Ken je Banksy nog? De kunstenaar die oktober vorig jaar in het nieuws was omdat hij in de lijst van zijn schilderij - dat werd geveild voor 1,18 miljoen (!) euro - een papierversnipperaar had aangebracht, zodat het voor de ogen van het publiek ter plekke werd vernietigd?! Zie hier. Laatst was ik een paar dagen bij mijn dochter in Bristol (UK), toen ik er achter kwam dat het de geboorteplaats van Banksy was, en je er zelfs een heuse Banksytour kunt lopen. Het intrigerende is dat niemand weet wie Banksy precies is. Net zoals sommige schrijvers buiten beeld willen blijven (Hendrik Groen, Elena Ferrante), wil Banksy dat ook. Weer terug kon ik zo gauw maar één Nederlandstalig boek over hem vinden: “Banksy. De man achter de muur” van Will Ellsworth-Jones (Londen), correspondent voor “The Sunday Times” in New York. Uit 2012, dus inmiddels ongetwijfeld alweer hopeloos achterhaald, maar er stond genoeg over het street art-fenomeen in om een hele nieuwe wereld voor mij te openen.
Van vandaal naar Scarlet Pimpernel (zoals hij ook wel wordt genoemd)
De van oorsprong graffitikunstenaar Banksy begon zijn carrière als Robin Hood-artiest toen hij op een woensdag in oktober 2003 het Tate Britain binnen wandelde, en er illegaal een eigen bewerkt schilderij van de rommelmarkt naast een bucolisch achttiende-eeuws landschap plakte: “ … Het is of je een bankroof plant…”. Hij had er blauw-witte politietape overheen gestencild, noemde het volgens een begeleidend titelbordje ‘Crimewatch UK Has Ruined the Countryside for All of Us’, met als uitleg: “ … Gesteld kan worden dat de beschadiging van zo’n idyllisch tafereel weerspiegelt hoe ons land is verwoest door zijn obsessie met misdaad en pedofilie, en waar elk bezoek aan een mooie, afgelegen plek tegenwoordig lijkt te zullen uitlopen op mishandeling of het vinden van verspreide lichaamsdelen…” (hoe ironisch is dat nu helemaal na wat wij weten over wat er gebeurd is met Anna Faber en Julie van Espen). Eronder stond ook nog “… Er is weinig bekend over Banksy, wiens werk wordt geïnspireerd door stuff en televisie overdag…”. In de zeventien maanden daarna haalde Banksy eenzelfde stunt uit in zeven musea in Parijs, New York en Londen. Daarbij ging het om een object met een opgezette rat in een glazen kist, compleet met spuitbus, microfoon, zaklantaarn, rugzak en zonnebril voor een tekst in graffitistijl: OUR TIME WILL COME. En een eigen versie van de MONA LISA: haar gezicht veranderd in een smiley. Verder om een bewerkt schilderij van een koddige, bepruikte aristocraat met een spuitbus in de hand tegen een achtergrond vol graffiti: een simpel peaceteken en de kreet ‘no war’. Een vrouw met een antiek gasmasker. Titel: ‘You Have Beautiful Eyes’. Een glazen kastje gevuld met een kever waarvan de vleugels waren voorzien van een jachtbommenwerper met raketten daaronder. Volgens het naambordje de ‘Withus Oragainstus-kever’ (Tegen Ofvoorons). In navolging van Andy Warhols beroemde soepblikken een eigen schilderij van een blik Tesco instant tomatensoep: ‘Discount Soup Can’. Een authentiek ogend, ruw stuk zogenaamd 1ste eeuws Romeinse grafsteen, waarop een holbewoner met een winkelwagentje en daarbij de verklaring: “ … Over de kunstenaar, die veel werk heeft nagelaten in het zuidoosten van Engeland onder zijn bijnaam Banksymus Maximus, is verder nauwelijks iets bekend. Van dit soort werk is helaas weinig bewaard gebleven. Het grootste deel is vernietigd door overijverige gezagsdragers die het belang en de historische waarde van gekrabbel op muren weigeren in te zien…”. Banksy betreffende de vraag of graffiti kunst is: “ … Het moet wel nu het in de fucking Tate hangt…”. Elsworth-Jones: “ … Hoewel zijn museumbezoeken Banksy uiteindelijk veel geld zouden opleveren, was dat waarschijnlijk het laatste wat hem in die tijd bezighield. Het lijkt vreemd om het te zeggen over een kunstenaar die anoniem wil blijven, maar zijn museumovervallen gingen over roem en erkenning, over mensen die nooit een galerie of museum bezochten, mensen die zijn werk voor het eerst in kranten en op televisie zagen en er vooral op internet plezier aan beleefden…”. Kortom, het was gericht tegen de rijke stinkerds die de kunsthallen bevolken. Ook al werd Banksy er zelf een rijke stinkerd door.
Angst, adrenaline en de wereld te slim af zijn
Elsworth-Jones vertelt het een en ander over de achtergrond van Banksy, waar zogenaamd niets over bekend mag worden, omdat Banksy nu eenmaal anoniem door het leven gaat. Banksy kwam in de jaren tachtig naar Barton Hill, een gevaarlijke achterstandswijk in de hardcore grafittistad Bristol, waar de tegenwoordige bouwvakker John Nation een graffiticentrum had opgezet in een jeugdhonk. Binnen no time stak Banksy boven iedereen uit. Hij deed zich voor als afkomstig uit de ‘very working class’ omdat je je in het half criminele anarchistische streetartmilieu niet moest voordoen als elitair en intellectueel. In werkelijkheid bezocht Banksky de particuliere Bristol Cathedral School en groeide hij op in dan wel niet de allerhipste, doch een welvarende wijk, aan de rand van de stad. Volgens eigen zeggen werd hij onterecht van school gestuurd vanwege een incident waar iedereen hem de schuld van gaf (ach toch), om vervolgens in de leer te gaan bij een varkensslager. Veel outlaws verkondigen dat het maken van graffiti hen van de ondergang heeft gered. Je kunt onder elkaar laten zien dat je ballen hebt. Het gaat om roem, om ego. Alles draait om de combinatie van angst, adrenaline en de hele wereld te slim af te zijn. Graffiti bestaat uit opstandige ‘handtekeningen’, die rivalen weer overspuiten met ‘racked’ (gestolen) verf: “ … Een ‘tag’ is de naam die je hebt gekozen, en hoewel de laagste sport op de ladder, is het nog altijd heel belangrijk. De volgende stap is de ‘throw-up’; dat zijn twee letters van de naam in twee verschillende kleuren – de contour en de letter zelf. Daarna volgt de ‘dub’, de naam voluit in twee kleuren. Daarboven staat de ‘piece’ of ‘masterpiece’, waarbij de hele naam wordt geschilderd tegen een achtergrond die misschien wel even gedetailleerd is. Vervolgens komt de ‘wildstyle’, een typografische puzzel, een vorm van competetieve kalligrafie waarbij kunstenaars elkaar ‘aanvallen’ op hun individuele stijl; die uitingen zijn heel gedetailleerd en meestal – haast – onleesbaar. Boven aan de ladder staat een ‘production’ – meestal heel groot – die vaak door een ‘crew’ of een groep vrienden wordt gemaakt…”. Een grappig fragment gaat over de oorlog die er in Londen uitbrak tussen de populaire street artists Robbo en Banksy, die elkaar probeerden te overtroeven. Terwijl ik dit allemaal las zat ik in de trein. Ik keek heel anders naar de graffiti die voorbij kwam dan anders.
Stencilen
Voor de pure graffitiscene had Banksy afgedaan toen hij stencils ging gebruiken. Wat hem trouwens een worst zou zijn. Zie het meisje dat een bom knuffelt, een luipaard die is ontsnapt uit zijn barcodekooi door de tralies te verbuigen, bejaarde bowlers die met bommen gooien, en een teddybeer die op het punt staat een molotovcocktail naar drie ME’ers te gooien: ‘The Mild Mild West’ - het alternatieve symbool voor Bristol. Banksy deed mee aan het Glastonbury Festival en organiseerde het graffitifestival ‘Walls on Fire’ rond een bouwput aan de haven van Bristol, waarna hij alles achter zich liet om naar Londen af te reizen. Ook daar kun je in plaats van een Jack the Ripper– een Banksytour doen. Banksy werd van een wetsovertreder een toeristische attractie. In 2006 stemde 93 % van het geraadpleegde publiek in Bristol voor behoud van het werk dat Banksy maakte op een muur van de Sexual Health Clinic: een naakte man die aan een vensterbank hangt om buiten het zicht van een bedrogen echtgenoot te blijven. Zijn anonimiteit blijkt een buitengewoon marketingsinstrument. Het wekt opschudding. Wakkert de interesse aan. Hij gebruikt zelfs stemvervormingsapparatuur. Ellsworth-Jones: “… zijn stem klinkt op de band zo gewoontjes dat je je afvraagt waarom hij al die moeite neemt en of het niet gewoon voor het dramatische effect is…”. Banksy geeft interviews per e-mail, maar beantwoordt alleen de vragen die hem bevallen. Hij heeft een eigen pr-bureau dat desnoods gebruik maakt van juristen. Paul Wood van Radio Four:” … Ik heb onderhandelingen gevoerd met gezochte terroristen die soepeler verliepen…”. De meeste mensen houden van het raadselachtige rond Banksy.
Buiten de gebaande paden
Banksy organiseerde, buiten de gebaande paden van de kunstwereld om, zijn eigen tentoonstellingen en happenings. Begin mei 2008 nodigde hij veertig stencil artists van over de hele wereld uit om gratis naar Londen te komen. Bleek hij Leake Street te hebben afgehuurd, een duistere, gore afvalput onder het spoor bij Waterloo Station, om te beschilderen. De straat was afgezet met houten schotten en bewakers: “ … Er werd van alles aangesleept, waaronder een ijscokar die al vaker bij tentoonstellingen van Bansky te zien was geweest, een trailer leverde een verzameling autowrakken af en er werd zelfs een ongelukkige boom afgeleverd, waaraan bewakingscamera’s groeiden in plaats van bladeren…”. Het evenement werd het ‘Cans Festival’ genoemd, de toegang was gratis, en de kunst was niet te koop. Dertigduizend mensen stonden er in de rij tijdens de voorjaarsvakantie. Als dank kregen alle kunstenaars een laserprint van Banksy: een vrolijke cowgirl die een steigerende spuitbus berijdt. Aan het eind van de zomer organiseerde Banksy nog een show: Cans Festival Two. Voor de ‘old school’ grafitti artists. Ook de Tate organiseerde een minder heftige tentoonstelling over street art. Banksy had de graffiti artists een podium geboden als nooit tevoren. In februari 2000 maakte Banksy zijn eerste uitstapje van de straat naar een tentoonstellingsruimte. In een restaurant bij de haven van Bristol: Severnshed. Al zijn werk kostte minder dan £1000. Een zelfportret met het hoofd van een chimpansee die spuitbussen ‘afvuurt’ bracht zeven jaar later £198.000 op. Een student die voor £300 een ‘Riot Green’ kocht (de bekende bloemengooier), verkocht het via Sotheby’s voor £78 000. De eerste illegale tentoonstelling in Londen vond plaats in Rivingstreet Street in 2001. Kompleet met een vervalst briefje van een verzonnen kunstorganisatie: “ … Veel succes met het ‘Tunnel Vision murenproject’…”. Op de plaats delict hing men wat gejatte borden van een bouwplaats op met de tekst dat er werd geschilderd en binnen vijfentwintig minuten was de klus geklaard. Later die week vond er een officiële opening plaats met bier en hiphop die uit een busje schalde. Er kwamen vijfhonderd mensen op af: “ … Je zag het gestencilde werk op de muur, als je een voorschot gaf kon je de volgende week je op canvas gestencilde versie komen ophalen…” (voor bijna niks). Eind 2002 lanceerde Banksy de eerste editie van wat sindsdien een traditie is geworden: de Santa’s Ghetto met kerst - waarop ook andere artiesten zich presenteerden. Een kunstenaar vertelt over vrienden die er een schilderij kochten voor £300 die ze later doorverkochten voor
£70 000.
Van de straat
De ‘Turf War’, een pop-up-show in juli 2003 in een opslagloods in Hackney, vestigde Banksy’s naam voorgoed als leider van een nieuwe richting in de Engelse kunst: de straatartiest die niet meer van de straat was – maar muren beschilderde en schilderijen verkocht. Er was een koe beschilderd met macabere motieven, varkens die in politieblauw en –wit waren gespoten, schapen in concentratiekampstrepen, de koningin geportretteerd als aap en Churchill met een hanenkam. Er hing een gevaarlijk sfeertje. Mensen spoten ‘VUILE ZAKKENVULLER’ over het gestencilde werk van Banksy. Een dierenactiviste ketende zichzelf aan een hek. Bansky vond het allemaal best; het zorgde alleen maar voor meer publiciteit. Hij ging naar Israël om de muur van de Westelijke Jordaanoever te verfraaien: een meisje met een paardenstaart die hangend aan acht ballonnen over de muur probeert te zweven, twee kinderen die met een emmertje en een schepje van hun eigen vrolijke en kleurrijke Caribische strand staan te dromen, een touwladder geschilderd door een jongetje dat op zijn knieën bij de muur zit. Op de tentoonstelling ‘Crude Oils’ liet Banksy honderdvierenzestig levende ratten rondrennen. Hij gaf zijn eigen kunstboek uit: "Wall and Piece". En een film: ‘Exit through the Gift shop’, dat een bijzonder commentaar geeft op de manier waarop kunst aan het begin van de eenentwintigste eeuw wordt gemaakt en verkocht. De tentoonstelling ‘Barely Legal’ vond plaats in een gehuurd pakhuis in downtown Los Angeles, waar een beschilderde olifant voor een serieus statement stond: “ … Er is een olifant in de kamer. Een probleem waar we nooit over spreken. 1,7 miljard mensen hebben geen schoon drinkwater. 1,2 mensen leven onder de armoedegrens…”. Niemand die daar overigens mee in zat. Tot zijn eigen ontsteltenis trok hij sterren als Angeline Jolie en Brad Pitt aan. Ondertussen bezocht hij met zijn team ook nog eens tweeënveertig Engelse platenzaken waarin hij het debuutalbum van de ‘lege’ Paris Hilton verwisselde met eigen cd’s, waarop de titels van de songs waren vervangen door vragen als ‘Waarom ben ik beroemd?’, ‘Wat heb ik gedaan?’ en ‘Waarom besta ik?’. Het cd-boekje showde Paris Hilton met een paar enorme blote borsten en onthulde haar gedachten, zoals: “ … Elke cd die je koopt vergroot de afstand tussen ons…”. Geen enkele koper protesteerde. De cd koste £9,99 en bracht november 2011 bij Christie’s £1500 op. Ook blies Banksy midden in Disneyland (VS) een plastic Guantanamo-gevangene op.
Going home
De grootste verrassing bezorgde Banksy echter zijn geboorteplaats Bristol, toen hij in het geheim in 2008 het saaie en bedaagde museum aldaar voorstelde om het met een tentoonstelling te vereren, dat het voor altijd een hip imago zou geven. De bezoekers werden bij de ingang verwelkomd door een kleinere versie van ‘Boghenge’ – Stonehenge gemaakt van mobiele toiletten – die eerder op het Glastonbury Festival hadden gestaan. Op een rand van de ingang zat een nogal dronken Ronald McDonald met een fles whisky naast zich. Binnen had “ … Een tevreden leeuw met een zweep in zijn bek en bloedspatten op zijn kaken overduidelijk een dompteur opgegeten. Paris Hilton, of iemand die op haar leek, droeg een onwaarschijnlijke hoeveelheid boodschappentassen. Michelangelo’s David droeg een vest met explosieven. Een mishandelde Boeddha die al eens als muurschildering te zien was geweest op het Cans Festival, stond hier als beeld, compleet met een brace om zijn nek en zijn arm in mitella. Er stond een dakloze Venus van Milo met een hond en een paar muntjes rond haar voeten. Een engel met prachtige vleugels had een pot roze verf omgekeerd op zijn hoofd gekregen. De verf was over hem heen gedropen, precies tot de plaquette waarop baron Winterstoke stond vermeld. Midden tussen deze beelden stond een uitgebrande ijscokar, compleet met irritant deuntje. Eén kant van het wagentje was overdekt met graffiti, bovenop was een enorme ijshoorn omgevallen. Het ijs droop er langs alle kanten af. Naast de ijscokar zat een grote ME’er in volle wapenrusting, met een badge met METROPOLITAN PEACE erop, die er nogal ridicuul bij zat op een mechanisch hobbelpaardje (die naar verluidt later werd verkocht voor £140 000)…”. Alles werd door een plastiek Guantanamo Bay gevangene in een tweedekker aan het plafond in het oog gehouden. In een zaal met het opschrift ‘Unnatural History’ “… zat een konijn rustig haar nagels te vijlen voor een spiegel, kipnuggets op pootjes doopten zichzelf in een bakje saus en een panter – of eigenlijk een pantervel – luierde op een boomstam…”. Verder waren er “… vissticks die rondzwommen in een grote vissenkom, hotdogs die kronkelden in hun broodjes, een chimpansee die naar chimpanseeporno op televisie zat te kijken, een bewakingscamera die haar jonge bewakingscameraatjes in haar nest angstvallig in de gaten hield, en nog veel meer…”. Banksy’s chaotische atelier was nagebouwd. Tussen de vaste museumobjecten deponeerde Banksy allerlei eigen werk: “ … Hij zette een dildo tussen de stalagmieten, een plastic zoutvaatje bij de opgeslagen objecten in de collectie, een gemuilkorfd lam bij de wilde dieren, een hasjpijp tussen het aardewerk. Zelfs de zigeunerwagen had een speciale behandeling ondergaan. Hij had een wielklem gekregen, de bon was op de deur geplakt…”. Op de afdeling Oude Meesters was een reeks bewerkte schilderijen toegevoegd: “… Een Maria met een iPod, een rat die een van Damien Hirsts stippenschilderijen ‘opknapte’, een stel dat lag te vrijen in een typisch negentiende-eeuws Engels landschap…”. Uit Milets ‘Arenleesters’ (1857) was een van de drie vrouwen die naar achtergebleven graankorrels zoeken geknipt. Ze stond in de hoek van het schilderij uit te rusten en een sigaretje te roken. Banksy’s show trok in 2009 meer dan 300.000 ‘stralende’ bezoekers die in Bristol ook wel wat wilden eten en drinken enzo. Je begrijpt: Banksy kon daar niet meer kapot…
Goldrush
Uitgebreid vertelt Ellsworth-Jones over de managers die Banksy groot hebben gemaakt. Hoe het begon met verkoop van prints uit de achterbak van auto’s op parkeerplaatsen bij pubs, via Londense kunsthandelaren, richting de jetset in grote veilinghuizen. In 2004 startte Banksy zijn eigen bedrijf ‘Pictures on Walls’. Hij zorgde voor een markt voor street art. Je hoeft geen stap in een galerie te zetten; je kunt gewoon via foto’s op internet zijn werk bestellen. Vervolgens kun je zijn prints weer verkopen via eBay: “ … Het leek de nieuwe goldrush wel…”. Zijn succesvolste werk was een portret van Kate Moss gebaseerd op Warhols portret van Marilyn Monroe. Banksy heeft een heel team dat hem bijstaat, maar hij is en blijft de inspiratiebron. Tegenwoordig wordt er gevochten om, en gehandeld in, hele stukken uitgezaagde muur met schilderingen van Banksy. Ellsworth-Jones vertelt het een en ander over de Banksy-prijzen. Als anti-kapitalist propt Banksy het geld niet in zijn zakken maar geeft veel weg aan een bonte verzameling goede doelen. Je mag zijn prints kopiëren tot in het oneindige, maar ze niet verkopen als origineel. Er zijn heel wat vervalsingen in omloop gebracht. Er zijn zelfs mensen die zich hebben voorgedaan als Banksy zelf. In januari 2008 werd er een nieuwe organisatie opgericht in Banksy’s naam: 'Pest Control'. Daar kun je voor £65 je Banksy op echtheid laten controleren: “ … Om de procedure zo luchtig mogelijk te houden krijg je bij je echtheidscertificaat een half biljet van tien pond met het hoofd van Lady Di erop, een vervalsing van Banksy zelf. Op het halve briefje staat een ID-nummer dat correspondeert met het nummer op de andere helft van het biljet dat zich in de administratie van Pest Control bevindt. Een vervalsing om te garanderen dat je iets echts in handen hebt – is dat geen echte Banksy?...”.
Overgeleverd aan de Filistijnen
Toch staat Banksy niet aan de top van de kunstwereld. Dat komt omdat hij te 'toegankelijk' is. Oftewel te 'simpel'. De criticus van de ‘Guardian’, Jonathan Jones: “ … Het is kunst voor mensen die vinden dat kunstenaars charlatans zijn. De meeste mensen denken dat en daarom is Banksy een populaire creatie: een geweldig Brits tegengif tegen al die snobistische, pretentieuze kunst waar gewone mensen niets van begrijpen. Maar je schilderij in het openbaar ophangen, de aandacht van je publiek opeisen en er tegelijkertijd zo weinig gedachten in stoppen getuigt van een onvoorstelbare luiheid. Na mij een tijdje in zijn werk te hebben verdiept, begon ik Banksyfans zo ongeveer te haten. Overigens is het prima zijn werk mooi te vinden, zolang je jezelf maar niet wijsmaakt dat het ‘kunst’ is… Via Banksy halen de Filistijnen hun gram…”. En Paul Bloom, een academicus van Yale: “ … Traditionele kunst gaat over wat er in de wereld aanwezig is; moderne kunst gaat over het proces van representatie. Voor veel moderne kunst heb je daarom bijzondere kennis nodig. Iedere sul kan zich verbazen over een Rembrandt, maar alleen een elitaire minderheid snapt iets van een werk als ‘Fountain (After Marcel Duchamp)’ van Sherrie Levine, dus zal ook alleen die elite dat werk waarderen…”. Ellsworth-Jones: “ … Banksy is ongetwijfeld blij met de gedachte dat ‘iedere sul’ van zijn werk kan genieten naast dat van Rembrandt…”.
Uitgave: Lebowski – 2012, vertaling Marcel Misset, 304 blz., ISBN 978 904 881 473 2, € 13,99
Rechtstreeks bestellen (alleen als e-book): klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten