Subtitel: Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren
Een boek dat ik van iemand kreeg die vond dat ik ‘dit echt eens zou moeten lezen’. Dictum factum. Paul van Tongeren is een katholieke filosoof die gespecialiseerd is in de beroemdste, dan wel beruchtste, atheïstische denker in de geschiedenis: Friedrich Nietzsche (1844 – 1900). Dat heeft wat dubbels en is daarom wel aantrekkelijk. Nihilisme is gebaseerd op het geloof in ‘niets’ (nihil): er is geen waarheid, geen zin, geen doel in het leven. En per definitie natuurlijk ook geen God. Nietzsche: “… Was bedeutet Nihilismus? – Dass die obersten Werten sich entwerten. Es fehlt das Ziel. Es fehlt die Antwort auf das ‘Wozu?’…”.
Nihilisme heeft zich vaak geuit in vernietigingsdrang: van zichzelf of de maatschappij (zie bv. de plundertochten in de Londense armoedewijk Tottenham, een paar jaar geleden, of de Harense facebookrellen - hier was sprake van bijna ‘recreatief’ geweld).
In Rusland was het nihilisme in de 19de eeuw sterk verbonden met politiek anarchisme en terrorisme. In “Vaders en zonen” laat Toergenjew de hoofdpersoon Basarow zeggen: “… Een nihilist, dat is iemand die niet buigt voor autoriteiten, iemand die geen principe zomaar op goed geloof aanneemt, hoe goed en eerbiedwaardig het ook moge zijn…”. Dostojewski beschreef in “Aantekeningen uit het ondergrondse” ook een nihilist bij uitstek. Misschien heeft hij het nihilisme wel het grondigst verwoord in zo ongeveer de bekendste zin uit heel de wereldliteratuur: “… Als er geen God is, dan is álles veroorloofd…” (De broers Karamazov). Je zou voor ‘God’ ook ‘waarheid’ kunnen invullen. Hitler annexeerde Nietzsche, maar gehoorzamen aan het ‘Befehl ist Befehl’ lijkt me zo ongeveer het tegenovergestelde van nihilisme…
Sinistere van alle gasten
Een interpretatie. Nietzsche beschrijft het nihilisme als een onvermijdelijke catastrofe die zich in de aankomende twee eeuwen met rampzalige gevolgen zal voltrekken: “… Het nihilisme staat voor de deur: waar komt deze sinistere van alle gasten vandaan?...”. Inmiddels zijn we ruim honderd jaar verder, dus zouden we er middenin moeten zitten. Toch maakt niemand zich er druk om: “… Hoe kan het dat wij niet verontrust lijken te zijn over datgene wat volgens Nietzsche de meest onheilspellende gebeurtenis aller tijden is? Wat heeft Nietzsche gezien, of menen te zien, waarom was het zo onheilspellend en waarom ervaren wij het niet op die manier? Heeft Nietzsche zich vergist? Of zijn wij blind en doof voor wat er aan het gebeuren is?...”.
Wortels
Van Tongeren begint met alle teksten waarin Nietzsche het over het nihilisme heeft op een rijtje te zetten: dat zijn er trouwens niet eens zo heel veel.
Daarna gaat hij terug naar de wortels van het nihilisme, dat natuurlijk niet met Nietzsche begon. Het gaat via de oude Grieken en het christendom, met zijn schepping uit het ‘niets’, via een willekeurige God die vanwege zijn grillige almacht niet gebonden is aan rationaliteit, zoals in de late middeleeuwen werd geopperd - en waarom rationele wezens als wij dan ook geen kennis van God nodig hebben - naar Descartes die alles in twijfel trok, behalve zijn eigen denken: ‘ik denk, dus ik ben’. In wezen ging hij daarmee op de stoel van God zitten. Daarna komen Hume en Kant aan de beurt die stellen dat zintuiglijke waarneming nog geen echte kennis oplevert. Wij construeren die zelf uit de ontvangen indrukken en uit de verbanden die wij zien. De werkelijkheid zelf blijft onvermijdelijk onbekend. Mijn denken, mijn ‘ik’, is dus de schepper van de werkelijkheid, aldus Fichte. Ziedaar; volgens velen de kiem van het nihilisme.
Van Tongeren haalt auteurs als Emerson erbij en de romantiek, waarin niet het licht van de rede maar de demonische wil het voor het zeggen heeft: zie b.v. Schopenhauer: “… Die wil produceert de dingen en de mensen, die dan ook allemaal beheerst worden door een blinde dynamiek, die garant staat voor voortdurende onbevredigdheid: ofwel doordat ze nog niet hebben waarnaar ze streven, ofwel doordat ze zich vervelen, omdat ze het wel hebben. Uiteindelijk is alle streven vergeefs, want de dood vernietigt elk succes. Leven is een tragedie. Verlossing is slechts mogelijk op voorwaarde dat – en voor zover – de wil genegeerd kan worden. Alleen dan kan men ontsnappen aan de zinloze kringloop waarin de wil ons steeds weer opstuwt. De verlossing stelt Schopenhauer dus voor als het opgaan in het niets; hij verwijst naar het nirwana van het boeddhisme…”. Via de Russische literatuur, waarin het nihilisme staat voor de vrijheid van eigen inzicht, gaat het naar de Franse decadenten. Het geweld dat met het nihilisme is verbonden komt voort uit het idee dat de verbetering van de wereld begint bij de vernietiging van het bestaande.
Zin- en doelloosheid
Vervolgens bespreekt de schrijver de ontwikkeling van het begrip ‘nihilisme’ in het denken van Nietzsche, die het ook wel eens verwisseld met de woorden ‘pessimisme’ en ‘decadentie’. Nietszche vindt dat medelijden (Tolstoi), berusting (Vedanta-filosofie), religie en moraal (Pascal) en alle filosofieën doekjes voor het bloeden zijn. Vooral uitgevonden om de waarheid, dat het leven zin- en doelloos is, te verhullen. Een fragment dat mij wel trof gaat over dat Nietzsche in een pluriforme samenleving een voedingsbodem voor ‘decadentie’ ziet: in geschiedschrijving en musea wordt de geschiedenis door elkaar gehutseld (!), verschillende standen, verschillende ‘rassen’, verschillende mensen, verschillende seksen, vermengen zich in de grote steden: “… Deze pluralisering heeft volgens Nietzsche twee kanten; ze kan op twee manieren uitwerken. Het is mogelijk dat daardoor ‘betoverende, ongrijpbare, onvoorstelbare’ werkelijk grote figuren ontstaan (genieën, Űbermenschen ), maar vaker zal het leiden tot een soort mensen dat de chaos niet meer aankan en alleen verlangt naar een of andere manier om aan de onrust daarvan te ontkomen. Bij diegene die de veelheid niet kunnen ordenen en beheersen, wordt zij tot ‘anarchie’ en ‘disgregatie’, die leidt tot ‘verlamming, moeizaam gedoe, verstarring of eventueel vijandschap en chaos’. Op fysiologisch niveau toont zich dit in een sterke gevoeligheid voor allerlei prikkels en een gebrek aan kracht om prikkels af te remmen of tegen te houden. Hij stelt dat de bijbehorende psychologische toestanden in extreme vorm kunnen worden waargenomen in het gekkenhuis..”. En toen was er nog niet eens internet! Zou de hedendaagse explosie aan burn-outklachten, ADHD en autisme niet rechtstreeks terug te voeren zijn op dat niet kunnen verwerken van veels te veel prikkels? Ik moest direct aan de roman van Iris Koppe denken: “De man met de schaar” (zie mijn blog van 06.06.11) en “Borderline Times” van psychiater Dirk De Wachter (zie mijn blog van 17.01.13), waarin je voor het begrip ‘borderline’ misschien wel net zo goed ‘nihilisme’ kunt invullen. Een andere vorm om aan overprikkeling te ontkomen is opgaan in onverschilligheid of verdoving (roes/verslaving).
Onverwoestbare tekst
Nietzsche richt zich in “Die fröhliche Wissenschaft” (1882) nadrukkelijk tot de ongelovigen, met misschien wel 'de meest onverwoestbare tekst ooit'. Ik krijg daar echt tranen van in mijn ogen: “… Hebben jullie niet gehoord van die dwaze mens, die op klaarlichte dag een lantaarn aanstak, de markt opliep en ophoudelijk schreeuwde; ‘Ik zoek God! Ik zoek God!’- Aangezien er daar juist veel van zulken bij elkaar stonden die niet aan God geloofden, wekte hij grote hilariteit. Is hij dan verdwaald? Zei een. Heeft hij de weg verloren als een kind? Zei de ander. Of verstopt hij zich? Is hij bang voor ons? Is hij scheep gegaan? Geëmigreerd? – zo schreeuwden en lachten ze door elkaar. De dwaze mens sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blikken. ‘Waar God heen is? Riep hij, ik zal het zeggen! Wij hebben hem gedood – jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars. Maar hoe hebben we dit gedaan? Hoe konden we de zee leegdrinken? Wie gaf ons de spons om de hele horizon weg te vegen? Wat deden we, toen we deze aarde van haar zon losmaakten? Waarheen beweegt ze zich nu? Waarheen bewegen wij ons? Weg van alle zonnen? Vallen we voortdurend? Zowel naar achter, opzij, als naar voren, naar alle kanten? Is er nog een boven en onder? Dwalen we niet als door een oneindig niets? Is het niet kouder geworden? Komt niet steeds meer de nacht en meer nacht? Moeten niet reeds voor de middag de lantaarns ontstoken worden? Horen we nog niets van het lawaai van de doodgravers die God begraven? Ruiken we nog niets van de goddelijke verrotting? – ook goden vergaan! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars aller moordenaars? Het heiligste en machtigste wat de wereld tot nu toe bezat, het is onder onze messen doodgebloed – wie wist dit bloed van ons af? Met welk water zouden wij ons kunnen reinigen? Welke zoenoffers, welke heilige spelen zullen we moeten uitvinden? Is de grootheid van deze daad niet te groot voor ons? Moeten we niet zelf tot goden worden om haar slechts waardig te schijnen? Nooit was er een grotere daad – en wie ook maar na ons geboren wordt, behoort omwille van deze daad tot een hogere geschiedenis dan alle geschiedenis tot nu toe!’- Hier zweeg de dwaze mens en keek zijn toehoorders weer aan: ook zij zwegen en keken verbaasd naar hem. Uiteindelijk wierp hij zijn lantaarn op de grond, zodat die in stukken brak en uitdoofde. Ik kom te vroeg, zei hij toen, het is nog niet mijn tijd. Deze enorme gebeurtenis is nog onderweg en nog gaande – zij is nog niet tot de oren van de mensen doorgedrongen. Bliksem en donder hebben tijd nodig, het licht van de sterren heeft tijd nodig, daden hebben tijd nodig, ook nadat ze gedaan zijn, om gezien en gehoord te worden. Deze daad is voor hen nog altijd verder dan de verste sterren – en toch hebben ze haar zelf gedaan!...”.
Nihilisme in soorten
Van Tongeren onderscheidt in Nietzche’s theorie van het nihilisme vier fasen, en er zijn nog wel meer subsoorten te bedenken. Omdat het in deze blog veels te ver zou voeren ga ik ze niet allemaal uit de doeken doen. In ieder geval komt Nietzsche tot de conclusie dat de werkelijkheid een voortdurende (want ‘eeuwige terugkeer van hetzelfde’) en vergeefse (want ‘alles verandert en iedereen gaat dood’) strijd is om de wil tot macht, waarin de zwakken de sterken haten, en dus zelf ook in de valkuil van de wil tot macht trappen. Nietzsche “… benadrukt dat het hem niet om een ‘politiek’ onderscheid gaat, en dat de ‘rangorde van de krachten’ die hij ziet verschijnen, ‘buiten elke bestaande maatschappelijke orde’ bedoeld is. Het gaat dus niet om een rangorde van heersers en onderworpenen in politieke of maatschappelijke zin, maar eerder om een cultureel onderscheid tussen mensen die het leven (en de waarheid omtrent het leven) niet aankunnen en zich daarom uiten in negativiteit, en degenen die de absurditeit van het bestaan met liefde aanvaarden…”. Een verschil dat ik wel herken tussen atheïsten als b.v. Ann De Craemer die in “Vurige tong” (zie mijn blog van 09.07.11) vol woede en pijn tekeer gaat tegen haar Rooms-Katholieke achtergrond, versus Franca Treur die, nog niet eens zozeer in “Dorsvloer vol confetti”, als wel in een t.v. interview met Tijs van de Brink in het E.O-programma “Adieu God?” van 13 januari 2013, rustig, zeker en totaal onrancuneus vertelt over haar streng gereformeerde opvoeding waaraan ze volkomen ‘voorbij’ is.
Zelf nieuwe mythes creëren
Van Tongeren vertelt ook het een en ander over de ontelbare Nietzsche-beoordelingen. Heidegger b.v.: “… Het nihilisme zou volgens Nietzsche tonen dat het zijn z’n grond verliest, dat de grond onder de waarden verdwijnt, waardoor voor de zwakken alles waardeloos wordt, maar voor de sterken juist een maximale vrijheid voor experimentele waardering wordt geopend…”. De Italiaanse filosoof Gianni Vattimo stelt dat het verdwijnen van het oude fundament bevrijdend werkt omdat we nu zelf nieuwe mythes kunnen creëren; persoonlijk voor nieuw mythes kunnen kiezen. Ik moest hierbij onmiddellijk denken aan Nienke Wijnants die na de bestseller “Het Dertigersdilemma” inmiddels met het vervolg, “Wie ben ik? Wat wil ik?”, op de proppen is gekomen, waarin het gaat over zingevingsvraagstukken en een pleidooi houdt voor een leven vol filosofie, want 'antwoorden zijn er gewoonweg niet' volgens haar. Opvallend is dat zowel Wijnants als Nietzsche stellen dat ongelovigen ronddobberen op een zee van leegte: 'zonder dat te beseffen'. Met andere woorden: God wordt niet gemist.
Bij Vattimo is er bijna opluchting dat het leven en jijzelf ‘gelukkig’ niet veel voorstellen: “… Die Űbermensch is bij Vattimo dus geen geweldenaar die de wereld naar zijn hand zet. Integendeel! Regelmatig grijpt hij terug op het Lenzer-heide-ontwerp, waar Nietzsche de vraag wie zich als de ‘sterksten’ zullen tonen, als volgt beantwoordt: ‘De matigsten, zij die geen extreme geloofsartikelen ‘nodig’ hebben, zij die niet alleen erkennen dat er heel wat toeval en onzin bestaat, maar daar ook van houden, zij die zich een aanzienlijk in waarde verminderde mens kunnen indenken zonder daardoor klein en zwak te worden…”.
Nihilisme en literatuur
Paul van Tongeren trekt niet echt conclusies in zijn boek, maar neemt je mee op een spannende tocht langs het nihilistische denken. Ik zal niet zeggen dat hij uitblinkt in helderheid; maar voor een filosofische leek als ik was zijn verhaal goed te volgen.
Ik denk dat het voor lezers belangrijk is dat ze iets van Nietzsche en het nihilisme weten om niet alleen de schrijvers die ik in deze blog heb genoemd en Maarten 't Hart en Jan Wolkers enzo beter te begrijpen, maar ook auteurs als b.v. Franz Kafka, Louis-Fredinand Céline, Albert Camus, Samuel Beckett en Henry Miller. Van Tongeren noemt op het eind van het boek “Elementaire deeltjes” van Michel Houellebecq en “Speeldrift” van Juli Zeh romans die uitleggen wat nihilistisch leven is. Literatuur kan veel indringender laten zien wat bewegingen behelzen dan droog onderzoeksmateriaal, omdat je meeleeft met personages van vlees en bloed. Ik zal in mijn volgende blog “Speeldrift” bespreken.
Uitgave: Vantilt - 2012 (Kristalpaleis; reeks voor eigentijdse filosofie), 288 blz., ISBN 978 946 004 098 6, €19,95 Rechtstreeks bestellen: klik hier