Subtitel: Verhalen over geweld en verzoening in Colombia
Waarom zou je een boek over uitgerekend het geweld in Colombia willen lezen? Is dat niet heel ver van ons bed? Omdat conflicten, geweld en wreedheid geen exclusief Colombiaanse toestanden zijn, maar zich overal en in alle tijden voordoen, zegt theoloog dr. Henk Vijver (1949). De problemen van Colombia zijn de problemen van de wereld. “… Todas las historias se entrelazan y el dolor humano es uno solo / Alle geschiedenissen zijn met elkaar verweven en het menselijk lijden is één…”, schrijft de Colombiaanse auteur Azriel Bibliowicz in zijn roman “Migas de pan”.
Dubbel
De titel van deze ontroerende essay is gebaseerd op de korte roman “De kolonel krijgt nooit post” van García Márquez, waar mijn vorige blog over ging. Het duidt op de veranderingen die mogelijk zijn als mensen willen luisteren naar elkaars verhalen. Iets waar Vijver heilig in gelooft. Sinds 2012 werkt hij voor het project ‘Geloven in verzoening’, een initiatief van de Colombiaanse Mennonietenkerk (die trouw aan de eigen indrukwekkende traditie blijft verkondigen dat geweldloosheid de enige weg naar een menselijke samenleving is), waarin slachtoffers van geweld worden geholpen bij het overwinnen van trauma’s. Daarnaast geeft hij colleges en doet hij onderzoek aan verschillende Colombiaanse universiteiten.
Al decennialang wordt Colombia geteisterd door de ene golf geweld na de andere. Toch is de bevolking van dit land erg gelovig. Tachtig procent van de Colombianen is katholiek. Waarom laat de maatschappij zich dan zo weinig gelegen liggen aan de christelijke boodschap van naastenliefde? Omdat de kerk zoveel boter op het hoofd heeft. Steeds kiest ze weer de zijde van de machthebbers, volgens Vijver. Vanaf de tijd van de kolonisatie is de rol van het christelijke geloof dubbel geweest. Dat is beschamend. De Cubaanse schrijver Alejo Carpentier vertelt in een van zijn romans over een schip dat aan het eind van de achttiende eeuw vanuit Europa naar de Cariben vaart, met op de voorplecht de ‘Máquina’, de guillotine. De strekking is duidelijk. Toch schrijft Vijver heel genuanceerd: “… De Europese landen hebben scheepsladingen aan waardevolle ideeën (vrijheid, emancipatie en onafhankelijkheid) geïntroduceerd in Latijns-Amerika. Daar hoorde ook het christelijke geloof bij. Maar dat ging altijd samen met geweld en onderdrukking. De boodschap van vrede en verzoening die de kerk verkondigt, is behoorlijk besmet geraakt door dat dubieuze verleden…”.
Macht en geld
“… Someone makes money when there’s blood in the street…”, zong Tom Waits. Om een beetje een idee te krijgen waar we het over hebben: tussen 1958 en 2013 zijn er 220.000 doden gevallen in Colombia, waarvan ongeveer 80% burgers. In de loop van het conflict verdwenen er 25.000 mensen. Meer dan 6.000 kinderen werden gerekruteerd door gewapende groepen. Minstens vijf miljoen mensen moesten vluchten vanwege het geweld. En 10.000 mensen trapten op landmijnen. Nog niet zo lang geleden waren er vijf à zes guerrillagroepen in Colombia actief. Tegenwoordig twee: de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) en het Ejército de Liberactión Nacional (ELN). In veertig jaar tijd zijn 40.000 mensen slachtoffer geworden van ontvoering, waarvan de meesten op naam van de FARC staan. De guerrilla wordt bestreden door paramilitaire bendes, de para’s of paracos, die vaak even ongenadig tekeer gaan. Het gewone leger werkt soms met hen samen en neemt het ook niet zo nauw. En omdat er snel geld te verdienen valt aan drugs en illegale mijnbouw zijn er verder nog clandestiene gewapende bendes zoals het drugskartel van Pablo Escobar (zie ook mijn blog over “Het geluid van vallende dingen” van Juan Grabriel Vásquez). Dit hele onoverzichtelijke zooitje draait om twee dingen: macht en geld. Ook al heeft iedere gewapende groep zijn eigen ideologische verhaal om zijn daden te rechtvaardigen. De romanschrijver en essayist William Ospina heeft het in dit verband over ‘de vloek van rijkdom’. Het goud, de parels, het smaragd, de olie, het hout, de koffie, het rubber, de bananen, de cocabladeren, hebben alleen maar de hebzucht en daarmee de gewelddadigheid van de mensen opgeroepen. “… Elke rijke schat in dit gebied ontpopte zich niet als een bron van voorspoed, maar als een bron van geweld…”; concludeert hij. Geweld brengt geweld voort. Het is een vicieuze cirkel waaruit men zich maar moeilijk kan bevrijden. Het decennialange groepsdenken tiert welig. Het ligt voornamelijk aan waar je geboren bent wie je haat. Daar zit weinig tot geen filosofie achter. Voor veel mensen is het van levensbelang bij een groep te horen die veiligheid biedt. Welke groep doet er niet toe. Je krijgt wapens, je krijgt geld, en je bent iemand.
Wie willen we zijn?
Vijver vertelt over de krankzinnige expedities die werden ondernomen door de ondoordringbare oerwouden van de Amazone om goud te vinden. De duizenden indianen die daarbij zijn afgeslacht. De utopische droom die het steeds weer wint van de realiteitszin. Uitgebreid gaat hij in op de bevrijdingstheologie die de revolutie en het wapengeweld legitimeerde. Hij gelooft daar niet in, maar pleit voor een politiek van kleine stapjes. Je hoeft elkaar niet in de armen te vallen; als je elkaar maar niet vermoordt (zie bijvoorbeeld het laatste nieuws over de wapenstilstand met betrekking tot de FARC). Hij heeft het over de manier waarop we het verleden herinneren, en pleit voor zoveel mogelijk discussie, waarbij hij Argentinië als voorbeeld neemt. In maart 1976 vond daar een machtsgreep plaats die een periode van acht jaar militair schrikbewind inluidde. Heel weinig mensen hebben het erover dat destijds haast iedereen de militairen zo ongeveer als messiaanse redders ontving: “… Zo zullen voor een land als Duitsland de gebeurtenissen van de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een blijvend thema van onderzoek moeten zijn. En voor Nederland de houding van de bevolking tijdens de oorlog en het militaire optreden in Nederlands-Indië in de jaren direct na de oorlog. Het verleden als inzet van een voortdurend open debat. Want uiteindelijk gaat het in de discussie over het verleden om de vraag wie we nu willen zijn…”. De geschiedenis is niet zwart-wit; maar grijs. Vaak zijn mensen slachtoffer en dader tegelijk.
Macho-cultuur
Vijver komt ook met prachtige voorbeelden van hoop. Over een dorp aan een rivier dat zichzelf de levensgevaarlijke taak oplegt om alle doden die langs komen drijven uit het water te vissen en een menswaardig graf te geven. Over de Mars voor Vrede die op 9 april 2013 in verschillende Colombiaanse steden werd gehouden. Over jongeren die het geweld helemaal zat zijn, en het anders willen gaan doen. Hij relateert zijn verhaal aan de Zuid-Afrikaanse Waarheidscommmissie en het Israëlisch-Palestijnse conflict. Vijver haalt een scala van schrijvers en wetenschappers aan die het geweld niet zozeer wijten aan armoede, verwaarlozing of koloniale uitbuiting als wel aan de heersende patriarchale macho-cultuur, die zowel door mannen als vrouwen in stand wordt gehouden. Vijver gelooft dat de verandering van vrouwen moet komen (eerder schreef ik over ‘verlossing door het vrouwelijke’ naar aanleiding van de roman “Weerwater” door Renate Dorrestein). Lisette Thooft in “De onverzadigbare vrouw en de afwezige man”: in China bonden ze tot voor kort de voetjes van meisjes in om hen thuis te houden en in Afrika bestaat er nog steeds vrouwenbesnijdenis, maar degenen die deze tradities in stand houden zijn vaak de vrouwen zelf. Vijver haalt de roman van de Colombiaan James Cañón aan, getiteld "Het dorp van de weduwen". Op een dag valt de guerrilla het dorp binnen, worden alle mannen vermoord, en blijven de vrouwen als weduwen achter. De vrouwen moeten zien te overleven. Ze beschikken over veel doorzettingsvermogen en vindingrijkheid. Ze weten hun trauma’s een plaats te geven en de dorpsgemeenschap ten goede te veranderen. Een geschiedenis die doet denken aan de achtergebleven vrouwen in Putten, waar begin oktober 1944 ongeveer zeshonderd mannen door de Duitsers werden weggevoerd. En de Duitse ‘Trümmerfrauen’ die het puin in de tijdens de oorlog verwoeste steden begonnen te ruimen. Cañón slaagt erin zijn dramatische verhaal met veel humor te vertellen: het plaatselijke bordeel zit plotseling zonder klanten en de pastoor, padre Rafael, offert zich onder grote sociale druk op en zorgt voor nageslacht in het dorp. Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel spelen de mannen een hoofdrol. Het geweld is hun geschiedenis. Hun verhaal is getekend door vernietiging en dood. In het tweede deel komen de vrouwen aan bod: “… Zij slagen erin de pijn en de ellende van het verleden te overwinnen en een nieuwe gemeenschap te stichten, gebaseerd op hun eigen, vrouwelijke inzichten. Twee verhalen die lijnrecht tegenover elkaar staan. Het een vertegenwoordigt het geweld, de afbraak, de dood. Dat is het verleden. Het andere verhaal vertegenwoordigt creativiteit, solidariteit en leven. Dat is de toekomst. Het eerste is het verhaal van mannen, het tweede is het verhaal van vrouwen. Dit is Colombia, zegt de schrijver. En dit zijn de rollen die respectievelijk de mannen en de vrouwen spelen in dit land…”. Voorspelbaar en begrijpelijk is dat het boek niet onverdeeld werd ontvangen. De schrijver zou een eenzijdig beeld geven en overdrijven. Natuurlijk overdrijft hij; maar dat is een goede manier om een belangrijke zaak aan de orde te stellen.
Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers
De hoofdstukken wisselt Vijver steeds af met korte, aangrijpende interviews met mensen die met het geweld in Colombia te maken hebben gehad. Hij heeft het over de zanger en gitarist César López die zijn geweer heeft omgebouwd tot gitaar en daarmee letterlijk de droom van de profeet Jesaja verwezenlijkt: “… Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is…”. Een vrouw vertelt hoe ze een geweer van een FARC-aanhanger kreeg, waarmee ze de man die haar en haar zusjes voortdurend verkrachtte heeft doodgeschoten. Een oude man vertelt dat hij na zijn ontvoering nooit meer heeft kunnen genieten van het leven, altijd en overal bang is dat het weer gebeurt. Er is een interview opgenomen met de Nederlandse Tanja Nijmeijer waarin ze vertelt hoe ze bij de FARC terecht is gekomen. Een prachtig verhaal gaat over een jongen van zeventien, die blind is geworden door een ontplofte landmijn. Als rapper vrolijkt hij allerlei bijeenkomsten, feesten en andere gelegenheden op. Hij studeert rechten omdat hij advocaat wil worden, en volgt een opleiding elektronische muziek zodat hij binnenkort zijn rapteksten zelf muzikaal kan begeleiden.
Daarnaast komt zo ongeveer de hele Colombiaanse literatuur in het boek voorbij. Er is bijna geen verhelderende inleiding over dit genre te vinden. Ik heb er heel veel van geleerd...
Uitgave: Skandalon – 2015, 176 blz., ISBN 978 949 218 302 6, € 16,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten