Wat ben ik blij met deze glossy waarin een van mijn grote helden: Antoine Bodar, voor het voetlicht treedt (ik las dat zelfs iemand als Paul de Leeuw grote waardering voor hem heeft: dus ik ben niet de enige). Een priester die in de media zonder reserve zijn elitaire hoofd boven het maaiveld durft te steken: “vaagheid maakt waarheid dof…”. Die a.h.w. omringt lijkt door een wolk van onbegrepen eenzaamheid vanwege zijn celibataire homo-zijn. Die het steeds weer opneemt voor zijn kerk, hoewel deze hem door de aanhoudende schandalen doorlopend lijkt te vernederen. Die, hoe vaak hij figuurlijk ook wordt geslagen, steeds de andere wang toekeert. Daarin heeft hij voor mij iets van degene waar hij voor staat: Jezus zelf. Ik mag die man.
Het is geen personality-blad geworden. Bodar heeft er, als eenmalig hoofdredacteur, zijn ideeen en denkbeelden in verwerkt. Artikelen over de Sint-Jan’s kathedraal in ’s-Hertogenbosch, over ‘zijn’ Rome, over kunstenaar Marc Mulder en monnik-architect Dom Hans van der Laan, over de vondst van eeuwenoude Leidse koorboeken en over kerkelijke kunst uit het Museum Catharijneconvent, verraden de kunsthistoricus in Antoine Bodar. Als niet-katholiek vond ik de column waarin het kazuivel, het officiële priestergewaad, uit de doeken wordt gedaan, erg mooi: iedere figuur en elke kleur staat voor een bepaalde symboliek.
Antoine verbindt zijn naam met woestijnvader Antonius (4de eeuw) waarvan hij een aantal lessen doorgeeft:
“…Antonius weet te kiezen en standvastig te zijn in zijn keuze. Zijn leven wordt niet bepaald door materialisme, consumptisme, hedonisme. Hij kijkt verder dan de neus van het hier en nu lang is maar richt zich op het leven van het daar en straks voorbij platheid, gewoonheid, begrensdheid. Hetgeen voorbij is aan de zichtbare ervaring en het kale redeneervermogen kan in alle kwetsbaarheid van waarde zijn. De mens is meer dan hetgeen aan hem proefondervindelijk en verstandelijk wordt vastgesteld. Slechts de mens als geheel kan zich openen voor God…”
“…Ogenschijnlijk is tederheid volledig geweken voor grofheid en heeft elke wellevendheid plaats gemaakt voor lompheid. Grof en lomp. Dat heet het gedrag van de Nederlander. Hij moet terug in de schoolbanken van de beschaving. Wat heeft tederheid met troost van doen? Eerst in tederheid en empathie, krijgt troost een kans…”
Ook vertelt Bodar over Augustinus: de minnaar van schoonheid.
Uit een gesprek tussen twee hoogleraren die hun hele leven aan de bestudering van Augustinus hebben gewijd:
“…In 1996, bij de uitvaart van Julie en Melissa, twee slachtoffers van Dutroux, werd een tekst voorgelezen die was gebaseerd op de troostbrief die Augustinus schreef aan zijn vriendin Sapida nadat haar broer was overleden: ‘De dood is niets. Ik ben slechts naar de andere kant. Ik ben mezelf, jij bent jezelf. Wat we voor elkaar waren, zijn we nog altijd.’…”
Paul van der Geest: “…Dat vind ik een van de boeiende aspecten van Augustinus: dat hij altijd een zoeker is gebleven, een dynamische denker, die het zich ook permitteerde om in de loop van zijn leven anders te gaan denken… Dat herken ik ook in mijn eigen leven. Soms confronteren mensen mij met zaken die ik twintig jaar geleden over kerk of geloof geschreven heb en verwijten mij dan een kameleon te zijn. Maar ze ontzeggen mij dan eigenlijk het recht om over dingen anders te gaan denken. Augustinus heeft zijn denken ook steeds ontwikkeld in gesprek met de mensen om hem heen en in relatie met de dingen die in zijn leven speelden…”
Gerry van der List over kleurrijke journalistiek i.v.m. Antoine Bodar: “…De aantrekkelijkheid van behoudende figuren ligt voor een deel in hun tegendraadsheid en durf onmodieuze denkbeelden te verkondigen… De journalistieke voorliefde voor dissidenten en hardliners valt te begrijpen. Zij zorgen voor boeiende programma’s en levendige artikelen. De mediaconsument kan genieten van deze kleurrijke journalistiek. Zolang hij maar beseft dan de meeste mensen vrij kleurloos zijn. De media vertekenen, bewust of onbewust, de werkelijkheid. Narigheid en ellende domineren het nieuws, terwijl de Nederlandse samenleving over het geheel genomen toch redelijk functioneert…
Zoals Gerard Reve in zijn gedicht ROEPING schreef: ‘Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar / verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, / en eten voert, / zal nooit haar naam vermeld zien. / Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij / voor dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, / ziet s’avonds reeds zijn smoel op de tee vee…”
Antoine Bodar hierover: “…’Ik weet, om zo te zeggen, heel goed wat het is om als dom blondje door het leven te gaan. Nu ben ik verouderd, maar ooit zag ik er zo uit dat iedereen dacht: dat moet een ijdeltuit zijn…”
Zonder meer ontroerend zijn de gesprekken met vier jonge kloosterzusters en drie priesters in de kracht van hun leven. Wat bezielt ze, om na te zijn afgestudeerd in o.a. kunstgeschiedenis en psychologie te kiezen voor het leven in klooster of kerk?
Verder nog enkele interviews met cabaretier Herman Finkers en de schrijvers Kluun en Siebelink. De laatste heeft het over de spiritualiteit in het werk van de Franse auteur Joris-Karl Huysmans: “…De beroemde laatste zin van ‘Tegen de keer’ luidt: ‘Heer, heb medelijden met de christen die twijfelt, met de ongelovige die zou willen geloven, met de galeislaaf van het leven, die alleen scheep gaat onder het firmament, dat niet meer wordt verlicht door de vertroostende bakens van de oude hoop.’…’A Rebours’ is mijn nachtkastliteratuur, ‘mon livre de chevet’… Ik vond dit zo verblindend mooi en zo bijzonder. Het is eigenlijk een non-roman. Er gebeurt niks in dit boek. Er is maar een figuur. En die denkt alleen maar. Maar daarin ligt de hele wereld van literatuur, kunst, muziek en religie…”
Tot besluit een gebed waar ik wel even stil van word. Antoine Bodar heeft het geschreven naar aanleiding van het misbruik in de R.K. Kerk:
S C H U L D
Heer, Gij bemint Uw kerk als niet minder dan uw bruid, van wie Gij de bruidegom zijt,
en niet minder dan Uw lichaam, waarvan Gij Zelf het hoofd zijt.
Uw Kerk, Heer, is – behoudens Uw bruid, Uw lichaam, in enen Uw zichtbare gemeenschap.
Als Uw gemeenschap houdt Uw Kerk niet op te zondigen, te verkeren in uiterlijkheid,
Trouweloos te zijn jegens U terwijl Gij altijd trouw zijt, liefdeloos te zijn terwijl Gij alleen liefde zijt.
In verslagenheid en in verlegenheid, in schaamte en in afkeer van ons zelf wenden wij ons tot U.
Wij lijden aan Uw kerk, aan ons zelf derhalve. Wij hebben U in Uw onschuldigen beledigd.
Maar ons lijden verglijdt tot niets in vergelijking tot hetgeen wij U in de Uwen hebben aangedaan.
Jegens U hebben wij gezondigd in pleging van ontucht met de door U meest beminden.
Wij hebben onteerd hen die Uw gelaat in onbevangenheid toonden en lieten oplichten.
Wij, priesters van U en Uw kerk, Heer, blijken zo niet engelen maar duivelen ter zijde te staan.
Niet eenstemmigheid in God maar gespletenheid in Satan, geen verdediging maar verderving.
Al hebben wij niet dezelfde zonden begaan, wij delen in hetzelfde lijden, kinderen aangedaan.
Onze roeping hen te beschermen en te troosten en te bemoedigen hebben wij geschonden.
Gij, Heer, weest Gij ook onze beschermer en trooster en bemoediger. Wie zijn wij zonder U.
Brengt Gij ons terug, Heer, tot wie U ons hebt bedoeld en geroepen, Uw dienaren en Uw knechten.
Schenkt Gij ons Uw vergeving in Uw barmhartigheid, betuigt Gij ons Uw geduld in Uw genade om zo alleen voor U te leven, met U te leven, uit U te leven en U alleen gestalte te geven.
Ontucht van ons soort, door ons begaan, bant Gij dat in Uw eeuwige gerechtigheid voor altijd uit.
Geeft Gij ons het geschenk hen die wij van U hebben afgenomen bij U terug te brengen.
Uitgave: Boekencentrum - 2011