“De partijgenoot” is het vervolg op de eerder door mij besproken Berlijnse thriller “De huisgenoot”, over de kille en berekenende SPD-politicus Florian von Bismarck. Een bekende met wie hij ooit een smerig zaakje heeft opgeknapt: “… Dag en nacht werd ik geplaagd door schuldgevoel, en eigenlijk hoort dat ook zo: mensen onderscheiden zich van dieren door hun geweten, het besef van goed en kwaad. Maar hád Florian wel zoiets als een geweten? Op die vraag wist ik geen antwoord. Volgens mij was het uitsluitend zijn eigenbelang dat hem dreef…”. In het laatste boek heeft partijgenoot Sofie Lothar door middel van een slim kat- en muisspel de begeerde ministerspost op Justitie voor Florians’ neus weggekaapt. Hij is gedegradeerd naar de functie van Bondsdagafgevaardigde in de 137-koppige fractie, en wordt geacht haar door dik en dun te steunen. Florian zint op wraak. Politieke vijanden zitten altijd in je eigen partij. In mijn blog over “De huisgenoot” is meer te lezen over schrijfster Marjolein Uitzinger – zie hier.
Iets wat het daglicht niet kan velen
Florian is geen man die de tweede viool wil spelen. Hij zoekt een manier waarop hij Sofie Lothar in diskrediet kan brengen. Iets als plagiaat is op dat moment wel ‘in’: “… Zij eruit, ik erin. Ik vind wel wat. Als het niet plagiaat is, dan wel iets anders. Iedereen heeft een geheim. Ook zij…”. Hij dropt een insinuatie bij een aasgier van het weekblad Stern, die onmiddellijk op onderzoek gaat. Wie weet vindt hij wat. Ondertussen overlijdt Florians’ moeder en moet hij zijn ouderlijk huis leegruimen, waarbij hij geconfronteerd wordt met zaken die hij het liefst zou willen laten rusten. Een man komt aanzetten met een dossier van zijn overleden zoon, een oud-collega van Florian, waarin zo’n beetje alle persberichten die over Florian in het verleden zijn verschenen zijn gedocumenteerd. Waarom die obsessie? En was de doodsoorzaak wel zelfmoord? Niets had op een depressie gewezen. Pa gelooft er het zijne van. De zoon is nogal loslippig geweest tegen zijn werkster over Florian. Beweerde vertrouwelijke informatie te hebben die een eind zou kunnen maken aan diens politieke carrière. De vader: “… Maar ik denk dat ik nu begrijp waarom mijn zoon al die artikelen over u zo zorgvuldig had verzameld. Hij was naar iets op zoek wat hem van dienst kon zijn. Ik heb de map nog eens doorgenomen, maar daar ben ik niets wijzer van geworden. Toch moet er iets zijn. Een gebeurtenis, een handeling, een activiteit die een smet werpt op uw politieke functioneren. Iets wat het daglicht niet kan velen. Iets wat, laat ik het ronduit zeggen, waarschijnlijk in strijd is met de wet, zodanig dat het u in een zeer moeilijke positie zou brengen als het bekend werd…”. Of Florian maar even tekst en uitleg wil geven. Florian ziet zich genoodzaakt het oplaaiende vuurtje te stoppen voor het schade aanricht. Op wat voor manier vertel ik natuurlijk niet. Uitzinger houdt de spanning er flink in. Hoewel er oude koeien uit de sloot worden gehaald is het niet nodig om eerst “De huisgenoot” te lezen.
De Rote Armee Fraktion
Een tweede verhaallijn leidt naar de Rote Armee Fraktion en maakt wat mij betreft het boek pas écht interessant. Een jonge historicus, Matthias, is een boek aan het schrijven over de RAF en vraagt om een onderhoud met Florian die ooit op dit onderwerp afstudeerde. Uitzinger verwerkt een hoop informatie over de linkse terreurbeweging door haar boek. Duitsland had niet afgerekend met het machtige establishment dat voortkwam uit het nazisme, dus zou de RAF dat doen. De opkomst in de jaren zeventig met namen van Andreas Baader, Ulrike Meinhof, Gudrun Ensslin. De zogeheten ‘Duitse Herfst’ met de ontvoering van de machtige voorzitter van de werkgeverscentrale: Hans Martin Schleyer. De vliegtuigkaping van Mogadishu. Alles komt voorbij. Een ironisch fragment gaat over Jean-Paul Sartre die Baader opzoekt in de gevangenis van Stuttgart en met zoveel ongelooflijke arrogantie wordt onthaald dat Sartre hem later een klootzak noemt. Over minister Klaus Kinkel: “… Een minister van Justitie die na meer dan twintig jaar terreur verklaarde dat de staat tot verzoening bereid moest zijn, dat is groot denken. Het gevangenisregiem werd verlicht, er kwam een programma voor mensen die uit de RAF wilden stappen, de heksenjacht hield op, het hele klimaat veranderde…” en even verder:
“… De tijd was rijp. Vier maanden later kondigde de RAF aan dat het afgelopen was met de ‘escalatie’ van het geweld. Sindsdien zijn er geen mensen meer vermoord. En zes jaar later, in 1998, hief de beweging zich officieel op…”. Weliswaar na drieëndertig doden. En nog eens twintig uit eigen kring.
Onzichtbare derde generatie
Matthias focust vooral op de derde generatie van de RAF: “… Dat is de minst bekende, en toch heeft die groep tussen 1982 en 1998 tien mensen vermoord. Ze hebben meer dan twintig aanslagen gepleegd en nooit sporen achtergelaten, niet één vingerafdruk. Daarom werden ze de onzichtbare derde generatie genoemd. Soms vond men DNA-sporen, maar dat onderzoek stond toen nog in de kinderschoenen. De centrale figuren waren overigens wel bekend, en die zijn ook gepakt. Wolfgang Grams en Birgit Hogefeld, op een stationnetje in Bad Kleinen, in Mecklenburg-Vorpommern. De politie had een undercoveragent weten binnen te sluizen en die lokte ze in de val. Grams werd doodgeschoten op het perron en Hogefeld gearresteerd. In 1998 is nog een ander lid opgepakt, Holgar Lessing. Hij werd beschuldigd van moord op een industrieel en kreeg levenslang…”. Sommige RAF-terroristen vluchten naar Oost-Duitsland: “… O ja, der kleine Bruder, zo werd de DDR in RAF-kringen genoemd. Als RAF-leden het gevoel kregen dat de grond ze te heet onder de voeten werd, konden ze daar onderduiken. Ze werden in West-Berlijn benaderd, de vluchtelingen kregen een valse identiteit en woonden voortaan onopvallend in het socialistische paradijs, te midden van boeren en arbeiders. Minpuntje: ze waren aan de Stasi overgeleverd, de geheime dienst van de DDR. Die hield hen dag en nacht in de gaten en luisterde hun woningen af. Elke immigrant die op deze manier binnenkwam werd bovendien onmiddellijk bevorderd tot IM, Inoffizieller Mitarbeiter, dus onderdeel van het Stasi-apparaat, want kennis van de Bondsrepubliek en van West-Berlijn kwam goed van pas. Geen misstap werd getolereerd, niemand mocht erachter komen dat ze in de DDR asiel hadden gekregen. Soms werd zo’n voormalig RAF-lid door een toerist herkend, wat tot scherpe vragen van de West-Duitse autoriteiten leidde, maar dan luidde het antwoord enkele weken later steevast dat ‘onderzoek had uitgewezen dat bedoelde persoon zich niet in de DDR bevindt’. De toch al broze verhouding tussen de twee Duitslanden mocht in geen geval verder onder druk komen te staan. Het was allesbehalve ideaal. Sommige voormalige RAF-leden, die na de Duitse hereniging werden gearresteerd, waren zelfs opgelucht, omdat ze in een schijnwereld hadden geleefd en altijd angstvallig hun ware identiteit verborgen moesten houden, zelfs tegenover hun Oost-Duitse man of vrouw en hun kinderen…”.
Glad als een aal
En dan komt Matthias op de proppen met een foto van twee jonge vrouwen die lachend in de lens kijken: “… Die rechtse, met de lange donkerblonde paardenstaart, is Barbara Brinkman. Schuilnaam Rosa. Ze hoorde bij de harde kern van de derde generatie, maar ze is in 1985 verdwenen en ze hebben haar nooit kunnen vinden…”. De inlichtingendienst gaat ervan uit dat ze mede verantwoordelijk is voor de moord op Ernst Zimmerman, topman van MTU, een machinefabriek die apparatuur leverde aan het ministerie van Defensie, die in 1985 werd doodgeschoten in zijn huis in München. Ze is nooit opgespoord. De rechtse is Sofie Lothar, mevrouw de minister, of all people, voornamelijk herkenbaar doordat er een stukje aan haar voortand ontbreekt. Sofie hangt: “… Met die doden had Sofie Lothar natuurlijk niets te maken, maar dat hoefde ook niet, de connectie met deze topterroriste was al meer dan genoeg…”. Vervolgens begint er een verhaal binnen een verhaal waarin teruggeblikt wordt op het verleden van Sofie Lothar en haar relatie met RAF-terroriste Rosa. Uiteindelijk komt Rosa terug in het leven hier en nu van Sofie Lothar, waardoor ze zonder het te beseffen het gras voor de voeten van de konkelende Matthias en Florian wegmaait. Ik ga daar verder niet teveel over zeggen: dat is altijd het punt met thrillers – ze draaien om plots die je natuurlijk niet wil verraden. De meerwaarde van de boeken van Marjolijn Uitzinger ligt vooral in de historische en actuele werkelijkheid die een grote rol speelt in haar verhalen. Kortom, je steekt er een boel van op. Eén ding maakt ze op niet mis te verstane wijze duidelijk: wil je in de politieke jungle overleven dan moet je zo glad zijn als een aal...
Uitgave: De Geus – 2015, 283 blz., ISBN 978 904 453 668 3, € 17, 50
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten