Het is je vast ook wel eens opgevallen: aangekomen in het midden van het leven doen mensen soms rare dingen.
Evenzo Raimund Gregorius, hoofdpersoon in deze filosofische roman, leraar klassieke talen aan een gymnasium in Bern, en daar ook wel liefdevol “Mundus” of “de Papyrus” genoemd.
Al dertig jaar loopt hij dezelfde route naar school, tot hij op een ochtend een vrouw tegenkomt, die van plan lijkt van een brug af te springen.
Ze spreekt hem aan. Een beetje verdwaasd en met hese stem vertelt ze hem dat ze Portugees is. Heel bizar: ze schrijft een telefoonnummer op zijn voorhoofd.
Gregorius neemt haar mee en zet haar achter in zijn klas.
Op een gegeven moment staat ze op, loopt zachtjes naar de deur, legt glimlachend een vinger op haar lippen, en verdwijnt.
Gregorius is verbijsterd. Dan staat ook hij op, laat zijn leerlingen in verwarring achter, en loopt naar buiten om nooit meer terug te keren.
De betoverende vrouw vormt de trigger tot een heftige existentiële zoektocht.
De trein in de titel is een metafoor voor het leven, dat zijn richting kiest zonder dat je daar veel invloed op hebt. De dingen gebeuren gewoon. De specificatie ‘nachttrein’ lijkt mij te verwijzen naar het begrip ‘nacht van de ziel’.
Gregorius komt in een boekhandel terecht, waar een studente een boek laat liggen dat zijn aandacht trekt. Hij bladert het door en raakt zo in de ban van de persoonlijke verhalen van de schrijver, Amadeu Prado, een Portugese arts, dat hij besluit deze op te sporen.
Geconfronteerd met diens levensvragen en levensbeschouwingen, die Gregorius zich geheel eigen maakt, denkt hij dat Amadeu de sleutel kan zijn tot zelfverstaan.
Gregorius stapt op de trein naar Lissabon en valt daar in handen van de ene na de andere kennis van de schrijver, die trouwens allang dood blijkt te zijn, en daardoor kan hij zich een steeds completer beeld van deze geniale man vormen.
Dit boek gaat over "kantelend bewustzijn". Van het ene op het andere moment denkt Gregorius niet meer "toekomstgericht", maar "achteruit", vanuit het perspectief van de dood. Dat maakt alles anders. Het leven; leeft hij dat wel echt? Of leeft hij alleen maar in gedachten?
Dit wordt prachtig uitgebeeld in een heel onbenullig thema, namelijk een oude bril, die aan gruzelementen gaat, en waardoor Gregorius gedwongen wordt een "nieuwe bril op te zetten".
Het verhaal deed me een beetje denken aan de mooie roman van Carlos Ruiz Zafon: “De schaduw van de wind”. Ook hier een mysterieus boek en een even mysterieuze schrijver, die ook nog eens leefde onder een dictatuur. Een verhaal dat gaat over heldhaftigheid en verraad, verzet en marteling, vrijheid en angst, liefde en dood.
Het boek staat vol citaten waar je lang over kunt denken:
“… Van de duizenden ervaringen die wij opdoen, brengen we er hoogstens EEN ter sprake, en dan ook die ene alleen maar toevallig en zonder de zorgvuldigheid die de ervaring verdient. Tussen al die verzwegen ervaringen zitten diegene verborgen die ons leven ongemerkt zijn vorm, zijn kleur en melodie geven. Wanneer we ons, als archeologen van de ziel, over die schatten buigen, ontdekken we hoe verwarrend ze zijn.
Het onderwerp van onze beschouwing weigert stil te staan, de woorden glijden af op wat we beleefd hebben en uiteindelijk staan louter tegenstrijdigheden op papier. Lang heb ik geloofd dat dat een tekortkoming was, iets wat overwonnen moest worden. Tegenwoordig denk ik dat het anders in elkaar steekt: dat de erkenning van de verwarring de koninklijke weg is naar het begrijpen van die vertrouwde en toch raadselachtige ervaringen. Dat klinkt vreemd, ja eigenlijk absurd, dat weet ik. Maar sinds ik de zaak zo zie, heb ik het gevoel voor de eerste keer wakker en levend te zijn…”, blz. 33
“…Degenen evenwel die de bewegingen van de eigen ziel niet oplettend volgen, zijn noodgedwongen ongelukkig”…”, blz. 35
“… Het is een vergissing te denken dat in een leven de beslissende momenten waarop de vertrouwde richting voor altijd verandert, vol luide en felle dramatiek moet zijn en gepaard gaat met hevige gemoedsaandoeningen. Dat is een kitscherig sprookje waarmee dronken journalisten, op aandacht beluste filmregisseurs en schrijvers in wier hoofd het eruitziet als in een roddelblaadje, de wereld hebben opgescheept. De waarheid is, dat de dramatiek van een het hele leven bepalende ervaring er vaak een is van een ongelooflijk milde soort. Die heeft zo weinig gemeen met een knal, een steekvlam en een vulkaanuitbarsting, dat de ervaring meestal niet wordt geregistreerd op het moment waarop zij wordt ondergaan. Als een ervaring haar revolutionaire gevolgen ontplooit en ertoe aanzet dat een leven in een geheel nieuw licht wordt gedompeld en een totaal nieuwe melodie krijgt, dan doet ze dat geruisloos, en in die schitterende geruisloosheid ligt haar bijzondere adel…”, blz. 44
“… Gregorius deed wat hij altijd had gedaan als hij onzeker was: hij sloeg een boek open. Zijn moeder, een boerendochter uit het Berner Mittelland, had zelden een boek in de handen genomen, hoogstens wel eens een roman van Ludwig Ganghofer, die zich op het platteland afspeelde, en over zo’n boek deed ze weken. Zijn vader had het lezen ontdekt als middel tegen de verveling in de lege zalen van het museum waar hij werkte, en nadat hij de smaak te pakken had gekregen las hij alles waar hij de hand op wist te leggen. Nu vlucht hij ook al in boeken, had zijn moeder gezegd toen ook haar zoon het lezen ontdekte. Het had Gregorius pijn gedaan dat zij het zo zag en dat ze er niets van begreep als hij sprak over de betovering en de intense kracht van goede zinnen.
Je had mensen die lazen en de anderen. Of iemand een lezer was of een niet-lezer – dat merkte je snel. Er bestond tussen mensen geen groter verschil dan dat. Mensen waren verbaasd als hij dat beweerde en sommigen schudden hun hoofd over zo’n zonderlinge bewering. Maar het WAS zo. Gregorius wist het. Hij wist het…”, blz. 79
“… De verhalen die de anderen over je vertellen en de verhalen die je over jezelf vertelt: welke komen in de buurt van de waarheid?...”, blz. 138
“… Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb ze nodig tegen de platvloersheid van de wereld. Ik wil opkijken naar de stralende kerkramen en me laten verblinden door hun bovenaardse kleuren. Ik heb hun glans nodig. Die heb ik nodig als verzet tegen de smerige eenheidskleur van uniformen. Ik wil mijzelf hullen in de bittere kou die in de kerken hangt. Ik heb hun gebiedend zwijgen nodig. Ik heb het nodig als verzet tegen het gebral van de kazernes en het stompzinnige gezwets van meelopers. Ik wil het bruisend geluid van het orgel horen, die stortvloed van bovenaardse klanken. Ik heb die klanken nodig als verzet tegen de schelle lachwekkendheid van marsmuziek. Ik houd van biddende mensen. Ik heb hun aanblik nodig. Ik heb die nodig als verzet tegen het verraderlijke vergif van de oppervlakkigheid en de stompzinnigheid. Ik wil de machtige woorden van de bijbel lezen. Ik heb de magische kracht van hun poezie nodig. Ik heb ze nodig als verzet tegen de verwaarlozing van de taal en de dictatuur van de leugen. Een wereld zonder die dingen zou een wereld zijn waarin ik niet meer wil leven.
Maar er is ook een andere wereld, waarin ik niet wil leven: de wereld waarin het lichaam en het zelfstandige denken worden zwartgemaakt en waarin dingen als zonden worden gebrandmerkt die tot het beste behoren wat we kunnen meemaken…”, blz. 163
“… Onze verbeeldingskracht is ons laatste heiligdom…”, blz. 209
“… Education sentimentale, zei Amadeu altijd, zou ons vooral moeten inwijden in de kunst gevoelens te uiten en zou ons moeten laten ervaren dat die gevoelens door woorden rijker worden…”, blz. 304
Dit boek is echt een feest voor de geest.
Het enige waar ik steeds op hoopte was de terugkeer van de geheimzinnige vrouw van het begin. Helaas: ze kwam niet. Maar misschien is dat ook beter zo, en kunnen wij niet anders dan alleen maar een glimp opvangen van de engelen om ons heen.
Het zal niemand verbazen dat Pascal Mercier van beroep filosoof is.
Eerste Duitse uitgave van “Nachtzug nach Lissabon” was in 2004. Eerste Nederlandse uitgave in 2006.
Vertaling: Gerda Meijerink. Uitgave: Wereldbibliotheek.