Toen ik in verband met “De kellner en de levenden” - zie mijn vorige blog - op internet zocht naar wat anderen over het boek zeiden, kwam ik op scholieren.com nogal wat mensen tegen die het een moeilijk boek vonden omdat ze de Bijbelse verwijzingen niet snapten. Als je niet gelovig bent opgevoed en de Bijbel nooit hebt gelezen denk ik dat je inderdaad over veel dingen heen leest. Dat Jezus Christus de spil is waarom het christendom draait zal een gemiddelde havo of vwo-student nog wel weten, maar met een opmerking van één van de personages dat het nog wel lang zal duren voordat hij van ‘een Saulus verandert in een Paulus’, wordt het al een stuk ingewikkelder.
Toegankelijk
Nu kun je natuurlijk de Bijbel (een boek dat in feite bestaat uit een verzameling van 66 geschriften die in drie oude talen zijn geschreven: het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks) gaan lezen, maar in welke vertaling? Eén van de meest toegankelijke die ik ken is van de hand van de Amerikaanse theoloog Eugene Peterson. Hij vertaalde de Bijbel in hedendaags Engels onder de titel “The Message of Hope” (2002). Een werk dat aansloeg bij miljoenen gelovigen over de hele wereld. Twee christelijke uitgevers, Paul Abspoel van Ark Media en Gerhard Rijksen van Uitgeverij Gideon, hebben daarom het plan opgevat “The Message of Hope” in het Nederlands uit te brengen. Ik kreeg alvast een voorproefje: een pilotuitgave dat het hele Marcusevangelie, de hele Jacobusbrief, grote delen uit de Romeinenbrief en Kolossenzen, een aantal Psalmen en 1 Korinthe 15 bevat.
Verlangen naar meer
Peterson vertelt in het voorwoord dat hij bij het vertalen uit de grondtekst twee groepen in gedachten had: zij die de Bijbel nooit gelezen hadden, en zij die de Bijbel zo vaak gelezen hadden dat ze er niet meer door verrast werden. Ik hoor overduidelijk tot de tweede groep.
Over het woord ‘hoop’ in de titel: “… Wat wij najagen in deze wereld – een huis, een baan, een gelukkig gezin en succes – kan goed zijn, maar zal ons nooit helemaal bevredigen. Toch vestigen wij vaak onze hoop op zulke zaken. Maar zelfs als we al deze dingen weten te bereiken, kunnen we ons toch nog leeg en onvoldaan voelen. En verlangen naar meer. Is er iets waar we al onze hoop op kunnen richten en wat werkelijk volledig de moeite van ons leven waard zal blijken te zijn?...”. Volgens de Bijbel is er zeker ‘meer’. En dat ‘meer’ heeft te maken met God.
‘Ervoor’ en ‘erna’
In dit boekje is als eerste het evangelie van Marcus aan de beurt. Mij is wel vaker geadviseerd om, als je voor het eerst de Bijbel gaat lezen, met dit evangelie of in ieder geval het Nieuwe Testament te starten. Begin je bij Genesis, en lees je van kaft tot kaft, dan word je binnen de kortste keren geconfronteerd met buitensporig geweld en verdwaal je in onvoorstelbaar wrede oorlogsverhalen. ISIS is er niets bij, vonden heel wat mensen op facebook met wie ik momenteel binnen een jaar de Bijbel probeer door te lezen (volgend jaar nemen we de Koran, is de bedoeling). Dat is óók de Bijbel.
Marcus vertelt over de gebeurtenis die de geschiedenis in tweeën deelt, in ‘ervoor’ en ‘erna’ en de wereld voor altijd veranderde: het leven, het sterven en de opstanding van Jezus. Het speelt zich allemaal af in Palestina, een kleine uithoek van het Romeinse Rijk. Vrijwel niemand merkte er iets van.
Het leven van Jezus
Het verhaal begint met het optreden van de profeet Johannes de Doper, die gekleed in een mantel van kamelenhaar en levend van sprinkhanen en wilde honing, rondstruint in de wildernis. Hij kondigt de komst van Jezus aan, die zich door hem laat dopen in de Jordaan, waarbij een stem uit de hemel openbaart dat Hij de Zoon van God is. Daarna doet Marcus rechttoe rechtaan verslag van het verloop van het leven van Jezus. Marcus schrijft over de veertig dagen en nachten waarin Hij door Satan op de proef wordt gesteld, over de roeping van de twaalf discipelen, over de verhalen die Jezus vertelt en het onderwijs dat Hij geeft: “… Je kunt jezelf niet hogerop helpen. Je moet jezelf opofferen; dat is de weg, mijn weg, om jezelf, je ware ik, te redden. Wat heb je eraan als je alles bereikt wat je hartje begeert, maar je jezelf, je ware ik, kwijtraakt? Wat is er méér waard dan je ziel?...”. Hij heeft het over de zieken die Jezus geneest en de demonen die Hij uitwerpt: “… De waanzinnige man was niet langer een wandelend gekkenhuis, maar zat rustig, volledig bij zijn verstand en netjes aangekleed bij Jezus…”. Hij vertelt over de wonderen die Jezus doet: vijf broden die Hij in zoveel stukken breekt dat er vijfduizend mensen door gevoed kunnen worden en dan is er nog over, evenzo doet Hij met een paar vissen. Hij gebiedt een storm te gaan liggen en kan over water lopen. Marcus vertelt over de discussies onder de mensen over wie Jezus eigenlijk is:
“… Herodes zei: ‘Dat moet vast Johannes de Doper zijn, die teruggekomen is uit de dood! Daarom kan hij zulke wonderen doen!’ Anderen zeiden: ‘Nee, het is Elia.’ Weer anderen meenden: ‘Hij is een profeet, net als die andere profeten van vroeger.’ Maar Herodes gaf geen krimp: ‘Het is Johannes, zeker weten! Ik heb zijn hoofd afgehakt, maar nu is hij terug – levend en wel.’…”. Het gaat over de godsdienstige leiders uit Jeruzalem die het heiligschennis vinden dat Jezus zich voordoet als de beloofde Messias: “… Zij verspreidden het gerucht dat Jezus zich met zwarte magie bezighield en duivelse trucs gebruikte om indruk te maken op de mensen met zijn geestelijke macht…”. Uiteindelijk brengen ze Hem daarom ter dood. Zoals Hij had voorzegd wordt Hij gekruisigd. Het wonder is dat hij na drie dagen opstaat. Drie vrouwen die met specerijen zijn dode lichaam willen balsemen komen bij zijn lege graf aan, waar een engel hen vertelt dat Hij uit de dood is opgewekt en naar Galilea is gegaan om daar zijn leerlingen te ontmoeten. De vrouwen: “…waren buiten zinnen, hun hoofden vol met vragen. Ze waren zo beduusd dat zij tegen niemand iets zeiden…”.
De betekenis van het leven van Jezus voor ons
Vervolgens gaat de Romeinenbrief (de teksten komen uit de hoofdstukken 1 t/m 8) van een leider van de jonge kerk, Paulus, in op de betekenis van het leven van Jezus voor ons. Paulus identificeert Hem als de Messias: “… De heilige geschriften bevatten verslagen van profeten die vooruitwijzen naar Gods Zoon. Zijn afstamming van David zegt iets over zijn historische wortels; zijn unieke identiteit als Zoon van God werd ons getoond door de Geest, toen Jezus uit de dood tot leven werd gewekt. Daarmee werd Hij geïdentificeerd als de Messias, onze Meester…”. Hij legt uit hoe de zonde de mensen heeft verwijderd van God: “… Jullie kennen het verhaal van Adam, die ons in deze benarde positie heeft gebracht. Eerst was er de zonde, toen de dood, en nu is er niemand die niet met zonde en dood te maken heeft…”. En hoe Jezus is gekomen om het leven te herstellen: “… Hier komt het in een notendop op neer: zoals één enkele persoon de mist in ging en ons in de problemen bracht met zonde en dood, evenzo deed een ander het goed en Hij bevrijdde ons hiervan. Meer nog dan dat: Hij hielp ons niet alleen uit de moeilijkheden, Hij bracht ons in het Leven! Eén man zei ‘nee’ tegen God en stuurde zo heel veel mensen in de fout; en één man zei ‘ja’ tegen God en zette zo velen op het juiste spoor…”. En even verder: “… Toen Jezus stierf, nam Hij de zonde met zich mee de diepte in. Maar nu Hij weer leeft, brengt Hij God bij ons op aarde…”. Hij legt uit dat het geloof niet gaat om het houden van allerlei wetjes en regeltjes. Die leren je eigenlijk alleen maar de ‘verboden vruchten’ van de zonde kennen: “… De wetten, die bedoeld waren als kaders voor mijn leven, werden instrumenten van verleiding…”. Wij moeten op de eerste plaats ons vertrouwen stellen op God, en dan komt de rest vanzelf wel:
“… God reageert niet op wat WIJ doen, wij reageren op wat GOD doet…”. Uitgebreid haalt Paulus het voorbeeld van Abraham aan: “… Hij vertrouwde erop dat God hem op het juiste spoor zou zetten en probeerde niet uit alle macht zelf goed te worden…”. Bekering is in Paulus ogen vooral je richten op God: “… Geobsedeerd zijn door jezelf leidt nergens toe in dit verhaal, maar aandacht voor God, die leidt naar het open, heerlijk ruime, vrije leven. Gericht zijn op jezelf is het tegenovergestelde van gericht zijn op God. Iedereen die helemaal vol is van zichzelf, denkt uiteindelijk meer aan zichzelf dan aan God…”.
Oog in oog met echte grootheid
Kolossenzen is ook een brief van Paulus, waarvan de hoofdstukken 1:13 tot en met 3:17 zijn vertaald. Peterson: “… Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar bijna alle mensen beseffen diep van binnen: heb je met Jezus te maken, dan sta je oog in oog met echte grootheid. Maar mensen die geloven in de grootheid van Jezus willen vaak ook andere namen aan dat lijstje toevoegen, van personen die zij net zo belangrijk vinden. Namen als Boeddha, Mozes, Socrates en Mohammed, en mogelijk nog wat andere, persoonlijke favorieten. Voor deze mensen is Jezus belangrijk, maar niet het allerbelangrijkst. Zijn reputatie is goed, maar niet beter dan die van veel anderen. Sommigen van de christenen in Kolosse leken er ook zo over te denken. Voor hen hadden veel ‘kosmische krachten’ evenveel betekenis als Jezus. Paulus’ boodschap aan deze mensen is dat Jezus Christus werkelijk uniek is. Niets wat niet met Hem verbonden is, heeft blijvende waarde. Maar iedereen die oprecht zijn vertrouwen op Hem stelt, ontvangt een diep, blijvend besef van de zin van het leven…”. Paulus: “… Ik vertel jullie dit, omdat ik niet wil dat iemand jullie kan verleiden gebakken lucht na te jagen, of op jacht te gaan naar andere zogenaamde ‘mysteries’ of het ‘Grote Geheim’…”. Ik moest onmiddellijk denken aan het monumentale werk van Umberto Eco, "De slinger van Foucault", waarin drie vrienden een geheim plan trachten te ontmaskeren dat zich achter de zichtbare werkelijkheid zou schuilhouden waardoor ze verstrikt raken in allerlei complottheorieën en te maken krijgen met onvoorspelbare occulte machten. Uiteindelijk onthult het plan inderdaad ‘niets’.
Leef goed, leef wijs, leef nederig
Naast een aantal psalmen is verder nog de brief van Jacobus, ook een leider van de vroege kerk, in dit boekje opgenomen. Wel een leuk begin: “… Aan de twaalf stammen die verstrooid zijn tot op de dag dat het koninkrijk aanbreekt, schrijf ik: Hallo! …”. Christenen zijn geen heilige boontjes; als christenen samenkomen in kerken, gaat vroeg of laat alles mis wat mis kan gaan. Jacobus vertelt hoe we met elkaar om moeten gaan en hoe we het geloof handen en voeten kunnen geven: “… Leef goed, leef wijs, leef nederig…”. Echte godsdienst, “… van het soort dat voldoet aan de normen van God de Vader, is dit: je bekommeren om mensen die zonder onderdak en zonder liefde door het leven gaan, en jezelf beschermen tegen bederf van deze wereld die van God los is…”. En even verder: “… Geen grote waffel meer tegen elkaar vrienden…”, want “… Vriendelijke ontferming wint het altijd van keiharde veroordeling…”. Volgens Jacobus komen de losers van deze wereld op de eerste plaats bij God. Hij gaat flink tekeer tegen de rijken: “… Nog een laatste woord aan jullie, arrogante rijken: Leer wat klaagliederen uit je hoofd. Jullie zullen emmers nodig hebben om alle tranen op te kunnen vangen als de boel instort. Jullie geld is zwart en jullie kleren stinken. Jullie overdadige luxe vreet aan jullie ingewanden en maakt jullie levens van binnenuit kapot. Jullie dachten misschien dat jullie rijkdommen aan het opstapelen waren, maar in werkelijkheid stapelen jullie aanklachten tegen jezelf op. Al die werknemers die jullie hebben uitgebuit en bedrogen, roepen om een rechtvaardig oordeel. Het gekreun van de arbeiders die jullie hebben ingehuurd en misbruikt, weerklinkt als een luid gebrul in de oren van de Meester-Vergelder. Jullie hebben de aarde leeggeplunderd en opgebruikt. Maar alles wat het jullie uiteindelijk oplevert, is een bovengemiddeld dik lijk. Feitelijk hebben jullie volmaakt onschuldige mensen veroordeeld en vermoord, mensen die dat allemaal maar hebben moeten ondergaan…”.
Opstanding
Het laatste fragment bevat 1 Korinthe 15 waarin Paulus het heeft over de opstanding die het bewijs is van de goddelijkheid van Jezus: “… als er geen opstanding is voor Christus, dan is alles wat wij jullie verteld hebben één grote poppenkast…”. Met de opstanding valt of staat het christelijke geloof: “… Als we uit Christus alleen maar een beetje inspiratie halen voor een paar levensjaren, dan zijn we slechts een zielig zooitje…”. Iedereen die gelooft dat Christus is opgestaan, zal zelf ook opstaan, om eeuwig met Hem te leven, zegt Paulus.
Om nog even terug te komen op de vetgedrukte proloog aan het begin van deze blog: Paulus was in eerste instantie een fanatieke christenvervolger. “… Ik verdien niet om tot de groep van intimi gerekend te worden, omdat ik – zoals jullie weten – gedurende die eerste jaren mijn uiterste best heb gedaan om Gods kerk volledig de grond in te stampen…”. Als hij zich bekeert heet hij niet langer Saulus, maar Paulus.
Uitgave: Gideon en Ark Media – 2015, 128 blz., ISBN 978 903 381 743 4, € 4,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten