbare werkelijkheid die wij mensen ervaren. Met recht een ‘metahistorische’ insteek dus. De gelovige kan deze wereld van God in zijn innerlijk leren kennen door mystiek contact met de Heilige Geest (zie ook de prachtige lezing over Thomas a Kempis van Jos Douma donderdag 20 april 2023 in de Onze Lieve Vrouw Ten Hemelopneming Basiliek in Zwolle). Dit is een notie die ik in het door en door rationele westerse christendom eigenlijk zelden tegen kom. Wij hebben iets als ‘de ziel’, of wat de Bijbel aanduidt als ‘de binnenkamer’, allang weggeredeneerd. Natuurlijk weet ik heus wel dat er met een beroep op de Heilige Geest de gekste uitwassen voorkomen; zie de onlangs omgekomen sekteleden in Kenia die zijn overleden door extreem vasten om aan de ‘apocalyptische verdoemenis’ te ontkomen. Moeten we het dan maar niet meer over de Heilige Geest hebben? Door met het badwater het kind weg te gooien lijken we wel een vorm van geestelijke atrofie te hebben opgelopen. Althans, zo beleef ik dat. Als hoogleraar verbindt Blum de wereld van haar hoofd op een uiterst integere en evenwichtige manier met de wereld van haar hart, en dat gebeurt ook nog eens op geen enkele manier buiten de Bijbel om. Haar verhaal deed me direct denken aan de blog over F. de Graaff van Evert Mouw, die het met zijn ‘heidens-filosofische’ opvattingen maar moeilijk vindt om naar aanleiding van diens weliswaar fascinerende “Jezus de Verborgene”, te geloven in een christelijke God die het moet hebben van ‘list, bedrog en camouflage’. Dat is enkel hoe wij er tegenaan kijken, aldus Julia Blum, die F. de Graaff onmogelijk gekend kan hebben. In de Bijbel is niets wat het lijkt. Gaat het altijd over een diepere waarheid die voor gewone mensen verborgen is: probeer de goddelijke multi-dimensionaliteit maar eens in het platte vlak van de twee-dimensionale menselijkheid te proppen (Hebreeën 11:1). Dat gaat je niet lukken, toch?!
De binding van Izak
Elk jaar wordt tijdens Rosj Hasjana, de eerste dag van het Joodse jaar, in alle synagogen het verhaal van de binding (Akeda) van Izak op het altaar voorgelezen. Over Abraham die de afschuwelijke opdracht van God krijgt zijn zoon Izak te offeren op de berg Moria, de tegenwoordige Tempelberg waar zoveel om te doen is, te Jeruzalem. Terwijl Abraham het offermes heft, wordt hij op het laatste moment tegengehouden door de stem van God, die in een lam voorziet. Een ram zit met zijn horens verstrikt in het struikgewas. Zie Genesis 22. Algemeen wordt aangenomen dat Izak het prototype van Jeshoea (Jezus) voorstelt, op weg naar zijn kruisiging. Daar zet Blum grote vraagtekens bij. Izak was zich van geen kwaad bewust. Jeshoea koos er doelgericht voor zijn leven uit vrije wil te geven. Volgens Blum is Izak dan ook niet een beeld van Jeshoea, maar van Israël, het uitverkoren volk, Gods ‘oogappel’ (Zacharia 2:8), dat God eveneens aanduidt als ‘zijn zoon’ en ‘eerstgeborene’. Israël heeft ook op allerlei manieren onbegrijpelijk moeten lijden ten behoeve van de andere volken. De Joodse wijzen schrikken er niet voor terug het hout op de schouders van Izak te vergelijken met een kruis. Zie de Midrasj Raba Berisjiet, parasja 56: “… Abraham nam het hout voor het brandoffer en legde het op Izak, zoals een kruis wordt gelegd op de schouders van iemand die naar zijn kruisiging wordt geleid…”. De weg van Izak is dezelfde als de weg van het Joodse volk: “… Al tweeduizend jaar draagt Israël, beschuldigd van de moord op de Verlosser, eenzelfde kruis als dat waarop Jesjoea vastgenageld werd…”. Blum noemt het verhaal van de ‘binding van Izak’ de proloog inzake de hele verdere geschiedenis van Israël. In de rest van het boek werkt ze dat verder uit.
De fabel van de vos en de haas
Ze begint met een vergelijk te trekken tussen het lijden van Job en het lijden van Israël. Blum legt een link tussen het christelijke antisemitisme en een naargeestig Russisch sprookje waarin de zwarte aarde ingezaaid blijkt te zijn met zaad waaruit draken opkomen: “… Uit de dodelijke zaden, die gedurende de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis werden geplant, ontsproot in latere eeuwen het antisemitisme vanaf de kruisvaarders tot de Holocaust…”. Waar komt de onverklaarbare, monsterachtige agressie van de christenen richting de Joden, aan wie hun Verlosser zich in eerste instantie heeft geopenbaard, vandaan? In de narigheid en ellende van Israël ziet het vroege christendom de bevestiging en het doorslaggevende bewijs dat God Israël heeft verstoten. À la de vrienden van Job, in feite zijn aanklagers, die denken dat Job wel vreselijk gezondigd moet hebben als God zich zo duidelijk van hem afkeert. Vanwege een angstaanjagende theologische omdraaiing van zaken gaat uitgerekend de religie van barmhartigheid en medelijden, over tot haat, vervolging en doodslag van het Joodse volk. Tertullianus van Carthago (160-230) verklaart in zijn geschrift “Adversus Judaeos” dat God het Joodse volk heeft verworpen en de christenen in hun plaats heeft aangenomen: “… De kerk – het ‘ware’, ‘hemelse’ ‘nieuwe’ Israël zou voor altijd de plaats van het ‘uitverkoren volk’ innemen…”. Volgens Justin de Martelaar (100/114-165), in zijn geschrift “Dialoog met Trypho”, is de verwoesting van Jeruzalem een rechtvaardige straf en het verdiende loon voor ‘de moordenaars van de Rechtvaardige’. Zie ook de uitspraak van kerkvader Irenaeus, bisschop van Lyon (ongeveer 177): “… De Joden zijn afgesneden van de genade van God...”. En Gregorius, bisschop van Nyssa in Cappadocië (335-394): “… De Joden zijn adderengebroed, vijanden van alles wat goed is…”. Het doet denken aan de fabel over de vos en de haas: “… De vos had een hut van ijs gebouwd, de haas een huisje van stro. Als de hut van de vos is gesmolten biedt de haas de vos onderdak aan om dan te ontdekken dat die hem eruit zet en zijn huis overneemt. Dat is ongeveer wat er gebeurde met Israël en het christendom en dat al in de tweede eeuw…”. Blum vertelt dat de verwerping van het christendom en van Jeshoea binnen de Joodse religieuze traditie met de paplepel wordt ingegeven. Zie bijvoorbeeld het Israëlische plusteken in de vorm van een omgekeerde T, om elke gelijkenis met het weerzinwekkende kruis te vermijden.
Kat- en muisspel
Het volgende verhaal gaat over het kat- en muisspel tussen Jozef, de onderkoning van Egypte, en zijn broers die graan bij hem komen kopen als er hongersnood is uitgebroken in hun eigen land. Over Jozefs zilveren drinkbeker die in de voerzak van de onschuldige, argeloze, onwetende Benjamin wordt verstopt (als je het hebt over list en bedrog!): “… In zijn roman ‘Jozef en zijn broers’ schrijft Thomas Mann dat Benjamin niet wilde vertrekken omdat hij aanvoelde dat er een of ander onopgelost geheim achterbleef. Gods handschrift was in de hele reeks van gebeurtenissen zo duidelijk zichtbaar dat een ontvankelijk hart dat wel moest aanvoelen…”. Blum verbindt dit complot met de afgodsbeeldjes, terafim, die Benjamins moeder, Rachel, stal, toen Jakob van Laban wegvluchtte. Een vlucht die in de Bijbel overigens ook als diefstal wordt geduid: door Labans dochters en kleinkinderen mee te nemen ‘stal Jakob het hart van Laban’, staat er letterlijk. Niet alleen ‘zichtbare’ diefstal, ook ‘misleiding’, is zonde. Blum duidt het verhaal van de ontroerende ontmoeting tussen Jozef en Benjamin als een voorafschaduwing van de op handen zijnde ontmoeting tussen Jesjoea en Israël, zie Zacharia 12:10, waar alle Messiasgelovigen op hopen en naar uitzien.
Jezus de Verborgene
De voornaamste beschuldiging van de christelijke wereld is dat het Joodse volk haar Messias niet heeft herkend, maar heeft verworpen en gekruisigd. Naast dat dit aldus de Bijbel volgens het plan van God nodig was, om de heidenvolken te redden, laat Blum zien hoe moeilijk het bovendien moet zijn geweest om Jesjoea tijdens zijn rondwandeling op aarde als Messias te herkennen. De discipelen vragen niet alleen nadat zij drie jaar in Zijn gezelschap hadden verkeerd, maar ook ná Zijn dood aan het kruis en Zijn opstanding en ná de veertig dagen waarin Hij aan hen was verschenen, hen had onderricht en hun de geheimenissen van Gods strategie had uitgelegd, of Hij het koninkrijk Israël zou rehabiliteren (Handelingen 1:6): “… Als de discipelen die Hij had uitgekozen en onderwezen dit van Hem bleven verwachten na al Zijn lessen wat zegt dit dan over die menigten Israëlieten die naar Zijn boodschap luisterden en Zijn wonderen zagen en er absoluut van overtuigd waren dat Hij vroeg of laat zeker een begin zou maken met de redding en het herstel van Israël?...”. De vromen geloofden in een koninklijke Messias die kwam om Zijn volk te redden en plaats zou nemen op de troon van David. De ‘Masjiach ben David’. Niet in een ‘offerlam’. Jeshoea paste niet in de gangbare messiaanse verwachtingen. Hij heeft er zelf ook nog eens alles aan gedaan om te verhullen dat hij de Messias was: “… De enige keer in het hele Nieuwe Testament dat Hij zijn messiaanse identiteit bekendmaakte was tijdens het gesprek met de Samaritaanse vrouw in hoofdstuk 4 van het Evangelie naar Johannes…”. Tegen een buitenlandse vrouw. Terwijl zijn discipelen op dat moment naar de stad waren om voedsel te kopen en er in velden nog wegen een Jood te bekennen was. Klaarblijkelijk had Jeshoea niet de intentie zich als Messias onder Zijn volk bekend te maken. Integendeel. Steeds als hij een volksgenoot genas, legde hij diegene een ‘streng’ spreekverbod op. Behalve de Gadareense man. De Joden zijn klaarblijkelijk uitverkoren om ‘níet te zien’. Het is nooit de bedoeling geweest dat Zijn volk Hem zou herkennen. Dus luidt de vraag aan de christenheid: hoe kan de Heer Zijn volk straffen voor de rol die Hij zelf voor hen gekozen heeft?! Paulus zegt dat de Joden ‘vijanden van het Evangelie zijn vanwege u’ (de heidenvolken). Israël is als Benjamin, lokaas en zondebok, onterecht beschuldigd van iets waar hij niets aan kan doen.
Good guys en bad guys
Blum heeft het over de ‘vredestijd’, voordat de terreuroorlog in 2000 begon, waarin er niet elke dag, maar slechts iedere maand bomexplosies in Israël plaatsvonden. Ze schrijft dat de linkse Arbeiderspartij Avodah degenen bewapenden die hen vandaag de dag beschieten en ze was dan ook euforisch toen Likoed in 1996 voor het eerst de verkiezingen won met de rechtse Benjamin Netanyahu als minister-president. Inmiddels is haar mening 180 graden gedraaid. Naarmate ze zich verdiepte in het conflict tussen de Jood en Arabier ging ze inzien dat het allemaal niet zo zwart-wit ligt wat betreft the good guys en the bad guys. Ze schreef er het boek “Abraham had twee zonen” over. Wat weten wij van het leven in een land met zoveel spanning en geweld – dacht ik. We hebben geen idee. Ook het verhaal over de dood en opstanding van Lazarus betrekt ze op het hedendaagse en toekomstige Israël. Ik heb er altijd over heen gelezen, maar Lazarus’ zus Maria blijkt degene te zijn geweest die de Heer gezalfd heeft met mirre en Zijn voeten afdroogde met haar haren (Johannes 12:3). Haar daad wordt een stuk begrijpelijker als we weten dat Jeshoea haar broer Lazarus uit de doden heeft opgewekt.
Het Lam Gods
Het laatste hoofdstuk draait om de betekenis van de term ‘het Lam Gods’ - in het christendom een metafoor voor Jeshoea. Gek genoeg komt de uitdrukking maar twee keer voor in het Nieuwe Testament. Namelijk in het boek Openbaring 5:12 en in het Evangelie van Johannes, 1:29 en 1:36, waar Johannes de Doper het gebruikt om naar Jeshoea te verwijzen. Het is een beeld uit het Oude Testament dat gelinkt werd aan het offerlam. Zie het verhaal over Izak en het Paaslam in verband met de uittocht uit Egypte. Op Grote Verzoendag moesten er twee offers worden gebracht: de bok die daadwerkelijk werd gedood en de bok die de woestijn ingestuurd werd met symbolisch de zonde van het volk op zijn rug. De zondebok. Blum ziet een parallel tussen de geschiedenis van het volk Israël en de zondebok. Prachtig beschrijft ze hoe Izak uit de woestijn komt zetten nadat er na zijn ‘binding’ niets meer van hem is vernomen. Rebecca, zijn toekomstige vrouw, is de eerste die hem ziet en valt daadwerkelijk van haar kameel, staat er letterlijk. Omdat Izak de ‘glorie’ van God uitstraalde, meent Blum. Zie ook de soldaten die achteroversloegen in de hof van Gethsemane toen ze geconfronteerd werden met de ‘luister’ van Jeshoea. Ik moest denken aan keizer Otto III uit mijn vorige blog, waarvan dr. F. de Graaff schrijft dat hij alleen moest eten, omdat zijn manschappen ‘zijn goddelijke uitstraling niet konden verdragen’.
Entjudung
Op de cover van “Als U de zoon van God bent” is het schilderij 'Witte Kruisiging' afgedrukt, dat Marc Chagall (1887-1985) maakte naar aanleiding van de Kristallnacht of Reichspogrom van 9 op 10 november 1938, waarover een uitgebreide toelichting wordt gegeven op het eind van het boek. Progroms kwamen voort uit vele eeuwen door de protestantse en katholieke kerken verspreide Jodenhaat: “… In het protestantse noorden had Duitsland te maken met de geestelijke erfenis van de kerkhervormer Luther die in 1543 in zijn boek ‘Von den Juden und ihren Lügen’ opriep tot het in brand steken van synagogen…”. Chagall accentueert in zijn schilderij dat Jezus een Jood was. Leiders van de Lutherse Evangelische Kerk deden er in de nazi-periode alles aan om te bewijzen dat Jezus, de 'Hoogste Ariër', een Germaan was. Op een congres werd een ‘Hitler-Bijbel’ aangekondigd: “… In 1939 werd door de Lutherse kerken het ‘Entjudungsinstitut’ opgericht. In Eisenacht gingen bekende theologen onder leiding van professor Grundmann aan de slag met het maken van een 'judenreine’ Bibel'…”. De Evangelische Kirche heeft tachtig jaar na de oprichting van het ‘Entjudungsinstitut’ officieel haar schuld beleden. Op 6 mei 2019 onthulde bisschop Ilse Junkermann een gedenkteken in Eisenach namens de elf Lutherse landkerken die hieraan hadden meegedaan. Op het gedenkteken staat: “… Wir sind in die Irre gegangen…”.
Uitgave: Toetssteen – 2019, 220 blz., ISBN 978 949 281 806 5, € 18,95
Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier