Menu

maandag 16 augustus 2021

Zwaartekracht – Annemieke Reesink

 


Op verzoek. “Zwaartekracht”, het debuut van Annemieke Reesink (1975), is een heel wat ‘gewoner’ boek dan “De minnaar” van Marguerite Dumas (zie mijn vorige blog), maar gaat ook over een  tienerliefde en is eveneens geïnspireerd op de gebeurtenissen in haar eigen leven. Sterker, er is zelfs sprake van een psychisch labiele moeder en die eerste liefde betreft eveneens geen uit de klei getrokken Nederlander. In dit geval wordt de hoofdpersoon prompt zwanger en moet daarmee dealen in een zwaar gereformeerd milieu, waar dat als een doodzonde wordt beschouwd. De oplossing: zo snel mogelijk trouwen. Zo ontstaat er een huwelijk dat zijn hele eigen dynamische groeicurve doormaakt, omdat het om twee kinderen gaat die in feite nog volwassen moeten worden. Het verhaal deed me sterk denken aan de behartenswaardige uitspraken van Roxanne van Iperen in “Zomergasten” (25.07.21), naar aanleiding van het Ezelsproces van Gerard Reve. Is het geloof een innerlijk of uiterlijk gebeuren? Gaat het om een in het diepst van de ziel doorleefde, oprechte waarheid en een onzichtbare band met een zich in het binnenste openbarende godheid - een geestelijke ervaring waar per definitie (gelukkig) niemand een vinger achter krijgt? Of draait het om wetjes en gemeenschappelijke regels waardoor mensen zich tegen elkaar opstellen en tegen elkaar worden uitgespeeld? Gaat het om de poppenkast in de kerk? Verwordt het tot een publiekelijk wedstrijdje ‘wie er het best gelooft’? Het punt is, denk ik, dat religie altijd door de buitenwereld wordt aangereikt, maar dat het inderdaad een verinnerlijkt gebeuren moet worden, wil het betekenisvol zijn in iemands leven. Zie de gelijkenis van de graankorrel (Johannes 12 vers 24,25). Dat je vervolgens weer mensen gaat opzoeken waarmee je je verbonden voelt, vind ik logisch. Ik ben ook lid van een leeskring omdat ik graag mensen ontmoet die van boeken houden. Maar dat er niets of niemand tussen jou en God in kan staan, lijkt me evident. Aan wat anderen hebben met God heb je niet zoveel. Het gaat om wat jíj hebt met God.  

 

Schoon mijn zonden vele zijn

Ik ben ook groot geworden in een orthodox milieu. Het verschil met Vera, de hoofdpersoon uit het boek van Reesink, laat zich al in de proloog kennen. Als ze naar bed gebracht worden, wil de kleine Vera niet meezingen met het gebedje van haar jongste zusje: “… ze is geen kleuter!...”. Ik heb het ook geleerd: “… Ik ga slapen, ik ben moe / sluit mijn beide oogjes toe. / Heere, houd ook deze nacht / over ons getrouw de wacht…”. Daar stopte het voor mij, maar bij Vera wordt er nog een couplet aan toegevoegd: “… ’t Boze dat ik heb gedaan, / zie het, Heere, toch niet aan. / Schoon mijn zonden velen zijn, / maak om Jezus’ wil mij rein…”. Vera zal in haar toekomstige leven zwaar moeten dealen met schaamte- en schuldgevoelens. Mijn ouders hadden al met de ‘zonden’ afgerekend, kennelijk. Een en ander gebeurt nadat Vera’s kunstzinnige moeder in een bloemetjesnachtjapon en met afgebeten nagelriemen in een busje wordt afgevoerd: “… Ze gaat fijn uitrusten in een vakantiepark…”. Waarom mogen de kinderen niet weten dat ze een tijdje opgenomen wordt in een psychiatrische instelling? Vera’s moeder doet denken aan de vader van Hans Sievez in “Knielen op een bed violen”: “… Als haar moeder een sombere bui heeft en de hele dag met haar neus in een of ander stoffig boek van een oude schrijver heeft gezeten, een rimpel tussen haar ogen en rode strepen in haar nek van haar graaivingers, krijgen haar vader en moeder ’s avonds altijd ruzie. Vanuit haar bed hoort Vera haar vader dan schreeuwen. ‘Stop toch eens met lezen van die troep! Is er niet genoeg hel op aarde te vinden, Neeltje?’…”.

 

Vijfenzestig woorden voor seks

Buitengewoon hilarisch vertelt Reesink hoe het toegaat in de klas van een ‘gewone’ christelijke scholengemeenschap bij Utrecht, waar Vera na een verhuizing van een boerderij in de Achterhoek, terecht is gekomen. Haar vader ruilde het boerenbestaan in voor een leven in een slaperige vinexwijk. Waarom zou je dát doen?! Hij vond het tijd worden voor meer ‘avontuur’ en hoopte dat zijn vrouw daar wat beter in de wereld zou gaan passen. Het wordt allemaal heel luchtig gebracht, maar hij moet de wanhoop nabij zijn geweest, als ik zie hoeveel moeite boeren hebben om uitgekocht te worden vanwege de klimaatcrisis. Over de ‘weerzinwekkende’ Martin met zijn vieze gel-haar: “… Hij draagt Nike Air-schoenen en vindt het erg belangrijk om te vertellen hoe duur ze waren, en hij kent vijfenzestig woorden voor seks, die hij razendsnel kan opdreunen met zijn overslaande piepstem. Vijfenzestig! In alfabetische volgorde. En hij zeurde en zuchtte toen ze een rijtje van tien Duitse voorzetsels uit hun hoofd moesten leren. Hormonen zoemen om zijn gel-hoofd, maar verder gebeurt daarbinnen kennelijk niet zo veel. Rayan, die Martins achterbakse grappen standaard begeleidt met een onuitstaanbare hyenalach, installeert zich naast Martin. Voordat Rayan gaat zitten, trekt hij zijn Levi’s nog even wat omlaag, zodat iedereen die achter hem zit uitzicht heeft op een randje van zijn Calvin Klein-onderbroek…”. Vera duwt zonder nadenken de jongenspink die zich op haar tafeltje bevindt zo ver mogelijk naar achteren. Die redt zich wel. Haar tweelingbroertje Bas is een ander geval. Met een stelletje mislukte nerds trekt hij zich terug in een zijgang om naast een verwarming in stilte zijn boterhammen op te peuzelen. Vera is er niet bij als het stelletje branies van hierboven hem midden op het schoolplein vastgrijpen om ‘mietje’ op zijn voorhoofd te kalken. Menselijke roofdieren ruiken anders-zijn al kilometers van te voren. Bas zal later inderdaad uit de kast komen als homo.  

 

Popliedjes met een duivelse boodschap

Vera schaamt zich dood voor haar onbehouwen SGP-vader, met zijn gedateerde bruine ribbroeken en vormeloze spijkerbroek, “… die hij ‘spiekerboks’ noemt…”, en zijn Urker Mannenkoor en Kajem. Een boerse hork die ik wel leuk vind: “… ‘Als jullie maar weten dat ik later nooit vrouwenwerk in de kerk ga doen en nooit op die vreemde vrouwonderdrukkende club van jullie ga stemmen.’ ‘Is goed hoor, Dolle Mina!’ roept haar vader haar na…”. Hij heeft boeken van Ouweneel, Bonhoeffer, Leon Uris en Jan de Hartog in de kast staan, en laat Vera “Een droog wit seizoen” van André Brink lezen. Het kan ‘veul’ erger. Er komt ook een tv in het nieuwe huis. Eerst wordt er alleen naar het journaal en de e.o. gekeken. Als haar moeder, die nergens tegen kan, naar bed is, kijkt haar vader, met of zonder kinderen, al gauw de meest gruwelijke oorlogsfilms. Vera mag al wel een lange broek aan. Haar moeder zit nog steeds, als de laatste der Mohikanen, met een lullig hoedje op in de grauwe nieuwbouwkerk, waar geen straaltje warmte van uit gaat. Hier geen God die de kleur aanneemt “… van het goudgroene licht dat daar de leilinden scheen…” of binnenvalt “… door het rood van de gebrandschilderde ramen…”. Vera’s achterban zweert bij  rigoureuze polarisatie. Het bestaan is zwart-wit: “… Op seculiere scholen wordt aan de lopende band gehoereerd en geaborteerd, gevloekt, geslikt en gesnoven, en dat alles onder invloed van een nieuwe rage, house: dreunende herrie uit de afgrond. Op zaterdagavond slikken niet-christelijke jongeren een pilletje en dan halen ze de hele nacht door, stuiptrekkend op het opzwepende ritme en de duivelse teksten van de housemuziek. Vervolgens duiken ze met jan en alleman het bed in en hebben ze de hele zondag nodig om hun roes uit te slapen…”. Door het aanwakkeren van angst wordt geprobeerd om de kloof tussen kerk en wereld zo groot mogelijk te maken: “… Volgens Vera’s moeder en haar mentor gaat popmuziek voornamelijk over seks buiten het huwelijk en maken de artiesten niks dan vulgaire bewegingen op het podium. Daarnaast heeft de duivel boodschappen in popliedjes verstopt, zoals ‘Luister naar Satan,’ en ‘Maak jezelf dood,’ maar dat hoor je alleen als je de songs achteruit draait…”.

 

Een ware Madame Bovary

Vera ontkomt echter niet aan verderfelijke invloeden. Vooral via vrienden. De hippe zorgeloze Lisette die alles doet wat God verboden heeft: Tina’s lezen, opmaken, jointjes roken, de pil slikken. Een heavymetal-jongen die haar liefkozend ‘wit wief’ noemt. En bovenal Leroy, haar eerste vriendje van de jeugdvereniging. Zijn moeder is een Antilliaanse verpleegkundige. Vandaar zijn exotische uiterlijk. Als zijn ouders op vakantie zijn gaan ze met elkaar naar bed. Het gebeurt maar twee keer. Dat is genoeg om zwanger te raken. Haar handenwringende moeder huilt tranen met tuiten om haar sloerie van een dochter. Haar zwijgende, maar praktische vader, weet een bovenwoninkje op de kop te tikken dat wel is op te knappen. Er moet zo snel mogelijk worden getrouwd. Daar is geen enkele discussie over. Terwijl Lisette naar de kunstacademie vertrekt en Leroy gezondheidstechnologie gaat studeren, verschoont Vera luiers en maakt ze biologische fruithapjes. Hoe schattig haar dochtertje ook is, dit is toch wel het tegenovergestelde van haar dromen over losgaan in de wijde wereld. Tussendoor haalt ze gelukkig alsnog haar havodiploma. Via thuisonderwijs. Af en toe vergeet ze zichzelf als een ware Madame Bovary in de romans die ze leest voor de lijst: “… In haar eentje danst ze langzaam en sensueel op de sprookjesachtige stem van Kate Bush, die zingt over ‘Wuthering Heights’. ‘Ik heb het koud,’ zingt ze, laat me door je raam naar binnen.’ Vera stelt zich voor dat ze Catherine is, die vastberaden de stormwind en slagregen trotseert. Mat wapperende rokken loopt zij de heuvel op naar het landgoed van haar geliefde Heathcliff. Met haar blote vuisten slaat zij de ruit van zijn slaapvertrek kapot. Haar polsen bloeden…”. 

 

Communicatievaardigheden

De eigenschappen waar je op valt als je verliefd bent, worden vaak een bron van ergernis als je eenmaal aan iemand vastzit. Vera ooit over haar introverte vent: “… Ik vind hem zo aantrekkelijk, dat mysterieuze van Leroy. Hij kan echt wel een half uur in stilte naar de lucht staren. Dan gaan er allerlei diepe filosofische gedachten in hem om, dat zie ik gewoon aan zijn gezicht…”. Maar als ze eenmaal getrouwd is: “… Dat mysterieuze van haar man - je zou het ook gebrek aan communicatievaardigheden kunnen noemen – is bij nader inzien behoorlijk irritant. Zijn behoefte aan harmonie vindt ze om gek van te worden. Hij is het in bijna alles met haar eens. Ja hoor, hij vindt het een goede gewoonte om na het eten Bijbel te lezen en te danken, maar dan moet Vera dat wel op zich nemen. Hij zegt het gehakt in de lasagne en de kip in de nasi helemaal niet te missen, maar in de afvalbak vindt Vera regelmatig de plastic bakjes van de frikandel speciaal van de snackbar om de hoek. Hij vindt haar mooi, zeker; het maakt hem niet uit of ze die ene jurk aantrekt of toch liever die andere, of ze haar haar opsteekt of los laat hangen…”. Leroy studeert zich suf, ploetert om wat bij te verdienen in de Albert Heijn, zit in de tijd die over is achter zijn spelcomputer of ligt te snurken op de bank: “… ik zit maar thuis. Weet je wel hoe saai dat is? Weet je wel hoe saai jij bent? Nooit zeg je wat. Nooit wil je wat…”. Om het maar niet te hebben over zijn achterlijke voetbalvriendjes van tegen de dertig, die nog steeds bij hun ouders wonen: “ … Ze heeft hen horen zeggen dat ze haar een arrogant mokkeltje vinden, en dat vindt ze prima…”. Al gauw laat Leroy haar in haar eentje naar de kerk gaan. Eigenlijk wil Vera ook niet meer, maar het is zo rot om dat mee te delen aan haar ouders: “… Haar eigen beklemming verbaast haar. Het beschuldigende kom-kom van de klokken, de druipende zwaarmoedigheid van de man in toga, het orgelgeweld, de harde banken, het zuchten en geschraap van de kelen van de kudde – alles geeft haar een paniekgevoel, een ritmische vuistslag die van binnenuit hoog tegen haar borstkas timmert…”. Als ze thuis komt: “… ‘Hoe was het in de kerk?’ ‘Supergaaf.’ Ze rolt met haar ogen…”.

 

Opgeklopt gevoel

Vera treft een buurvrouw met een hyperactief gezin bestaande uit vijf stuiterende kinderen plus een woeste Rock ‘n  Roll-man, die bij een blije pinkstergemeente horen. Voor ze het weet heeft ze zich opnieuw laten dopen in hun halleluja-kerk. Haar ouders krijgen een rolberoerte. Vera is altijd gevoelig geweest voor spiritualiteit; iets waar haar vader met zijn nuchtere boerenverstand het zijne over denkt. Over een ‘opwekking’ in het buitenland: “… Een team zendelingen is afgelopen jaar naar arme dorpen in India geweest en daar hebben ze de mensen een film over Jezus laten zien, en al die mensen gingen in Jezus geloven, echt honderden!...”. Haar vader, bepaald niet onder de indruk: “… Mwah… Die mensen hadden waarschijnlijk sowieso nog nooit een film gezien. Als die zendelingen hun een James Bond-film hadden laten zien, waren het allemaal volgers van double-oh-seven geworden…”. Haar vader kan er met z’n hoofd niet bij dat Vera zo stom is in de wonderen die er in de pinksterkerk gebeuren, te geloven: “... Dat is gewoon zijn opgeklopte gevoel geweest, dat ervoor zorgde dat hij op dat moment even geen pijn voelde…”. Hij irriteert zich mateloos aan mensen die denken dat ze God in hun broekzak hebben: “… Die roepen ‘Prijs de Heer!’ als de zon schijnt wanneer ze willen barbecueën. Kom nou toch. Alsof Hij zich daarmee zou bemoeien. Nee, Vera, we moeten bidden en werken. Schouders eronder. We zijn zelf verantwoordelijk voor ons leven. We kunnen niet alles op ‘de Heer’ afschuiven…”. Vera, vol pinkstervuur: “… ‘God wil zijn kinderen alles geven, papa. We mogen alles vragen, dus ja, ook goed weer tijdens je barbecue’ ‘Onzin. Hij is geen Sinterklaas. Je vergeet zijn heiligheid’. ‘En u vergeet dat Hij zich opstelt als een vader, en dan mag ik dus alles tegen Hem zeggen’ …”. Pa verliest Gods heiligheid anders ook danig uit het oog: “… ‘Ja hoor, en Hij kletst de hele dag terug zeker,’ sneert haar vader…”. Eigenlijk weet hij het eveneens niet zo precies allemaal: “… Wanneer ze haar vader vragen stelt over Gods aanwezigheid en zijn ingrijpen, lurkt hij peinzend aan zijn sigaret en zegt dat de mens worstelt met God en met het leven, dat we in het duister tasten, dat we er een potje van maken, en dat al het goede uiteindelijk genade is…”.

 

New Age

Vera raakt van de regen in de drup, want de pinksterkerk is de andere kant van bi-polaire gestrengheid - zie ook “De erfenis van Adriaan” van Johan Lock. De gereformeerde leer zou je introvert kunnen noemen; de evangelische extravert. Zo deprimerend als de zware kerk, zo high de charismatici: “… De halleluja-christenen geloven in een zachtaardige God, maar ook in een zeer aanwezige duivel. Handlangers van de duivel, demonen, kunnen bezit van je nemen, als je je bezighoudt met zaken die niet van God zijn, zoals zedeloosheid en occulte praktijken. ‘Weg met andere goden! Weg met magie!’ Gerben steekt zijn vuist in de lucht.’We willen niks te maken hebben met sprookjes, met yoga of met homeopathie.’ ‘Amen!’ roept de man met de snor, en hij maakt een sprongetje in het gangpad…”. De buurvrouw vertelt dat zij en haar man zich jaren hebben bezig gehouden met meditatie en New Age: “… Wij mochten ons best verdiepen in die heidense zaken. Maar Gerben was wel regelmatig depressief in die tijd, en ons huwelijk was een ramp. We hadden steeds ruzie. Toen we de Heer eindelijk in ons leven toelieten werd alles beter…”. En even verder: “… ‘Van occulte zaken word je depressief, of ziek.’ Vera kijkt uit het raam. Haar moeder droomde van de demonen van Jeheronimus Bosch. Zou ze niet ziek zijn geworden als ze dat rotboek niet in huis hadden gehad?...”. Het valt mij op dat christenen die daadwerkelijk in de New Age-wereld hebben gezeten vaak de fanatiekste tegenstanders worden – zie “Genezing uit het Oosten?” van Ruud van der Ven.

 

Hokuspokus

Wie is er uiteindelijk gekker? Vera vertelt haar buurvrouw over de problemen in haar huwelijk. “… Misschien zijn er nog barrières in jullie leven, of occulte dingen in jullie huis, waardoor de duivel invloed heeft in jullie relatie…”, oppert ze. Als Leroy een avondje gaat poolen in de stad komt de buurvrouw met haar man het huis schoon bidden: “… De oogleden van Els bibberen en haar handen trillen licht. ‘De Heer laat mij zien welke occulte dingen je moet weggooien, Vera.’ Vera pakt een vuilniszak, ze stroopt haar mouwen op en alle dingen die Els op haar hart krijgt, gooit ze in de zak. Haar kunstboeken, met werken die gebaseerd zijn op mythologische figuren, deugen niet en verdwijnen in de plastic zak. Muziek met sombere teksten – weg ermee. Kaarsen die ze heeft gekocht in een winkel waar ook Boeddhabeeldjes worden verkocht – in de vuilniszak. ‘Ik heb het idee dat er een negatieve macht van fantasie in de kamer hangt,’ zegt Els. Vera’s ogen gaan langs de boekenkast en ze stoppen bij de Narniaboeken. Faunen, bosgeesten, centaurs… Nee, heus niet, nee! Dat kan het niet zijn. Alle schaduwen vluchten voor de warme adem van de Leeuw. Ze zoekt verder en pakt dan het sprookjesboek van Grimm uit de kast…”. Ze bidden of Jezus de demonische kracht van somberheid die in Vera’s moeder huist wil verbreken. De buurman begint in tongen te spreken: “… Hij legt een hand op haar hoofd en bidt in een onbekende taal met veel spuuggeluiden. Vera’s hoofd gloeit en tintelt onder Gerbens aanraking. Nog is het niet klaar. Els tikt met haar wijsvinger tegen haar onderlip. ‘Zit Leroy soms nog vast aan occulte zaken? Hij heeft toch in Afrika gewoond? Nou, daar stikt het van de occulte praktijken. En waar komt zijn moeder ook alweer vandaan? Suriname? O, Aruba? Die godsdiensten daar zijn ook niet zo fris, hoor.’ ‘Zijn oma is rooms-katholiek, geloof ik, maar Leroy zegt dat haar geloof ook best veel op het onze lijkt,’ zegt Vera. ‘Ze gelooft ook in wonderen, en zo.’ ‘Mm… vermenging van godsdiensten dus,’ zegt Gerben. ‘Mariaverering en nog een beetje hokuspokus, dat klinkt niet goed, hoor Vera. Zijn er ook voorwerpen van die oma in huis?’…”. En even verder: “… ‘een alziend oog, een amulet misschien?’ gaat Els verder. ‘De Heer laat me zien dat er echt iets speelt op dit gebied, Vera. Satan heeft ingang via een bepaald voorwerp, maar ik weet niet wat het is’ …”. In de kledingkast boven bewaart Leroy waarachtig een flesje met gewijd water uit een bron waar een wonder gebeurde volgens zijn oma. In de naam van Jezus wordt de occulte macht van het ‘voodoo-flesje’ verbroken.

 

God danst als een vrouw met brede heupen

Wanneer Vera zich met vluchtelingenwerk inlaat, verbreedt ze eindelijk haar horizon. Ze gaat een keertje stappen met collega’s. Leroy vindt dat prima. Hij ondergaat zelf nog liever een wortelkanaalbehandeling dat dat hij zich begeeft in een donker hol vol zweterige vreemden die de hele avond hossen op dreunende top 40-muziek, schrijft Reesink grappig. Ik heb ook zo’n man. Vera wordt met een kater wakker. Geshockeerd maakt ze kennis met een lesbische medewerkster. Ze droomt van een papa die ze tegenkomt in de peuterspeelzaal met een doorzichtig plastic tasje waarin naast “Welterusten, Kleine Beer” en “Nijntje in de dierentuin” ook “Liefde in tijden van cholera” zit. Leroy leest nooit! In de pinksterkerk wordt Vera net zo goed aangesproken over  haar te korte rokje en ander onzedig gedrag. Als ze tegen kerst met een stel geloofsgenoten folders staat uit te delen in de stad, kan ze alleen maar denken dat ze wel gestoord lijken met z’n allen: “… De ongelovigen doen haastig boodschappen; die willen helemaal geen diepzinnig gesprek over zonde en verlossing. Die willen lekker naar huis, die willen filmpjes kijken in hun pyama op de bank, en glühwein drinken naast hun gezellige heidense kerstboom…”. Wanneer ook haar tweelingbroer met een psychose wordt opgenomen, meent haar buurvrouw dat hij bezeten is door de duivel. Eindelijk knapt er iets in Vera. Begint ze in te zien hoezeer ze gemanipuleerd wordt. Een en ander leidt tot een definitieve breuk met de kerk. Er komen nog tig huwelijksproblemen voorbij, maar op het eind vindt Leroy de vrouw van wie hij houdt weer terug. Als ze (tijdens een familie-uitje) naakt als Botticelli’s Venus, opduikt uit de golven van de zee rond Vlieland. Kleffer kan bijna niet. Misschien moet je het als de definitieve wedergeboorte via een doop  zien: drie keer is scheepsrecht. Eindelijk zichzelf. Heel. Heil. Vera is God zeker niet kwijt. “… Boven haar schildert een wervelende spreeuwenzwerm golvende figuren in de grijze lucht. God danst als een vrouw met brede heupen…” (ik herinner me ook een zwerm zwarte vogels in de film van "Knielen op een bed violen" die juist heel dreigend overkomt). Kijk, daar word ik nou vrolijk van. Vera zou “De ontembare vrouw” van Clarissa Pinkola Estés eens moeten lezen.

 

Uitgave: Plateau – 2019, 360 blz., ISBN 978 905 804 151 7, 15,-

Rechtstreeks bestellen: klik hier

 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten