“Who would true valour see / Let him come hither / One here will constant be / Come wind, come weather / There’s no discouragement / Shall make him once relent / His First avowed intent / To be a pilgrim.” - John Bunyan, The Pilgrim’s Progress
“De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry” vangt aan met het bovenstaande citaat van John Bunyan (1628-1680), wiens "De christenreis naar de eeuwigheid", na de Bijbel en naast "Navolging van Christus" van Thomas a Kempis (ong. 1380 – 1471) en "De goddelijke komedie" van Dante Alighieri (1265 – 1321), misschien wel het meest gelezen christelijke boek ter wereld is. Een tijd geleden bespraken we “De onwaarschijnlijke reis” op een leeskring. Afgelopen week kwam het vervolg uit: "Het liefdeslied van Queenie". Daarom lijkt het me wel leuk om over allebei de boeken een blog te schrijven.
Alles is mogelijk voor wie gelooft
Rachel Joyce (Londen, 1962) speelde ooit als actrice bij de Royal Shakespeare Company en het Royal National Theatre. Daarna schreef ze zeventien jaar lang hoorspelen voor de radio. Op haar vijftigste brak ze door met haar debuut “De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry”, dat een buitengewoon succes bleek. Ze schreef het ter nagedachtenis aan haar vader die overleed aan kanker. In tweeëndertig landen verscheen er een vertaling. Er werden meer dan twee miljoen exemplaren verkocht, waarvan in Nederland maar liefst dertigduizend. Tegenwoordig woont Rachel met haar man en vier kinderen in Gloustershire.
Haar - volgens de uitgever - ‘feelgoodroman’ verhaalt over de ongeplande pelgrimage van een gepensioneerde vertegenwoordiger: Harold Fry. Met zijn eeuwige stropdas kun je geen burgerlijker type verzinnen. Tijdens het ontbijt leest Harold een aan hem gerichte brief, waarin een meer dan twintig jaar uit het oog verloren collega, Queenie Hennessy, hem vertelt dat zij vanwege terminale kanker opgenomen is in een hospice aan de andere kant van het land. Hij is erg ontdaan door het bericht. Hij schrijft een kort antwoord terug, vertelt zijn nogal poetserige vrouw dat hij de brief ‘even’ op de post gaat doen, wandelt naar de brievenbus, loopt die voorbij naar de volgende, en dan weer naar de volgende, en dan weer… en zo, simpel door zijn ene voet voor de andere te zetten, begint zijn achthonderd kilometer tellende pelgrimstocht dwars door Engeland. Van de kust van Kingsbridge naar de kust van Berwick. Als hij in een benzinestation wat te eten gaat halen, zegt het meisje aan de kassa dat hij er op moet vertrouwen dat iemand beter kan worden: alles is mogelijk voor wie gelooft. Plan en besluit worden tegelijk geboren. In een telefooncel belt hij naar het hospice en vraagt of de medewerker aan Queenie wil doorgeven dat Harold Fry onderweg is. Dat ze alleen maar hoeft te wachten: “… Ik zal blijven wandelen en zij moet blijven leven…”.
Het boek gaat niet alleen om zijn uiterlijke, maar vooral ook zijn innerlijke reis: “… Misschien zag je wel meer dan het landschap als je uit je auto stapte en je voeten gebruikte…”.
Ik moet zeggen: het idee is niet nieuw voor mij. De Duitse filmmaker Werner Herzog liep in 1974 van München naar Parijs. Dat was in feite ook een soort pelgrimstocht, want hij wilde zo eveneens een doodzieke vriendin redden. Hij deed daar verslag over in "Over een voettocht door de kou" (2006).
Louteringsproces
Tijdens het lopen overdenkt Harold zijn leven, waarin heel wat is mis gegaan. Hij blijkt een ongewenst kind te zijn geweest die er vanaf zijn zestiende alleen voor stond. Zijn vrouw en hij zijn totaal uit elkaar gegroeid. Met zijn enige zoon heeft hij nooit een band weten op te bouwen. Op de momenten dat hij er voor anderen had moeten zijn gaf hij niet thuis. Een overweldigend gevoel van wroeging neemt af en toe bezit van hem. En thuis overkomt zijn vrouw precies hetzelfde: “… Ze werd overspoeld door spijt, spijt om alles wat ze had losgelaten. Waar was haar ondernemingszin gebleven? Al die energie? Waarom had ze nooit reizen gemaakt? Waarom niet vaker gevreeën toen het kon? Ze had ieder moment van haar wakkere leven in de afgelopen twintig jaar gebleekt en verdelgd. Alles liever dan voelen. Alles liever dan Harold in de ogen te kijken en het onzegbare uit te spreken. Een leven zonder liefde is geen leven…”. Nu Harold weg is, gaat ze hem pas missen.
In het begin overnacht Harold in hotelletjes. Hij is nogal mensenschuw, maar gaandeweg overwint hij zijn angst voor vreemden, leert hij naar hun verhalen te luisteren en komt tot allerlei verdiepende inzichten: “… Harold zat er zwijgend bij. De heer met het zilveren haar was heel anders dan Harold in eerste instantie had gedacht. Het was net zo’n man als hij, met een unieke pijn, alleen kon je dat niet weten als je hem op straat voorbijliep, of tegenover hem zat in een café en niet zijn theebroodje met hem deelde. Harold stelde zich de heer voor op een perron, stijlvol in zijn pak, niet te onderscheiden van wie dan ook. Het moest in heel Engeland hetzelfde zijn. De mensen kochten melk, of tankten benzine, of deden een brief op de post. Maar niemand wist van de gruwelijke last die ze meedroegen. De bovenmenselijke inspanning die het soms kostte om normaal te zijn, en mee te gaan in al die dingen die gemakkelijk en alledaags leken. Hoe eenzaam dat je maakte. Ontroerd en nederig reikte hij de heer zijn papieren servetje aan…”.
“De onwaarschijnlijke reis” ontwikkelt zich tot een meeslepend louteringsproces. Zowel voor Harold: “… Hij begreep dat hij niet alleen wandelde om te boeten voor zijn fouten, maar dat het ook zijn missie was om de vreemdheid van anderen te aanvaarden. Voor hem lag alles open, niet alleen het landschap. De mensen zouden zich vrij voelen om te praten, en hij was vrij om te luisteren. En om een stukje van hen mee te dragen op zijn tocht. Hij had zo veel dingen verwaarloosd dat hij Queenie en het verleden dit beetje edelmoedigheid verschuldigd was…”; als zijn vrouw, die vooralsnog vreest dat hij dement is geworden maar gaandeweg anders gaat denken: “… Het had zelfs een bepaalde schoonheid, al was het maar omdat Harold eindelijk iets deed waar hij in geloofde, hoe weinig kans van slagen het ook had…”. En even verder: “… Toen ze in de richting van de kade liep zag ze plotseling de waarheid, helder als een licht dat ontbrandt in de duisternis. Ze was niet al die jaren bij Harold gebleven vanwege David (hun zoon). En ook niet omdat ze medelijden met hem had. Ze was bij hem gebleven omdat, hoe eenzaam ze ook met Harold was, de wereld zonder hem nog veel troostelozer zou zijn…”.
Feelgood
Er zijn dagen waarop Harold zijn geluk niet op kan, en zich dronken voelt van vrijheid. Er zijn dagen waarop hij overvallen wordt door hevige twijfel; waarop alles hem zwaar valt en hij dreigt op te geven. Soms gaat hij totaal op in de natuur. Hij wandelt in de brandende zon, in de striemende regen en in de blauwe kilte van de maan. Soms doet heel zijn lichaam pijn, verliest hij alle besef van tijd, en of hij gegeten heeft of niet. Af en toe loopt hij kilometers verkeerd, en moet hij op zijn schreden terugkeren. Maar er zijn ook tijden dat hij niet eens merkt dat hij loopt.
Op een gegeven moment vindt hij in een container een versleten slaapzak en besluit hij in de open lucht te overnachten. Hij stuurt zijn bankpas en overbodige spullen naar huis. Het gaat allemaal veel te veel kosten; hij zal van het gegeef leven. Dat lukt vrij aardig, omdat hij onderweg een plantengids bestudeert, waardoor hij weet wat er in de natuur eetbaar is en niet. Bovendien heeft de pers lucht gekregen van zijn actie, waardoor hij verandert in een beroemdheid die overal wordt opgewacht en van alles krijgt toegestopt. Gaandeweg sluiten zich steeds meer mensen bij hem aan die ieder om persoonlijke redenen met hem meelopen. Onbedoeld wordt hij een soort goeroe. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. De groep krijgt onenigheid en het eind van het liedje is dat deze verder trekt zonder Harold (tot zijn grote opluchting), omdat hij om iemand met een beloofd bezoek te vereren een enorme omweg wil maken.
De laatste loodjes wegen het zwaarst. Op het laatst sjokt hij langs de wegen als een zombie. Dan is het zijn vrouw die hem via de telefoon op de been houdt, die weigert hem op te halen omdat ze zeker weet dat hij daar spijt van zal krijgen, en bang is dat zij hem dan voorgoed kwijt zal raken. Uiteindelijk komt Harold aan bij het hospice, treft Queenie aan die inderdaad op hem heeft gewacht, maar zo zwak is dat ze niet meer aanspreekbaar lijkt. Kort daarna sterft ze. Zo ‘feelgood’ is dat dus niet - al wordt het verhaal luchtig en zonder valse pathetiek verteld. Wat er wel gebeurt is dat als zijn vrouw Harold op komt halen, hun gevoelens voor elkaar zich hebben vernieuwd. Beiden hebben hun verleden verwerkt, zijn zoals relatiecoach Marthe van der Noordaa dat zo treffend adviseert in “Een schat aan liefde in je relatie” teruggegaan naar het begin van hun liefde, en halen daar energie uit voor een nieuwe start. “De onwaarschijnlijke reis” is bijna illustrerend voor dat laatste boek. Daarnaast is lopen naar mijn overtuiging misschien wel de meest eenvoudige therapie die er bestaat, met ook nog eens de meest geweldige resultaten (zie bijvoorbeeld "Wandelen. Een filosofische gids" van Frédéric Gros).
Uitgave: Cargo – 2012, vertaling Janneke Zwart, 352 blz., ISBN 978 902 347 939 0, € 12,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten