Subtitel: De wonderlijke lotgevallen van een tegendraads theoloog
Als ik een tweede leven had zou ik theologie gaan studeren. Om te weten te komen wat mensen overal en ten alle tijden over God hebben gedacht. En bédacht. “Alle spreken over boven komt van beneden” (Harry Kuitert). Ik kan niets verzinnen wat mij interessanter lijkt. Een programma als “Kijken in de ziel”, waarin Coen Verbraak dit keer godsdienstige leiders bevraagt, vind ik om van te watertanden. Al die godsmensen die verder durven te kijken dan hun ego's en neuzen lang zijn ontroeren mij diep. Ook al zijn hun ideeën nog zo raar. Natuurlijk heb ik niet alleen geen tijd om meer dan een blik in oude, dikke, theologische boeken te werpen - de meesten zijn ook nog eens simpel onleesbaar voor een leek als ik. Gortdroog, buitengewoon saai en oeverloos langdradig. Ik was dan ook zeer verrast toen iemand mij wees op de schrijver Frans Willem Verbaas (dankjewel). Hij bleek zowaar een luchtige roman over de ‘grootste theoloog van de twintigste eeuw’, Karl Barth, te hebben geschreven. Wat een geweldige manier om kennis te maken met deze elf eredoctoraten bezittende godgeleerde. Verbaas verbaast vanwege zijn verrassende thema’s. Hij brengt niet alleen Barth voor het voetlicht, hij verbindt hem ook nog eens met de Zimbabwaanse potentaat Robert Mugabe. Hoe gek wil je het hebben. Hieronder zal ik uitleggen waarom bij deze blog de muziek van Mozart past.
Het eeuwige leven
Het verhaal begint zo’n beetje als een mix van "De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween" en “Zolang er leven is. Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar”. Professor Karl Barth viert zijn honderdnegentiende verjaardag temidden van het uit vijf leden bestaande hooggeleerde Bazeler Metusalem Genootschap in restaurant Charon, dat daar al jaar en dag rond de middag samenkomt om een kopje koffie of een wijntje te drinken en de wereld op de hak te nemen. Hij wil maar niet dood. Hij bespreekt er zijn filosofie over de ultieme vrijheid. Zijn verleden zegt hem niets meer, een toekomst heeft hij niet, dus hij leeft daadwerkelijk in het heden. En aangezien het heden enkel een verspringend moment van het verleden naar de toekomst is stelt dat ook al niets voor. Dus is hij bevrijd van de tijd en heeft hij het ‘eeuwige leven’ bereikt. Jawel. De enige vrouw in het gezelschap stokoude bejaarden sukkelt vredig in slaap: “… ‘Als juffrouw Fromke er niet was, zouden wij nooit meer een slapende vrouw aanschouwen,’ fluisterde dr. Aeschbacher, en hij wrijft weer met zijn zakdoek over zijn ogen…”. Terwijl het gesprek zich richting Europese politiek beweegt, “… verschijnt er een straaltje speeksel in de rechtermondhoek van juffrouw Fromke. Het straaltje is roze van kleur en moet afkomstig zijn van een restje wijn dat zich ergens in haar mondholte bevindt. Als een doorzichtige regenworm die uit de donkere, natte aarde kruipt en nieuwsgierig de buitenlucht verkent, zoekt het straaltje langzaam over de kin van juffrouw Fromke een weg naar beneden. Via de huidplooi die eens een royale onderkin in bedwang heeft gehouden, glijdt de steeds langer en dunner wordende worm tussen twee uitstekende sleutelbeenderen verder richting de gebloemde bloes die de thuishulp die ochtend voor juffrouw Fromke heeft uitgekozen. Als de worm even traag als sierlijk om twee fikse moedervlokken slalomt…”, veegt professor Barth het diertje impulsief weg, waardoor juffrouw Fromke wakker schrikt, en weet ik dat Verbaas een groot schrijver is. Wat een aandacht voor details.
De zondeval
Vroeger dan anders komt een onbekende taxichauffeur de professor ophalen, rijdt met hem de verkeerde kant op, en ontdekt professor Barth tot zijn consternatie dat hij wordt ontvoerd. Hij maakt ruzie met meneer Mūller, zoals het heerschap dat niet wil dat hij rookt, blijkt te heten. Barth steekt toch een pijp op. Hij zegt dat een pijp en een sigaar heus niet zo slecht zijn. Dat naar zijn mening de echte zonde pas bij de sigaret begint: “… De professor lanceert een nieuwe rookwolk richting de chauffeur en slaat dan een exegetische zijweg in. ‘Ik heb weleens beweerd, in een discussie met studenten, dat Eva Adam in het paradijs geen appel aanbood, maar een sigaret. Ziet u het voor zich, meneer Mūller? Adam en Eva die niets minder dan de zondeval in gang zetten door samen een sigaret op te steken?’. Opnieuw slaat de chauffeur op zijn stuur. ‘Ik wist niet dat professoren dergelijke onzin verkochten.’ ‘Kijk eens, meneer Mūller houdt er toch een mening op na. Maar hij doet denken aan al die kritische theologen met wie ik zo lang heb samengewerkt. Wat ik zo bij hen miste, was de vreugde, de humor. Ik heb altijd een hekel gehad aan theologen met van die zorgelijke gezichten.’ ‘Ik zeg alleen maar dat het me onwaarschijnlijk lijkt dat Adam en Eva samen een sigaret hebben opgestoken.’…”. De professor wordt ondergebracht in een chique villa waar een jonge zwarte ober en een prachtige zwarte verpleegster zorgen dat het hem aan niets ontbreekt. Ze vertellen professor Barth dat hun meester hem wil spreken naar aanleiding van een interview dat vanwege zijn verjaardag verscheen in de Neue Zūricher Zeitung.
Dat was de afspraak
Handig laat Verbaas de hoofdstukken in tijd verspringen zodat er eentje verslag doet over het maken van het voornoemde interview. Hierdoor raakt de lezer in vogelvlucht geïnformeerd over het fenomeen Karl Barth. Het gaat over zijn tegendraadse boek over de brief aan de Romeinen van de apostel Paulus. Dat handelt over de volkomen vrijheid van God en die God daarom biedt aan degenen die in hem geloven. Dit in tegenstelling tot de associaties met het begrip onvrijheid dat God juist bij atheïsten als de journalist oproept. Het gaat over zijn verhouding tot Adolf Hitler, van wie Barth vrij laat afstand nam. Het gaat over zijn “Kirchliche Dogmatik” die door geen hond meer wordt gelezen. Hij schreef de serie samen met zijn assistente Lollo, die dertig jaar bij hem in huis leefde. Een verhouding die een pikant staartje had, zoals verderop blijkt. Hij haalt zijn schouders op over de crisis waarin de kerk hedentendage verkeert: “… Als het in Europa droog is, betekent dat alleen dat het elders aan het regenen is. In Azië en Afrika groeien de kerken…”. Of hij zich dan geen zorgen maakt? De kerkgeschiedenis is anders altijd om van te huilen geweest: “… Aan het begin van de kerk staat de kruisiging van een onschuldige. De kerk is dus begonnen met een crisis, en zolang de kerk bestaat, zal het crisis zijn. Kerk en crisis horen bij elkaar als de zee en het strand. Het is nooit anders geweest.’ ‘U vindt het niet erg dat de kerken leeglopen?’ ‘Ja en nee. Ja, want ik ben te veel een man van de kerk om de terugloop niet te betreuren. Maar ook nee, ik maak me niet echt bezorgd. Achter de bezorgdheid over de toekomst van het christendom zit vaak het misplaatste verlangen God te redden. Gelukkig hoeven wij God helemaal niet te redden. God redt zichzelf wel. En Hij zal ons redden, dat was de afspraak…”. Over zijn ‘wereldvreemde’ theologie waarover het in een biografie gaat die over hem is uitgekomen: “… Jezus zegt dat zijn rijk niet van deze wereld is; zou het dan niet een beetje vreemd zijn als de kerk dat wel was?...”. En dat hij volgens de schrijfster de tijdgeest altijd uit de weg is gegaan: “… Als mevrouw Zauberzweig onder ‘de tijdgeest’ verstaat de veelkoppige geest van kortzichtig materialisme, conformistisch denken en religieus individualisme, dan denk ik dat ik prima met die beschuldiging kan leven. Sommige geesten verdienen geen gesprek, die moet je uitdrijven…”. Wat hij over de opkomst van de islam denkt: “… De opkomst van de islam stelt ons, vermoeide Europeanen, een aantal indringende vragen. Bijvoorbeeld de vraag of we niet veel te slap, veel te halfslachtig zijn geweest in onze eigen godsdienstige levens. Ja, dan heb ik het ook over tweedegeneratiekerkverlaters als u, meneer Thurneysen. De islam stelt ons de vraag of de moderne, geseculariseerde mens werkelijk de voltooiing van de geschiedenis vertegenwoordigt. Alleen al door zijn aanwezigheid zou de islam Europa weleens kunnen helpen haar ziel terug te vinden. Ik acht het niet onmogelijk dat de goede God met de opkomst van de islam een heilzaam oordeel velt over ons continent…”. Toch zijn dat nog steeds niet van die wereldschokkende gedachten. Ik hoor elke zondag niet veel anders. Ik word er een beetje onrustig van. Wat maakt Karl Barth zo anders dan de doorsnee dominee? Ik bedoel, een béétje theoloog moet toch minstens zo aanstootgevend als Jezus zelf zijn? Maar het boek begint pas.
De eerste vrouw
Another time. De Zwitser Karl Barth als arrogante corpsbal. Zonder mededogen pikt hij zijn eerste lief tijdens het dansen van een ander af. Hoe of het komt dat ze zo lekker ruikt, vraagt hij snuivend aan haar schouder. Hoe kan het anders: dochter van een zeepfabrikant. Ruikt haar hele familie zo? “… ‘De Schepper was duidelijk in vorm, toen hij jou boetseerde.’ ‘Toen de Schepper met jou bezig was, is Hij helaas vergeten wat bescheidenheid door de klei te mengen’…”. Kal Barth is verliefd. “… Mijn diagnose luidt: een ernstig geval van amore fatalis…”, aldus een kameraad die geneeskunde studeert. Toen ging het anders dan nu. Na een heleboel ontmoetingen is er eindelijk een chaperon die zich volgens afspraak uit de voeten maakt, zodat ze met z’n tweetjes een boswandeling kunnen maken: “… Bij de eerste open plek besloten ze te rusten. Ze gingen zitten, Karl plukte een lange grasspriet en vroeg Rösy of ze wist dat gras een zoute smaak heeft. ‘Bij ons thuis eten we nooit gras.’ ‘Proef maar.’ Hij nam het ene uiteinde van de spriet in zijn mond, en bood haar het andere uiteinde aan, waarna ze zich langzaam naar hun eerste kus aten…”. Jaja, geloof je het zelf, Verbaas? En terwijl Karl haar rode lokken betast: “… ‘Is dat niet warm, altijd dat vuur op je hoofd?’ ‘Het is maar koudvuur.’…”. En: “… ‘Geloof jij in liefde op het eerste gezicht?’ vroeg Rösy, die naar adem hapte en eruitzag alsof ze net een stuk had gerend. ‘Alleen maar,’ antwoordde Karl. ‘Liefde die niet inslaat als een bliksemschicht, is geen liefde, maar een beslissing…”. Papa en mama Barth vinden het maar niks: een orthodoxe jongen en een liberaal meisje. Om ze uit elkaar te drijven stelt papa voor dat Karl een semester in het orthodoxe Tūbingen gaat studeren. “… Dat is waar orthodoxie toe drijft…”, briest Karl, “… blinde gehoorzaamheid…”. Maar hij gaat wel. Onder voorwaarde dat hij ook in het moderne Marburg mag studeren. De eerste barst in hun relatie doet zich voor als Karl zijn Rösy meeneemt naar een concert. Hij is verslaafd aan Mozart. Rösy vindt er geen bal aan. Karl is verbijsterd. Hij gaat geloven dat Rösy nooit zijn gelijke kan worden qua intelligentie en alles. Op instignatie van een vriend, die vindt dat hij Rösy niet aan het lijntje mag houden, maakt hij het uit. Papa en mama gelukkig.
De tweede vrouw
Terwijl de oude Karl Barth, na een dag of twintig gevangen te zijn gehouden, gedrogeerd en met een privé-jet naar Harare wordt gevlogen, alwaar hij in een buitenhuis van president Mugabe belandt, volgt weer een terugblik in de tijd. Barth ontmoet een intelligente catechisante die notabene aan het conservatorium studeert. De vrouw van zijn leven: Nelly. Een violiste die Mozart kan spelen. Ze zal de moeder van zijn vier zonen en enige dochter worden. Niet bepaald een makkelijke vrouw, volgens het verhaal, maar hij is dat ook niet. Hij maakt zich als hulppredikant meer druk om heidense uitgebuite arbeiders en alcoholisme dan om de kerk: “… ‘Ik dacht dat ik met een predikant getrouwd was, maar ik blijk de een of andere revolutionair als echtgenoot te hebben.’ ‘Christus zelf was op een bepaalde manier een revolutionair.’ ‘Weet je hoe ze je noemen in het dorp? ‘Kameraad-dominee’!’ ‘Klinkt een stuk beter dan ‘eerwaarde zemelaar’.’…”. Vervolgens wordt verteld hoe Barth’ Romeinencommentaar tot stand komt en verneem ik meer over wat ik eigenlijk wil lezen: “… Ze moesten het weer over de goddelijkheid van God gaan hebben, want alleen als God werkelijk God was, kon de mens werkelijk mens worden…". En: “… De goddelijke openbaring is de grote storing van het leven. Maar wie wil gestoord worden in het verhaal van zijn leven? Wie wil dan luisteren? We willen toch gewoon ongestoord verder lezen en leven?…”. Ik dacht aan hoe vaak ik al niet had geschreven dat het me heel moeilijk lijkt om te geloven als je niets van God merkt. Barth: “… Met uitzondering van mijn studietijd, toen ik in jeugdige overmoed meende dat geen enkel geheim veilig is voor het menselijk verstand, heb ik altijd geweten dat het uiteindelijke mysterie van het leven niet verklaard maar ondergaan moet worden, in gehoorzaamheid…”. En vervolgens in een bijna Nietzchiaanse ‘Umwertung aller Werte’: “… Hij deed een hartstochtelijke oproep om Christus, het vleesgeworden Woord, niet voor de zoveelste keer voor het karretje te spannen van het socialisme, of van het kapitalisme, of van de vrijzinnigheid, of van het pacifisme, of van de padvinderij, of van de naaktloperij, of van welke nationale of patriottistische beweging dan ook. Zo, als een slager die opeens zijn klanten de mantel begon uit te vegen omdat ze zo veel vlees aten, nam Karl voor een verbluft publiek vol religieus-socialisme afscheid van het religieuze socialisme…”. Dan krijgt hij een brief waardoor hij volledig instort. Zijn jeugdliefde Rösy is overleden aan leukemie. Vierendertig jaar oud: “… Christine schrijft in haar brief dat Rösy de breuk nooit te boven is gekomen. Ze heeft zich nooit meer verloofd, is nooit getrouwd, heeft geen kinderen gekregen. Ze heeft geleefd met de overtuiging dat er iets aan haar mankeerde, wat natuurlijk onzin is. De familie Mūnger is van mening dat het allemaal mijn schuld is, wat natuurlijk ook onzin is…”. Ik dacht aan de visie van sommigen dat kanker een verdrietsziekte is. Als zijn vrouw er achter komt dat Karl al die jaren met een foto van Rösy in zijn portemonne heeft rondgelopen is ze ‘not amused’. Hij moet maar even in zijn stoel slapen met een deken over zich heen en een poosje niet in haar buurt komen.
De derde vrouw
En dan maakt Karl Barth tijdens een solitaire logeerpartij kennis met de prachtige, vrijgevochten verpleegster Lollo, die in haar schaarse vrije tijd voor de lol theologen en filosofen leest. Ze is alles wat Nelly niet is. Ze leest al zijn oprispingen en snapt het ook nog. Ze stuurt hem wel heel veel brieven. Al snel begrijpt Nelly dat haar man verliefd is. Karl geeft toe. Meer dan dat. Zielsverwantschap. Hij krijgt Lollo niet meer uit zijn hoofd. En hij stelt nog wat voor: een driehoek, een noodgemeenschap, een onmogelijke mogelijkheid. Want scheiden kan natuurlijk niet. Nelly kan niet tegen zijn welbespraaktheid op. Terwijl Karl en Lollo opgaan in hun geestelijke en later ook lichamelijke nirwana mag Nelly de kinderen koest houden. En het huishouden laten draaien. Vervelend voor Nelly natuurlijk, maar Karl en Lollo zijn pas écht zielig. Vanwege hun onmogelijke liefde. Het onwettige stel begint hun vakanties en Karls studieverlof samen door te brengen. Uiteindelijk wordt Lollo, na in een paar studierichtingen te zijn afgestudeerd, niets minder dan Karls’ - wel errug - persoonlijke secretaresse. Hij voorziet haar zelfs van een kamer in zijn eigen huis. Voor de kinderen is ze ‘tante Lollo’. En Nelly moet het allemaal maar pikken. Ik was van heel wat minder gek geworden. Wat een pijn is die vrouw aangedaan! En wat een ongelooflijke hypocriet is die Karl Barth! Dat is míjn mening; hoe mooi en tranentrekkend Verbaas het verhaal ook brengt. Waarschijnlijk heeft Karl Barth zich wat al te zeer in het Oude Testament ingeleefd – daar ging het meestal niet anders toe tussen al die patriarchen en hun slavinnen. Goed, dit gezegd hebbende, over naar het cliché. Alles went. Zelfs een knakker van een vent. Nelly past zich aan, en zo goed en kwaad als het gaat leven ze met z’n allen verder. Want dat het voor geen van drieën een pretje is snap ik ook nog wel: “… Uiteindelijk staat of valt een huwelijk met de bereidheid elkaars gekte te verdragen…”. Liefde is een ingewikkeld verhaal. Ondertussen ontmoet Karl Barth na een heleboel gedoe dan eindelijk president Mugabe. Wat blijkt. Zijn inlichtingendienst heeft de kop van het interview in de Neue Zūricher Zeitung gelezen: ‘Het eeuwigheidselixer van Karl Barth’. En letterlijk genomen. Of professor Barth zo vriendelijk wil zijn het geheim van de onsterfelijkheid met de president te delen. De president verzamelt zeldzame Bijbels. Hij heeft er onderhand meer dan Salomo vrouwen. Een Bijbel bevat immers veel goede shavi, veel goede geest. Hoe meer hoe beter dus. De president wordt weggeroepen voor staatszaken en de professor krijgt nog even tijd om over het verzoek na te denken.
Anders
Het samenleven met twee vrouwen is geen sinecure voor Karl Barth. Af en toe ontploft Nelly, maar uit haar tirades komt waarschijnlijk een goed beeld naar voren van de professor: “… ‘Of het nu gaat om de kerk, of om de theologie, of om de politiek, altijd moet jij tegen het verkeer ingaan! Altijd maar linksom gaan als iedereen rechtsom gaat! Als iedereen ‘ja’ zegt, zeg jij ‘nee’! En als iedereen ‘nee’ zegt, zeg jij ‘ja’! Als iedereen kritiek heeft op de communistische landen, dan moet jij ze zo nodig verdedigen! Maar als vroeg of laat iedereen de communistische landen begint te prijzen, dan zul je zien dat jij ze zal verketteren!’ Ze bleef midden in de kamer stilstaan, handenwringend, alsof ze bezig was een onzichtbaar beest te wurgen. ‘Altijd moet jij anders zijn! Alle mannen van jouw leeftijd dragen een hoed, maar professor Barth moet zijn geleerde hoofd de laatste tijd zo nodig met een heuse baskenmuts bedekken. Al jouw collega’s hier in Bazel laten zich regelmatig uitnodigen om in de prachtige Mūnsterkerk te komen preken, maar professor Barth moet zo nodig de gevangenis in om het evangelie te verkondigen. Denk je nu werkelijk dat het die criminelen ook maar iets kan schelen wat jij hun te vertellen hebt? Die diensten zijn gewoon een uitje voor hen, een verzetje!’…”. Uiteindelijk is Barth het daar wel mee eens. Tegen een vriend: “… ‘… de laatste tijd heb ik steeds vaker het gevoel dat ik in de kerk en in de samenleving, in het echte leven dus, alleen ben komen te staan. Voor de orthodoxen ben ik te vrijzinnig en voor de vrijzinnigen te orthodox. Voor de liberalen ben ik te rood en voor de roden te liberaal. Voor de roomsen ben ik te protestants en voor de protestanten ben ik te rooms. Voor hen die van een eenvoudig geloof houden ben ik te diepzinnig, en voor hen die van een diepzinnig geloof houden ben ik te eenvoudig. Ooit heb ik in mijn grenzeloze naïviteit gedacht dat Karli al die uitersten wel met elkaar kon verbinden, verzoenen, dat Karli nieuwe wegen zou kunnen wijzen. Maar het resultaat is dat alle flanken me verwerpen en als ik tegenwoordig om me heen kijk, ontdek ik dat ik een eenzame vogel op het dak ben…’ Hij nam een slok bier. ‘Terwijl ik ook weleens zou willen meezingen in een of ander groot koor.’ ‘Dan zou je nog de tegenstem zingen.’…”. Die vriend noemt Nelly ook nog eens een sterke vrouw: “… ‘Ik denk dat maar weinig vrouwen het zo lang met een man als jij zouden volhouden. In zeker opzicht is haar trouw voorbeeldig te noemen.’ ‘Die trouw houdt tot in eeuwigheid,’ citeerde Karl de Schrift. ‘Ik ben serieus, Karl.’ ‘Ik ook. Ik heb wel eens gedacht dat die moeilijke, zeurderige, zenuwachtige Nelly een levende parabel is van Gods trouw aan het mensengeslacht.’…”.
De vierde vrouw
Terwijl in Harare de pleuris uitbreekt houdt Karl Barth een referaat over de onsterfelijkheid tegen Mugabe: “… Eigenlijk zou ik u nu vanuit de Bijbel een aantal zaken heel rustig moeten uitleggen, bijvoorbeeld dat het begrip onsterfelijkheid in al die dikke Bijbels van u nauwelijks voorkomt, slechts twee keer om precies te zijn, en daarvan heeft één keer uitsluitend betrekking op de onsterfelijkheid van God. Een centraal of zelfs belangrijk Bijbels thema is de onsterfelijkheid van de mens dus bepaald niet…”. Mugabe licht zijn hielen omdat het te heet wordt onder zijn voeten. Niet zonder de opdracht aan een naaste medewerker professor Barth neer te schieten. De naaste medewerker doet dat niet. Het huis wordt geplunderd en in bezit genomen door allerlei families. Uiteindelijk wordt Karl Barth gevonden door een cameraploeg van de BBC. Wat is er van zijn familiale kwestie geworden? Rond haar vijfenzestigste laat het brein van Lollo haar in de steek. Karl en Nelly verzorgen haar liefdevol tot het niet meer gaat en ze opgenomen wordt in een sanatorium. Als ze sterft vraagt Karl of ze een plaatsje in hun graf mag krijgen. Zelfs dát vindt Nelly goed. Karl tegen zijn vriend: “… Al die brave orthodoxen, die mij allemaal te lichtzinnig vinden, die hebben hun mond altijd vol van zonde en schuld. Maar ik weet tenminste wat het is om een zondaar te zijn, ik weet wat het is schuld te dragen…”. Op het eind van zijn leven komt Karl Barth er achter dat het woord ‘preek’ vrouwelijk is, en valt er een geheel nieuw licht op zijn wetenschappelijke werk: “… Dan is de preek de ultieme vrouw die ik mijn leven lang heb gezocht, overigens zonder haar werkelijk te vinden, want net als de vrouw is de preek een ondoorgrondelijk mysterie…”. En even verder: “… Is de preek een vrouw, dan is het schrijven en houden van een preek altijd opnieuw een waagstuk dat zich het best laat vergelijken met een liefdesavontuur, waarvan de uitkomst van tevoren ook nooit vaststaat. Is de preek een vrouw, dan krijgt ook het begrip ‘openbaring’ er een nieuwe betekenislaag bij. In een preek die die naam verdient, gaat Gods Woord ‘open’ om nieuw leven te ‘baren’. De gedachtegang is als volgt: in een goede preek komen het goddelijke en het menselijke woord samen en worden zij één, en in die eenwording vindt de bevruchting plaats die resulteert in het baren van nieuw leven. Zij die oprecht luisteren naar een preek worden immers opnieuw geboren, veranderen van mensenkinderen in kinderen van God…”. Over transsubstantiatie gesproken. Barth: “… De ontdekking van de vrouwelijkheid van de preek roept zelfs erotische associaties op. Omdat de volmaakte preek net zo onbereikbaar is als de volmaakte vrouw, is zij net zo verslavend, en net zo gevaarlijk. De ware predikant krijgt nooit genoeg van haar, blijft zijn leven lang rusteloos naar haar op zoek. De beste preek is altijd de volgende en de beste predikant is zonder enige twijfel een ware Don Juan…”. Ik bedacht dat voor een blog hetzelfde geldt. Eindelijk gaat Karl Barth dood. Omnes vulnerant, postuma necat – Alle uren verwonden, het laatste doodt. Barth werd een beroemde professor omdat hij de Bijbel opnieuw ging lezen. Dat leverde hem unieke zienswijzen op. Misschien zouden wij dat ook eens moeten doen. Wie weet waar dat toe leidt.
Uitgave: Mozaïek – 2013, 384 blz., ISBN 978 902 399 434 3, € 20,25
Rechtstreeks bestellen: klik hier