De Colombiaanse schrijver Juan Gabriel Vásquez (1975) won van de zomer met zijn derde, door Brigitte Coopmans in het Nederlands vertaalde roman “Het geluid van vallende dingen”, de Impac Dublin Award 2014. Een prijs van maar liefst 100.000 euro, waarmee hij zelfs de Scandinavische cultschrijver Karl Ove Knausgård en onze eigen Gerbrand Bakker achter zich liet.
Save the hippos
Nicole Krauss noemt hem ‘een meesterlijk auteur'. Anderen hebben hem met Maria Vargas Losa en Philip Roth vergeleken. Misschien een beetje overdreven, maar zelf waande ik mij in het eerste hoofdstuk van het boek even terug in de wereld van Eco’s “De slinger van Foucault” - oh, heerlijkheid! -, al zeg ik er direct bij dat Vásquez deze stijl niet volhoudt (geeft niks: er kan er maar één de beste zijn…).
De start van het boek deed me denken aan de heisa in Nederland over het doodschieten van de net uit het water geredde Limburgse everzwijntjes, op het journaal van afgelopen zondag. Oftewel: hoe een gewetenloos systeem een stel onschuldige wezens belaagt. Ik moet zeggen: ik stond wel even met mijn ogen te knipperen. Ik had net het filmcollege van “Film by the Sea” in Vlissingen achter de rug – maar dit sloeg alles. De echte wereld is nog altijd veel gekker dan de fictieve: absurder kun je het toch niet bedenken!
Goed, wat dit te maken heeft met Vásquez: hij heeft het over een toonaangevend tijdschrift met daarin een foto van een afgeschoten nijlpaard. De scherpschutters staan trots naast hun buit. Wat wil het geval? Het nijlpaard is een losgebroken exemplaar uit de voormalige dierentuin van Pablo Escobar; en Escobar was in de jaren tachtig de beruchtste (direkt verantwoordelijk voor 8000 moorden!), en één van de rijkste (op het hoogtepunt van zijn macht verdiende hij met zijn cocaïnehandel een miljoen dollar per dag!) drugsbaronnen van Colombia. Een soort Robin Hood–figuur, want met zijn geld hielp hij de armen in de sloppenwijken. Daarmee is de achtergrond van het verhaal getekend.
Ik vond een interview van Adriaan van Dis met Vásquez waarin de laatste vertelt hoe de foto van het neergeschoten nijlpaard weer lijkt op de foto van de neergeschoten Escobar, tijdens zijn arrestatie in 1993. Hij laat de foto’s ook zien in het filmpje. Vásquez vertelt in zijn boek dat er indertijd T-shirts in het straatbeeld opdoken met het opschrift SAVE THE HIPPOS; ik heb tot nog toe geen shirts kunnen ontwaren met REDT DE ZWIJNEN.
Hij zal wel wat gedaan hebben
De foto van het neergeschoten nijlpaard maakt herinneringen los bij Antonio Yammara - een jonge rechtendocent in Bogotá en de ik-verteller in het boek - aan een geheimzinnige biljartvriend op leeftijd, Ricardo Laverde, die al gauw de vorm van een obsessie aannemen.
Laverde is een verlopen, in zichzelf gekeerde ex-piloot, waarvan anderen vertellen dat hij twintig jaar in de gevangenis heeft gezeten – waarom weet niemand (‘hij zal wel wat gedaan hebben’, is over het algemeen het apathische commentaar van de stadsbewoners die gewend zijn aan een zeer gewelddadige samenleving).
Op een avond voor kerst vertelt Laverde dat zijn vrouw, van wie hij gescheiden leeft, hem met een bezoek komt vereren. Pas na oud en nieuw, als Antonio het nieuws te verwerken heeft gekregen dat zijn vriendin zwanger is - waar hij niet over uit kan! - ziet hij Laverde weer. Hij houdt een cassettebandje omhoog, en vraagt aan Antonio of hij een plek weet waar hij die kan afdraaien. Antonio neemt hem mee naar een cultuurcentrum. Terwijl hij zelf een koptelefoon opzet om naar wat anders te luisteren, ziet hij dat Laverde langs zijn ogen veegt. Antonio sluit de zijne om het huilen van een andere man niet te hoeven zien. Als hij zijn ogen opent is Laverde verdwenen. Antonio rent de straat op om hem te zoeken, vindt hem vlak bij het biljartcafé, en net op het moment dat hij zijn schouder wil aanraken, komt er een brommer met twee gehelmde figuren op hen af, waarvan één een pistool op hen richt, en schiet: Laverde is dood, Antonio ernstig gewond.
Odyssee
Het opknappen duurt lang en is pijnlijk. Als zijn dochter geboren wordt is Antonio nog steeds niet de oude. Hij komt niet over de gebeurtenis heen, raakt bij het minste of geringste overweldigd door angst, ontwikkelt paranoia, lijdt aan slapeloosheid, en barst te pas en meestal te onpas in tranen uit. Zijn omgeving wordt hem zat. Zijn psychiater constateert PTSS, en draagt hem op zijn leven onder ogen te zien door er over te schrijven (kijk aan, dat moet toch wel een hele effectieve methode zijn, zie mijn blogs over “Mijn tijdperk van de angst” van Scott Stoffel en “Toen ik zweeg…” van Nicky Robinson). Dit terugblikken geeft de aanzet tot een bezoek aan de voormalige hospita van Laverde, die nota bene in het bezit is van het cassettebandje dat Laverde bij zich had, en waar Antonio naar mag luisteren. Het blijkt een copy te zijn van de opnames van de zwarte doos van een neergestort vliegtuig, waar de vrouw van Laverde in zat.
Negen maanden na dit voorval wordt Antonio opgebeld door ene Maya Fritts, die via de hospita aan zijn telefoonnummer is gekomen, en zichzelf voorstelt als de enige dochter van Laverde. Of hij een dag naar haar toe wil komen om over haar vader te praten, want zelf kan ze niet naar hem komen. Ze woont diep in het platteland. Is bijenhoudster.
Zo begint Antonio aan een reis waar hij totaal door verandert – en dat was ook het thema van het college van “Film by the Sea”, waar ik het al even over had. Dit jaar draaide het om ‘roadmovies’. Een roadmovie gaat niet alleen over een uiterlijke reis of odyssee (alles gaat altijd weer terug op Homerus), maar ook over een innerlijke. Met andere woorden, en heel banaal: de hoofdpersoon ‘groeit’. De kijker en/of lezer maakt ook een reis. Elke film en elk boek is eigenlijk een odyssee, en als jij daar ‘verandert’ uit te voorschijn komt, is het – in mijn ogen – een goede film en/of een goed boek geweest. Die verandering kan gevaarlijk zijn. Hoe ‘kom je thuis’? Frodo kan in “The Lord of the Rings” niet meer aarden in zijn dorp: hij heeft te veel meegemaakt. Totalitaire regimes hebben schrijvers op een zwarte lijst gezet, de Nazi’s hebben boeken verbrandt, de Katholieke Kerk heeft het kerkvolk eeuwenlang verboden zelfstandig de Bijbel te lezen. Onderdanen mogen niet lastig worden. Om mensen in de hand te houden moeten ze klein blijven, en zeker geen onafhankelijke denkers worden…
Zwart-wit
Een hele nacht blijven Maya en Antonio, terwijl ze ieder in een hangmat op de veranda liggen met tussen hen in een tafeltje waarop een fles cola en een fles rum, praten over Laverde en de moeder van Maya: Elaine - een gringo. Maya komt aanzetten met een rieten koffer vol foto’s en brieven.
Vervolgens vertelt Antonio de geschiedenis van Elaine zoals die hem ter ore is gekomen. Hoe ze ooit als vrijwilligster van het z.g. Peace Corps, opgericht door president Kennedy, vol idealen naar Colombia is gekomen om de armoede te bestrijden. Hoe ze in een aan lager wal geraakt gastgezin terecht kwam, waar ze hopeloos verliefd werd op de zoon des huizes. Juist: Laverde, die als vliegenier allerlei klusjes opknapte. Uiteindelijk marihuana en later cocaïne van de ene naar de andere plek bracht en, terwijl president Nixon ‘The War on Drugs’ afkondigde, steeds grotere bakken met geld ging verdienen. Ze trouwde met hem, kreeg een kind van hem, belandde in een prachtig landhuis. Het wrange is dat juist de bevlogen collega’s van Elaine de boeren hielpen betere landbouw te bedrijven, en dus ook betere marihuana te telen. En later de nog lucratievere cocapasta te bewerken. Het wrange is ook dat juist deze Amerikanen de smokkelroutes voor marihuana, en later cocaïne, naar het buitenland op touw zetten. Laverde hielp zijn vrouw weer, door toen een vaccinatieprogramma tegen polio leek te mislukken, de dienstdoende ambtenaren wat geld in de hand te duwen – wat wonderbaarlijke effecten heeft in een land als Colombia. Had Elaine daar tegenop moeten komen? Maar de kinderen dan? Het gaat toch om de kinderen? Het is allemaal niet zo zwart-wit als je denkt. Enfin; op een dag liep Laverde dus tegen de lamp…
Vallende dingen
Als kind kreeg Maya te horen dat haar vader dood was. Voor Colombianen is het een grote schande om een drugskoerier in de familie te hebben. Ook Antonio zegt dat hij zijn gezin wil beschermen tegen de maffia waar hij zich mee ‘besmet’ voelt. Thuis vertelt hij niets.
Indrukwekkend en voor ons bijna onvoorstelbaar beschrijft Vásquez wat terreur met je doet: “… En toen kwam de rest, de andere aanslagen, de andere bommen. De aanslag op het DAS-gebouw, met honderd doden. Op een winkelcentrum, met vijftien doden. Daarna op een ander winkelcentrum, met hoeveel doden het ook waren. Een bijzondere tijd, nietwaar? Niet weten wanneer je aan de beurt bent. Je zorgen maken als iemand niet op tijd thuiskomt. Weten waar de dichtstbijzijnde telefooncel staat om even te bellen dat je ongedeerd bent. En als er geen telefooncellen zijn, weten dat je overal wel even een telefoon mag gebruiken, dat je alleen maar ergens hoeft aan te bellen. Altijd levend met de gedachte dat een ander ons misschien ontvallen is, altijd klaarstaand om een ander gerust te stellen zodat hij niet denkt dat jij je onder de doden bevindt. We waren altijd bij iemand thuis, weet je nog? We meden openbare plekken. Huizen van vrienden, van vrienden van vrienden, huizen van vage kennissen, elk huis liever dan een openbare plek…”.
“Het geluid van vallende dingen” slaat op het inzicht dat Antonio zich gaandeweg zijn odyssee verwerft: de meeste dingen in het leven overkomen ons buiten onze wil om. We hebben niet zo veel in de melk te brokkelen: “… De volwassen leeftijd brengt de funeste illusie van controle met zich mee en is er misschien zelfs wel afhankelijk van. Ik bedoel te zeggen dat juist dat waandenkbeeld van macht over ons eigen leven ons in staat stelt ons volwassen te voelen, want we associëren volwassenheid met autonomie en met het soevereine recht om te bepalen wat ons te gebeuren staat. Vroeg of laat komt de ontnuchtering, maar komen zal ze, nog nooit heeft ze het laten afweten. En als het dan zover is, mag het voor wie lang genoeg geleefd heeft nauwelijks verbazing wekken dat zijn levensloop vorm heeft gekregen door gebeurtenissen van buitenaf, door dingen waar hij geen grip op had, waar zijn eigen beslissingen weinig tot geen aandeel in hebben gehad. Deze langdurige processen, die ergens in ons leven de kop op zullen steken – soms om het net een duwtje in de rug te geven, soms om onze prachtigste plannen uiteen te laten spatten – zijn veelal verborgen aanwezig, als ondergrondse stromingen, als subtiele tektonische verschuivingen, en wanneer de aardschok zich dan eindelijk voordoet, vallen we terug op bezwerende woorden die we hebben leren gebruiken om onszelf gerust te stellen, zoals ‘ongeluk’, ‘toeval’, soms ‘lot’…”. Ik ben opgegroeid in de biblebelt; daar heeft men het over de ‘Goddelijke Voorzienigheid’ of, in theologisch jargon, de ‘Providentia Dei’. Geloof ik daarin? Zeker. Op Prinsjesdag botsten er op de A58 bij Vlissingen in dichte mist 150 auto’s op elkaar. Die ochtend was mijn man vroeg wakker en vertrok hij tien minuten eerder dan normaal naar zijn werk. Hij ontsprong de dans…
Uitgave: Signatuur – 2012, 272 blz., ISBN 978 905 672 438 2, €19,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Klinkt als een interessant boek!
BeantwoordenVerwijderen