vrijdag 19 augustus 2011
Het gevaarlijke boek – Christopher Krebs
Ondertitel: De Germania en de opkomst van het nazisme
Dit non-fictie boek past volmaakt in de uitpuilende boekenkasten van Laurent Bint (zie vorige blog); maar waarschijnlijk werd het net te laat uitgegeven om kans te hebben een rol(letje) te spelen in ‘HhhH’.
In ieder geval komt Himmler, de baas van Heydrich, er ruimschoots in aan bod. Binet vertelt over hem: “… Voor Himmler is de SS een orde van ridders. Hij ziet zichzelf als afstammeling van Hendrik de Vogelaar, de Saksische koning die door de Hongaren te verdrijven in de tiende eeuw de fundamenten legde voor het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie en die het grootste deel van zijn regeringstijd besteedde aan het verdelgen van de Slaven. Om zich te kunnen laten voorstaan op een dergelijke afstamming had de Reichsführer behoefte aan een kasteel. Toen hij de Wewelsburg vond, was het een ruïne. Hij moest vierduizend gevangenen uit Sachsenhausen laten komen om het te laten restaureren. Bijna een derde van hen is tijdens het werk gestorven, maar nu verrijst het gebouw heerszuchtig boven de Alme die door het dal stroomt. De twee torens en de donjon, met elkaar verbonden door vestingmuren, vormen een driehoek, waarvan de punt is gericht op het mythische Thule, de geboortegrond van de Ariërs, en die de ‘axis mundi’ voorstelt, het symbolische centrum van de wereld. En precies daar, midden in de donjon, in de oude kapel, de ‘Obergruppenführersaal’ geheten, houdt Himmler zijn vergaderingen met de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleders van de SS verzameld rond een enorme tafel van massief eikenhout, die volgens de wensen van hun chef rond is en twaalf plaatsen heeft om de symboliek van de Arthurlegende te laten herleven. De gangen zijn volgepropt met harnassen, wapenschilden, schilderijen en runentekens in alle soorten en maten…”. Kortom; de Wewelsburg verwordt tot een nazistisch gekkengesticht waar voortdurend alchemisten, occultisten en magiërs aan esoterische problemen werken ten behoeve van Himmlers Teutoonse cultus.
Himmler is vast van plan om de Germaanse orde weer in ere te herstellen. Zijn inspiratie haalt hij uit een oud boek, de ‘Germania’, in 98 geschreven door de Romeinse senator Cornelius Tacitus. Waarschijnlijk zou Tacitus zich hebben omgedraaid in zijn graf, als hij had geweten dat zijn kleine, onflatteuze boekje ooit door de nazi’s als hun ‘bijbel’ zou worden gezien, en daarmee een plek kreeg tussen de 100 gevaarlijkste boeken van de wereld. Tweeduizend jaar geleden werd de ‘Germania’ geschreven, hulde zich in stilte, en kwam tijdens de Renaissance weer boven water: Tacitus overleefde in flarden. Christopher Krebs, associate professor klassieke talen aan Harvard University, volgt het spoor dat de ‘Germania’ door de daarop volgende vijf eeuwen trok.
De ‘Germania’ is onderdeel van de zogenaamde ‘Codex Aesinas’ en gaat ‘Over de herkomst en de woonplaats van de Germanen’ (De origine et situ Germanorum), waarin een groot deel is ingeruimd voor Germaanse gewoontes.
Wat maakt deze beschrijving van een volk van nog geen dertig pagina’s zo kostbaar dat Himmler, die niet bepaald de geschiedenis is ingegaan als boekenliefhebber, het originele handschrift probeerde te roven, ook al was de tekst onleesbaar voor niet-specialisten en overal in nazi-Duitsland zelf verkrijgbaar in moderne uitgaven in het Latijn en in Duitse vertaling – en dat al vierhonderd jaar?
“… De ‘Germania’ werd op school gedoceerd en in door nazi’s geschreven artikelen uitvoerig aangehaald, ze zette nationaalsocialisten in vuur en vlam, van de onderste lagen van partijleden tot de hoogste partijleiders. Het was het enige alomvattende relaas uit de tijd van de Germaanse volkeren; het werd beschouwd als een verslag van het Duitse verleden en algemeen gevierd als ‘geweldig monument’. Jammer genoeg is het geen verslag, noch gaat het over het Duitse verleden…”, aldus Krebs. Tacitus geeft een vertekend beeld van het volk ten noorden van de Rijn: er woonden drie afzonderlijke volken. Bovendien is hij waarschijnlijk nooit in dit gebied geweest, en heeft hij alles ‘van horen zeggen’.
Tacitus benoemt positieve aspecten van de Germanen als moed, trouw, deugdzaamheid, gastvrijheid en strijdvaardigheid. Ze hadden geen wetten, die waren ook niet nodig, want de Germanen bezaten van zichzelf een hoogstaande moraal, aldus de Duitse humanisten van de 16e eeuw. Je zou dat ook uit kunnen leggen als dat ze te stom waren om een goede rechtspraak te ontwikkelen, vonden bepaalde Italiaanse humanisten, net zo goed als dat ze te stom waren om verfijnde kunst en cultuur voort te brengen.
De donkere kanten van de Germanen die Tacitus beschrijft werden al gauw verdraaid, verdonkeremaand en vergeten. Maar niet door iedereen. De dappere kardinaal van de St.-Michaelskerk in München, Michael von Faulhaber, schudde tijdens zijn beroemde oudejaarspreek van 1933 een ingeslapen schrikbeeld van de Germaanse barbaar wakker uit zijn 450 jaar durende slaap: “… Hij schilderde voor zijn parochie een afschuwwekkend beeld van veelgoderij, mensenoffers en barbaars bijgeloof. Hij keurde het bestaan van de voorchristelijke krijger met zijn primitieve ‘verplichting tot bloedwraak’ af en sprak zijn afschuw uit over diens spreekwoordelijke luiheid, zijn zwelgpartijen en hartstocht voor het dobbelen. De lijst van tekortkomingen was lang en helemaal gebaseerd op Tacitus’ tekst. De aartsbisschop sprak er zijn zorg over uit dat er ‘een beweging op komst was om een noorse of Germaanse godsdienst te stichten’…”. Om plaats te bieden aan al zijn luisteraars waren er luidsprekers gezet in twee nabijgelegen kerken. Ze zaten tot de nok toe vol. Julius Schulhoff, een Duitse Jood, bedankte de kardinaal in een brief, waarin hij de hoop uitsprak dat God zijn ‘wonderlijke moed’ nog zou vergroten.
Maar de nazistisch georiënteerde Duitsers bleven de Germanen bewonderen als mooie, lange, slanke, blonde, blauwogige en vooral heldhaftige mensen. De vrouwen waren onaards kuis en omdat ze altijd binnen hun eigen volk huwden, bleef het een oud, zuiver, en onvermengd oorspronkelijk ras, dat een hard maar vrij leven leidde.
“… Germanië, zoals de Romeinen het noemden en dat, gezien oorsprong en naam in de oorspronkelijke taal, eigenlijk Teutonië had moeten heten, is het enige land in Europa en misschien wel het hele universum, dat nooit onderworpen is… Het is nog steeds hetzelfde oorspronkelijke en inheemse land dat zijn onafhankelijkheid, zijn naam en taal van het allereerste begin tot op de dag van vandaag behouden heeft…” (aldus ene Philipp Clüvers).
‘Teutsch, Tuitsch en Deutsch’, zijn allemaal regionale varianten die ‘Germaan’ betekenen. Dan zal ons woord ‘teut’ daar wel vandaan komen, bedacht ik, toen ik las dat Tacitus het al had over de Germaanse voorliefde voor drank.
In de 19e eeuw voedde de ‘Germania’ het ontluikende Duitse nationalisme en leidde tot het ontstaan van de z.g. ‘Völkische Bewegung’; met volkstaal en folklore als duidelijkste uitingen. Aanleiding was de stichting van het Duitse Rijk in 1871. Duits zijn betekende in haar ideologie een raszuivere nakomeling van de Germanen zijn, inclusief alle arische kenmerken zoals Tacitus die had beschreven. Het nazisme deed zich niet vanuit het niets aan Hitler voor, ook al beweerde de Führer zelf van wel.
Himmler beschouwde zijn wetten aangaande het ‘Joodse vraagstuk’ als laatste poging om deze Germaanse ‘raszuiverheid’ veilig te stellen. In de overtuiging dat het voortbestaan van het Duitse volk in gevaar was, was de ‘natuurlijke en belangrijkste roeping’ van de vrouw volgens de nationaalsocialistische doctrine dat ze ‘echtgenoot, moeder en huisvrouw’ was. Vrouwen die een bijzonder groot aantal kinderen ter wereld hadden gebracht, ontvingen het ‘Ehrenkreutz der Deutschen Mutter’, in de wandelgangen oneerbiedig ‘de Konijnenbeloning’ genoemd. Speciale geboorteprogramma’s werden opgezet.
Het nieuwe regime beschouwde intellectuele vermogens als een handicap; lichamelijke opvoeding stond in het middelpunt. Vandaar dat Binet in ‘HhhH’ dan ook op kon merken: “Sport is en blijft fascistische smeerlapperij…” (hij schreef een roman, dus dat moet je vooral niet al te serieus nemen!).
Het vormen van het nationalistische en racistisch bewustzijn van kinderen in het noorse karakter kreeg een van de hoogste prioriteiten. Toen de Edda werd ontdekt kon Apollo eindelijk met pensioen en werden Wodan en Donar binnengehaald.
Nog zoiets belachelijks, Himmler, met zijn kippenborst en in dit boek beschreven als een ‘half uitgehongerde spitsmuis’, liet niet alleen zijn snorretje staan om op Hitler te lijken, hij schoor ook de zijkanten van zijn hoofd, zodat zijn schedel meer op de lange vorm van de noorse schedel leek, de ‘dolichocefalie’. Binet: “… als je bedenkt hoe onvolmaakt het merendeel van de nazistische hoogwaardigheidsbekleders lichamelijk gezien was – en Goebbels met zijn horrelvoet is er wel een van de mooiste voorbeelden van – kun je alleen maar lachen als je denkt aan de vrees voor het ‘verzwakken van het ras’ dat hun zo veel zorgen baarde…”. Krebs: “… Volgens een grapje uit die tijd was de typische nazi zo slank als Goering, zo atletisch als Goebbels en zo blond als Hitler…”.
Hoewel Hitler duidelijk geïrriteerd was door Himmlers mystieke grillen en de ideologie van de SS belachelijk maakte als de Reichsführer er niet bij was (“in de tijd dat onze voorvaders stenen troggen en aardewerk kruiken maakten, bouwden de Grieken de Acropolis”), heeft hij zich nooit tegen diens cultus verzet. Hij zag in dat hij die nodig had voor de toekomst van een Germaanse Staat waarvan de hoofdstad Germania zou heten.
Na decennia lang prominent aanwezig te zijn geweest in völkische en nationaalsocialistische bewerkingen binnen, en vooral buiten academische kring, verdween de ‘Germania’ uit beeld en verscheen het werk slechts sporadisch in wetenschappelijke tijdschriften. En toch verloor het boekje, ondanks dat de Germaanse mythe en haar belangrijkste tekstboek in 1945 hun morele autoriteit kwijtraakten, niets van zijn aantrekkingskracht: “… In 1979 publiceerde de Duitse winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, Heinrich Böll, die in zijn werk uitermate kritisch omgaat met de erfenis van de nazi’s, in het weekblad ‘Die Zeit’ een essay over de ‘Germania’. Hij bekende dat Tacitus’ tekst op hem overkwam als ‘verrassend-up-to-date’... ‘Het is per slot van rekening een van de oudste, zo niet het oudste, document over onze voorouders’. Genietend van Tacitus’ beschrijving van Germaanse liederen, merkt Böll op dat ‘het nogal bekend klonk, en dat in de resonerende borstkas van een Duitse man nu en dan iets echt Germaans bewaard zou kunnen zijn gebleven!’…”.
Natuurlijk werd Bölls interpretatie direct en terecht veroordeeld als naïef.
Het is verbijsterend hoe vaak er allerlei kwaad de kop heeft opgestoken door middel van uit zijn context gerukte teksten. Neem de Bijbel. Neem de Koran. Moeten we de Koran dan maar verbieden, zoals Geert Wilders oppert? Natuurlijk niet. Tacitus schreef geen gevaarlijk boek: dat maakte zijn lezers ervan.
Ook de moordenaar van Utoya plukte allerlei passages van internet om zijn eigen verknipte wereldbeeld in elkaar te prutsen, heb ik begrepen. De rillingen lopen over mijn rug, als ik bedenk hoe dit type ‘ideale schoonzoon’ met zijn uiterlijk van rasechte ariër, op zijn boerderij heeft moeten lopen fantaseren over christelijke ridders en het blanke ras. Himmler had vast gekickt op hem, vrees ik.
Mijn grote waardering voor professor Krebs: ik denk dat het de taak is van iedere geleerde van over de hele wereld om altijd weer fel van leer te trekken tegen iedere vorm van, in zijn ogen, verdachte en/of verkeerde interpretatie.
Dit boek is eerder een literaire zoektocht dan een verslag over de Tweede Wereldoorlog. Het biedt veel achtergrondinformatie. Je moet wel een beetje een fijnproever zijn om er van te genieten; maar dan lees je ook wat!
Uitgave: Spectrum – 2011
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten