zondag 26 augustus 2012
De ijsballon – Alec Wilkinson
Subtitel: Een dramatische ontdekkingsreis naar de Noordpool
In wat ongetwijfeld als ‘heetste weekend van 2012’ geboekstaafd gaat worden – 18 & 19 augustus – “De ijsballon” van Alec Wilkinson (1952; werkte bij de politie, publiceerde negen boeken waarvoor hij een Guggenheim Fellowship, de Lyndhurst Prize en de Robert F. Kennedy Book Award ontving, schrijft sinds 1980 voor The New Yorker) gelezen. Ik kreeg het vanzelf koud.
Dit ‘ijzingwekkende’ verhaal is opgehangen aan de persoon van Salamon August Andrée (1854-1897), een Zweedse ingenieur, die op het idee kwam om met een waterstofballon naar de Noordpool te varen. Hij dacht dat dat wel in 43 uur was te fiksen. Daarna kon hij ergens in Alaska landen, of misschien – nog mooier – in San Francisco. Met twee compagnons steeg hij zondag 11 juli 1897 vanaf Spitsbergen op, en verdween in het niets. Pas in 1930 vond een groep walvisvaarders hun skeletten en een serie dagboeken (waardoor wij alles van hen weten) terug in het ijs.
Minstens duizend anderen hebben voor Andrée ook geprobeerd de pool te bereiken. Per schip. Alle pogingen mislukten jammerlijk. De boten kwamen vast te zitten en werden als luciferhoutjes verbrijzeld door het pakijs. Tenminste 751 van hen verdronken, verhongerden of vroren dood. Je moest dus wel behoorlijk gek zijn om tóch weer een poging te wagen. En passant doet Wilkinson ook de geschiedenis van deze voorgaande poolexpedities uit de doeken en vertelt hij allerlei legenden en verhalen die met de Noordpool zijn verweven, wat zijn boek buitengewoon gevarieerd en levendig maakt.
About heaven & hell. Nergens liggen sublieme schoonheid en meedogenloze wreedheid zo dicht bij elkaar als in de Arctische wereld. Als je daar strandde was je simpelweg overgeleverd aan de goden en had je NIETS meer te vertellen: “… Het is me te beurt gevallen, het grote avontuur van het ijs, diep en puur als oneindigheid, de stille, door sterren verlichte poolnacht, de natuur zelf in al haar diepzinnigheid, het mysterie van het leven, de onophoudelijke cirkelbeweging van het universum, het feest van de dood, zonder lijden, zonder spijt, eeuwig in zichzelf. Hier in de verheven nacht sta je in al je naakte onbeduidendheid, oog in oog met de natuur, en je vlijt je vroom neer aan de voeten van de eeuwigheid, aandachtig luisterend; en je kent God die het al bestuurt, het centrum van het universum. Alle raadsels van het leven lijken helder voor je te worden, en je lacht om jezelf dat je zo door gepieker kon worden verscheurd, het is allemaal zo nietig, zo onuitsprekelijk nietig… ‘Wie Jehovah ziet, sterft.’…”. Aldus Adolphus Greeley, een Amerikaanse ontdekkingsreiziger waarvan verder niets meer werd vernomen.
De van overal opgedoken logboeken bevatten bepaald geen verhalen voor watjes:
“… Ellisons bevroren vingers vielen eraf. Dokter Pavy sneed de smalle huid bij de enkel door waaraan zijn voet nog slechts vastzat. Zijn andere voet viel er twee dagen later vanzelf af…”.
Over beren: “… toen Johansen een touw bij zijn kajak oppakte, zag hij aan een punt van de boot iets ineengedoken zitten waarvan hij dacht dat het een hond was. Ogenblikkelijk ‘kreeg hij een tik om de oren waardoor hij sterretjes zag’. De klap deed hem achterovertuimelen…”.
Over wolven: “… De Eskimo’s staken verscheidene scherpe messen met het lemmet omhoog in het ijs, waarna ze de lemmeten besmeerden met bloed. De wolven likten van de lemmeten en sneden hun tong, maar voelden dat niet vanwege de kou. Door hun eigen bloed op de lemmeten bleven ze likken ‘totdat hun tongen aan flarden waren en ze ten dode waren opgeschreven’…”.
Huiveringwekkende dorst: “… Hij dronk alles wat maar een zweem van alcohol had, zelfs verf…”.
Huiveringwekkende honger: “…Ik heb alleen mijn eigen laarzen opgegeten en een oude broek die ik van luitenant Kislingbury had gekregen…”.
En nóg meer honger: “… Maanden later vonden de Eskimo’s bij de rivier ongeveer dertig lijken en een paar graven. Een dag gaans daarvandaan vonden ze nog vijf lijken. Op beide plaatsen waren veel van de lijken verminkt … Klaarblijkelijk hebben de omstandigheden onze ongelukkige landgenoten gedreven tot dat laatste gevreesde alternatief als middel om in leven te blijven…”. Oftewel: kannibalisme.
Ongelooflijk mooi schrijft ene Elisha Kane over de gigantische en spookachtige ijsbergen die in zee drijven: “… Er was iets ondefinieerbaars aan ze. Ze waren zo vredig en puur, zo massief en toch vluchtig, zo majestueus in hun sombere schoonheid maar niettemin gespeend van de treffende details die iets een eigen karakter verlenen, dat ze mij veeleer stof voor dromen toeschenen dan dingen die vastomlijnd in woorden kunnen worden gevangen…”. De poolwereld is materieel en etherisch tegelijk.
Wilkinson: “… In de bittere kou werd boter zo hard als steen, moest vlees gespleten worden als haardhout en kon kwik uit een geweer worden weggeschoten. In streken in Siberië werd melk in stukken verkocht… Toen de presbyterianen in de negentiende eeuw naar Alaska gingen, vertelden ze de indianen over het hellevuur dat eeuwig brandde, wat de indianen best aantrekkelijk vonden klinken zodat de missionarissen de hel moesten veranderen in een oord waar het altijd koud was…”.
Het probleem van overwinteren in hutten: “… Ze waren nog met veertien, van wie het merendeel besloot de hut te verlaten omdat er continu water van de smeltende sneeuw binnendruppelde waardoor ‘we geen droge draad meer aan het lijf hebben en het erbarmelijk met ons gesteld is’…”.
Ene luitenant Colwell haalt een stel overlevenden van een ijsschots: “… Toen Brainard werd uitgekleed, troffen ze eeltplekken van wel anderhalve centimeter dik op zijn knieën aan. ‘Na zoveel maanden in de desolate Arctische streken, na zoveel lijden en het doormaken van de meest afschuwelijke gebeurtenissen, stonden de mannen nog maar zelden rechtop,’ vermeldt het verslag. ‘Ze kropen op handen en voeten rond, over steen en ijs.’ …”.
Wolken en mist dwongen Andrée zijn ballon op het ijs te zetten en te voet verder te gaan. Zelfs met sleeën was het reizen vreselijk afmattend. De Noordpool kent zelden ongebroken ijs. De mannen moesten met heel hun hebben en houden van schol naar schol springen, waardoor ze met een slakkengang van soms maar een kilometer per dag vorderden. Het ijsoppervlak bestond uit richels, wallen en breuken in de zee, afgewisseld met gesmolten sneeuwwater, brijpoelen (zout water bevriest anders dan zoet water; de delen rondom zoutkristallen bevriezen n.m. niet, waardoor een papperige structuur ontstaat), en ijsbulten waar ze zich een weg doorheen moesten hakken. Zodra ze gingen zweten bevroren hun jassen, waardoor het leek alsof ze in een harnas liepen. De stijve jassen maakten een krakend geluid wanneer ze bewogen.
Het meest buitenissige effect van de vaak roerloze Arctische lucht is dat hij zoveel vocht en ijskristallen kan bevatten dat je door de breking van het licht de gekste dingen gaat zien.
In 1854 schreef Elisha Kane: “… Er zweeft een zwarte bol in de lucht op zo’n drie graden noordelijk van de zon. Je kunt onmogelijk uitmaken wat het is. Een vogel of een ballon? Op dit moment begint het aan de randen ervan te glinsteren, en opeens verandert het van vorm. Nu kun je duidelijk zien wat het is. Het is een enorme piano, zo klaar als een klontje. Nee, dat was toch te snel! Je had dat amper gezegd voordat het een aambeeld was geworden – een aambeeld zo groot dat Vulcanus en zijn cyclopen er de magneetsteen van de polen op konden smeden. Je hebt dat alles nog net niet tot je tevredenheid vastgesteld voordat je aambeeld zichzelf alweer omvormt: het trekt zich naar binnen samen, rondt zich aan de randen af en, presto, het heeft een dubbelganger van zichzelf gemaakt: een kolossale halter. Wacht even! Daar is de zwarte bol weer terug. Ongeveer een uur na deze zinsbegoochelende tovenarij raakte de hele horizon in beroering: grote bergen verhieven zich erboven, en een parelmoeren lucht en parelmoeren water mengden zich zo door elkaar dat je niet kon bepalen waar het een begon of het ander ophield. Je schip bevond zich binnen in een reusachtige bol; ijsgestalten van een onbeschrijflijke verscheidenheid om je heen, evenals jezelf zwevend in pure leegte; de vlucht van een vogel is even duidelijk waarneembaar in de diepte van de zee als in het ononderbroken element daarboven. Niets overtreft ondertussen de zonderlinge schoonheid van onze reisgenote de ‘Rescue’, zoals ze daar tussen hemel en aarde ligt in spiegelbeeldige verdubbeling…”.
Rauw, bedwelmend en om high van te worden; dit boek…
“De ijsballon” is voor €22,50 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).
Uitgave: Ambo – 2012
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten