Menu

zondag 4 maart 2018

Tijd van woede - Pankaj Mishra


Subtitel: een geschiedenis van het heden

Toen ik “Tijd van woede” uit had heb ik even zitten twijfelen of ik het moest bespreken. Aan de ene kant heeft de Brits-Indiase denker Pankaj Mishra een wel érg donkere visie op de wereld. Aan de andere kant schittert zijn verhaal door belezenheid en eruditie. Hij schrijft over de romantici op een manier die ik nog nooit zó ben tegengekomen. Ik heb dingen gelezen die ik nergens anders vond: en daarom lees ik natuurlijk! Mishra’s gitzwarte stem mag wat mij betreft zéker gehoord worden. Wie een mening ventileert die ook maar een beetje afwijkt van de huidige tijdgeest wordt in de sociale media zowat gekielhaald: alsof we onderhand nérgens meer tegen kunnen. Om hem iets te nuanceren is het misschien goed om het artikel van Hans Achterhuis in de Volkskrant van 1 april 2017 ernaast te lezen (zie hier). Zoals de laatste zelf zegt: “… Wanneer je meent dat alle zwanen wit zijn, probeer je een zwarte zwaan te vinden…”.

Selfie-individualisme

Wie de geschiedenis vergeet is gedoemd die te herhalen: “…Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon. Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws,’ dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest. De vroegere generaties zijn vergeten, en ook de komende zullen weer worden vergeten…” (Prediker 1: 9-11). In “Tijd van Woede” stelt Pankaj Mishra dat een moderne haatcultus als IS zeker geen uniek verschijnsel is. Het begin van de twintigste eeuw was ook vol destructiedrift, nationalisme en terrorisme. Een messianistisch verlangen naar een Nieuwe Mens en een Nieuwe Orde ging de wereld over. Alhoewel de huidige optredende fenomenen niet helemáál exact overeenkomen met die uit het verleden. Een verschil met toen is dat de levenden van vandaag behept zijn met een uitzinnige vorm van selfie-individualisme. Als christen denk ik in dit verband zeker aan een tekst als 2 Timotheūs 3:2 waarin staat dat in ‘de laatste dagen’ de mensen ‘liefhebbers van zichzelf’ zullen zijn.

Jongeren die geen kant op kunnen
Mishra begint zijn betoog met een verhaal over de Italiaanse dichter Gabriele D’Annunzio die in september 1919 met tweeduizend opstandelingen de stad Fiume aan de Adriatische Zee bezette. Hij wilde alle gebieden die volgens hem bij ‘moedertje Italië’ behoorde annexeren (dat klinkt me bekend in de oren – zie het leugentje waarom minister Halbe Zijlstra afgelopen maand moest opstappen). Deze ‘Duce’ van de ‘Vrijstaat Fiume’ “… bedacht de groet met gestrekte arm, die de nazi’s later zouden overnemen, en ontwierp onder andere een zwart uniform met doodskop met gekruiste botten; hij sprak obsessief over martelaarschap, opofferingsgezindheid en dood. Benito Mussolini en Adolf Hitler, in die tijd nog onbekend, luisterden gretig naar de pseudoreligieuze toespraken die deze kaalgeschoren man dagelijks vanaf zijn balkon hield voor zijn zwarthemd-‘legionairs’ (voordat hij zich terugtrok met zijn sekspartners van die dag)…”. D’Annunzio was een eersteklas manipulator die duizenden gefrustreerde jongeren aantrok in een wereld, geregeerd door een stelletje schaamteloos rijken, waarin ze geen kant op konden. Een complete massabeweging pakte de handschoen die D’Annunzio had geworpen op: het fascisme van Mussolini. Mishra analyseert de ‘vatbaarheid voor wraakfantasieën’ met als ultiem voorbeeld “Het futuristisch manifest”, in 1909 geschreven door Filippo Marinetti: “… Wij willen de oorlog verheerlijken - enige hygiëne van de wereld - , militarisme, patriottisme, de verwoestende daden der anarchisten, de mooie ideeën waarvoor men sterft, en de minachting voor de vrouw. Wij willen de musea vernietigen, de bibliotheken, academies van elk soort…” (IS is er niets bij). Aan het begin van de twintigste eeuw kreeg men te maken met de eerste grote crises in verband met de overgang naar industrieel kapitalisme en massapolitiek. Er was sprake van grootschalige migratie en terroristisch geweld. Misschien kunnen we leren van wat er een eeuw geleden gebeurde?

Dans Macabre
De aanslagen op westerse steden sinds 11 september 2001 leiden herhaaldelijk naar vragen als ‘Waarom haten ze ons?’ en ‘Wie zijn ze?’. Waarom levert uitgerekend het meest verwesterde islamitische land, Tunesië, de meeste jihadisten? Waarom sluiten zich tientallen goed presterende Engelse middelbareschoolmeisjes zich bij IS aan, terwijl ze weten dat ze als (seks)slaaf in totale afzondering zullen moeten leven? Mishra heeft het over een ‘dans macabre’ die is uitgebroken na de hoopvolle periode die uitbrak na de val van de Berlijnse Muur in 1989. Overdreven? De Koude Oorlog was ook een dreiging die ons van binnen disciplineerde, terwijl ze ons tegelijk beschermde tegen al te deprimerende zelfreflectie, aldus de conservatieve Amerikaanse denker Allan Bloom. Globalisering en internet leken een toekomst te beloven waarin iedereen met elkaar verbonden, meer welvarend en hoger ontwikkeld zou zijn. Maar in de gigantische, homogene, liberale wereldmarkt waarin mensen worden geprogrammeerd om hun eigenbelang te maximaliseren en dezelfde dingen te willen, komt lang niet iedereen aan zijn trekken. Een leger van ‘losers’ kan niet meekomen (zie ook Paul Verhaeghe – “Identiteit”). De fnuikende tegenstellingen tussen technologische innovatie en groei en systematische uitbuiting en grootschalige verpaupering liggen voor het oprapen. Het idee van een ‘botsing der beschavingen’ tussen de islam en het Westen is echter veel te kort door de bocht, volgens Mishra. Vergeten wordt dat het eerdere succes van Europa en Amerika mede gebaseerd is op roofzuchtig kapitalisme, wrede oorlogen, uitbuiting, imperialisme, antisemitisme en wetenschappelijk racisme. De geschiedenis van de modernisering is er grotendeels één van slachtingen en chaos - en een politiek van geweld, hysterie en wanhoop. Een pijnloze vooruitgang naar ‘westers voorbeeld’ zit er voor de rest van de wereld niet in, zegt Mishra. Het Westen zelf was ook lange tijd niet ‘Westers’: “… Oorlog, samenzwering, straatgeweld, onderdrukking en autoritair leiderschap bepaalden het aanzien van de eerste zestig jaar van Europa na de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789)…”. De overgeërfde sociale netwerken van betuttelende families, de religieuze tradities en de verzorgingssteunkussens van de staat zijn grotendeels verdwenen. Maar de meeste mensen worden al gauw moe en angstig van onbegrensde vrijheid en daardoor vatbaar voor bewegingen met strenge regels en charismatische leiders.

Ressentiment
Uitgebreid gaat Mishra in op de Verlichting. Voltaire, die alleen ging voor een relatie met de machtigen der aarde, haatte het ‘carnaille’: “… ‘We hebben nooit beweerd,’ schreef Voltaire, ‘dat we schoenlappers en dienstmeisjes zouden verlichten.’…”. Hij wilde het institutionele en politieke bestel alleen veranderen ten gunste van agressief eigenbelang najagende individuen als hijzelf. De betoverende god van het materialisme mag dan wereldwijd de religies en culturen uit het verleden hebben verdrongen; als niet iedere ‘homo economicus’ daarvan kan meeprofiteren genereert dat onvrede (zie de revoluties in het verleden). De gezwollen taal over zelfontplooiing, waarin iedereen een ondernemer is, resulteert veel te vaak in een lot als dat van de voor een schijntje zwoegende Uber-chauffeur. Mensen moeten het zelf maar uitzoeken in een steeds heviger concurrentieslag; een oorlog van iedereen tegen iedereen. Hele groepen voelen zich vernederd door een arrogante, leugenachtige elite. Dit gevoel loopt dwars door alle nationale, religieuze en raciale scheidslijnen heen: “… Wat wordt miskend is dat mensen zich overal ter wereld ineens publiekelijk zijn gaan beschouwen als individuen met rechten, verlangens en belangen…”. Het racisme, de vrouwenhaat en de politieke demagogie die in de nieuwe media rondwaren laten zien wat Nietzsche bedoelde met ‘ressentiment’. De mogelijkheid om zich vol afgunst en wrok met elkaar te vergelijken is grenzeloos. Dostojevski schreef dat ‘liberté’ alleen voor miljonairs bestaat. In “Aantekeningen uit het ondergrondse” beschrijft de laatste een man die voortdurend droomt van wraak op zijn maatschappelijke superieuren. Hij zwelgt in zijn onmacht en legt de schuld van zijn benarde positie buiten zichzelf. Een beter voorbeeld van ‘ressentiment’ is bijna niet te geven: de achterblijver die al zijn haat projecteert op een afstandelijke, ontoegankelijke elite. Mishra’s waarschuwing: “… Bakoenin, de voorvader van de huidige gezagsloze strijders, maakte zich vrolijk over de ‘mysterieuze, verschrikkelijke woorden’ vrijheid, gelijkheid en broederschap, die een voorbode zijn van ‘de totale vernietiging’ van de ‘bestaande politieke en maatschappelijke orde.’…”.

Mimicry
Het moderne Westen is helemaal niet zo anders dan zijn ogenschijnlijke vijanden. Extreemrechts komt overeen met radicaal moslimfanatisme. De schrijfsels van Anders Behring Breivik zijn van hetzelfde laken en pak als willekeurig welke moslimfundamentalistische preek. Franse kolonialen in Algerije gebruikten dezelfde martelmethoden als de nazi’s. De Amerikanen leerden hun ondervragingsmethoden van de Sovjets. IS presenteert in filmpjes westerse gijzelaars in oranje overalls van Guantánamo Bay: “… Vrachtwagenchauffeurs uit Louisiana met een wapen op zak hebben meer gemeen met Indiase hindoes die zwaaien met een driespeer, Pakistaanse moslimfundamentalisten met lange baarden en nationalisten en populisten waar ook, dan ieder van hen beseft…”. Kortom, dit heeft allemaal niets met de achterlijkheid van wat voor religie dan ook te maken, maar met wat de antropoloog René Girard ooit aanduidde als ‘toe-eigenende mimicry’. We doen elkaar allemaal achterna tot in onze verlangens aan toe: “… vandaag de dag komt er duidelijk veel imitatiegedrag kijken bij een zelfverklaarde IS-kalief met een Rolex om zijn pols en een Indiase premier die in een 15000 pond kostend maatpak van Savile Row met gepersonaliseerd streepje het hindoeïstisch reveil predikt…”. De wil om elkaar na te apen neemt overal toe, volgens Mishra, en komt keihard in aanvaring met de moderne belofte van gelijkheid als het gaat om macht, onderwijs, status en bezit. Het gevolg: buitengewone mondiale onrust.

Voltaire versus Rousseau
Prachtig zet Mishra de tegenstelling tussen de verlichtingsfilosoof Voltaire en de aartsromanticus Rousseau uiteen. De enige vrouw die ooit van Rousseau hield, schreef over hem: “… Hij was zo lelijk dat hij me angst aanjoeg, en het leven maakte hem er niet mooier op. Maar hij was een aandoenlijk figuur en ik behandelde hem zacht en vriendelijk. Hij was een interessante gek…”. Voltaires grootste vijand was de Katholieke Kerk. De agnostische Rousseau vond dat religie het leven van de armen draaglijk maakte en dat Voltaire en zijn kliek de eenvoudige gevoelens van gewone mensen minachtte. Voltaires’ intolerantie was alleen maar de seculiere versie van religieus fanatisme: de pot verwijt de ketel… Voltaire kuste de voeten van de despotische vernieuwer tsarina Catharina de Grote die haar hof open zette voor denkers uit het verlichte Europa. Frédéric-Melchior Grimm herschreef het Onzevader tot ‘Onze moeder, die in Rusland zijt’, en het credo tot ‘Ik geloof in één Catharina’. Diderot liet zich zo meeslepen in zijn rol als raadsheer van de keizerin dat hij Catharina voortdurend in haar dij kneep, zodat ze een tafel tussen hen in zette. Catharina met haar filosofen hebben laten zien dat de rede kan ontaarden in dogma’s en nieuwe vormen van overheersing: autoritaire staatsvormen, brute manipulaties van menselijke relaties van bovenaf – verpakt als begaanheid met de mens – en onverschilligheid voor leed. Stalins’ Rusland, waar in de jaren dertig religieuze en duidelijk achtergebleven groepen met wortel en tak werden uitgeroeid, was een typische Verlichtingsutopie. Rousseau ging voor nationalisme en vaderlandsliefde en scheiding der seksen. Volgens Mary Wollstonecraft reduceerde hij vrouwen tot ‘zachtaardige huisdieren’. Hij voelde zich moreel ver verheven boven de graaiende gecorrumpeerde elite. Rousseau zag wel iets in Spartaanse burgerlijke deugdzaamheid. Hij idealiseerde Sparta zoals moslimextremisten het kalifaat. Mishra: “… Rousseau liep vooruit op de hedendaagse underdog, met zijn bozige slachtofferschap en zijn eis te worden verlost…”. De Romantici waarschuwden als geen anderen voor het agressief najagen van materiële welvaart en macht ten koste van de esthetische en geestelijke kant van het leven.

Rousseaanse nachtmerrie
Rousseau had hier en daar wel gelijk. Zie de Rousseaanse nachtmerrie die ontstond onder verwesterse dictators als de sjah van Perzië, Stalin van Rusland, Mao Zedong van China, Soeharto van Indonesië, Atatūrk van Turkije, Ben Bella van Algerije, Ayub Khan van Pakistan, Nasser en Sadat van Egypte. Het ontwikkelingsmodel in derdewereldlanden bracht ongekende armoede, uitbuiting en onderdrukking. Plattelandsmigranten kwamen in de sloppenwijken van grote steden terecht. De moderniteit richtte enorme psychische schade aan onder miljoenen mensen die er niet aan konden wennen dat ze afstand moesten doen van al dan niet godsdienstige tradities die duizenden jaren hadden bestaan: “… De niet-verlichte oosterse ‘ander’ is sinds de achttiende eeuw geregeld gebruikt om de verlichte westerling te definiëren en diens superioriteit te onderstrepen…”. Veel westerse leiders en intellectuelen zijn dan ook nog steeds zowel ontdaan als verbijsterd als een onbekende generatie van langbaardige, uit naam van de islam sprekende activisten en denkers, uit de puinhopen van mislukte experimentele inmenging komt kruipen. Terwijl ze de achterliggende eeuw vol invasies, oneerlijke verdragen, moordaanslagen, coups, corruptie en keiharde manipulatie negeren of bagatelliseren. En ondertussen de tegenstellingen domweg blijven herkauwen: de achterlijke islam tegenover het vooruitstrevende Westen, de rationele Verlichting tegenover middeleeuwse redeloosheid, de open samenleving tegenover haar vijanden. Hoe ver ligt dat helemaal af van de ‘biologische verbetering van het ras’ waardoor in het kader van het sociaal darwinisme, tienduizenden vrouwen werden gesteriliseerd in Zweden, Denemarken en Finland? Om het maar niet te hebben over de sociaal zwakkeren die onder Hitler zijn vermoord? Islamitische landen die door te moderniseren en masse ontevreden en radicale figuren voortbrengen volgen daarmee een patroon dat door Rusland werd ingezet. Geseculariseerde jongemannen die de moderne wereld betreden vinden die in de praktijk gekmakend hard en vervreemdend en komen in een geestelijke leegte terecht. T.S. Eliot schreef in 1938 al: “… heeft onze samenleving, die altijd zo zeker is van haar niet-onderzochte aannames, iets blijvenders tot stand gebracht dan een zooitje banken, verzekeringsmaatschappijen en bedrijven, en beschikt ze over belangrijkere overtuigingen dan het geloof in samengestelde interest en de uitkering van dividend?...”. In “Gharbzadegi” (‘westoxificatie’) noemt de Iraanse schrijver Al-e-Ahmad de politieke islam voor het eerst een trots, inheems alternatief voor het kapitalisme en communisme.

Grenzeloos nationalisme
Napoleon kun je zien als het prototype van de Europese kolonist c.q. imperalist, aldus Mishra – en het liep niet best met hem af. Mishra voert het huidige, overal de kop opstekende wij-tegen-hen-nationalisme terug naar de Duitse Sturm und Drang romantiek, die geborgenheid, identiteit en veiligheid beloofde. De wereld opnieuw betoverde. Maar, waarschuwde Novalis, waar geen goden zijn heersen spoken. De Joodse dichter Heine profeteerde dat antisemitisme de keerzijde van de Teutoonse francofobie zou zijn. Volgens Nietzsche leidde materialisme en de dood van God tot een nepmystiek over natie en staat met een heilige missie en tot utopische dromen. Vol walging keerde hij zich van Wagner af. Mishra vertelt hoe rond 1900, tegen de intellectuele achtergrond van cultureel verval en pessimisme, overal het idee van de heldhaftige übermensch postvatte. Men geloofde dat een glorieuze wedergeboorte na achteruitgang en decadentie, ontleend aan het christelijke concept van wederopstanding, in het politieke domein op handen was. Bloedvergieten en oorlog zou de wereld vooruit helpen. De naties tot eenheid smeden. De extreme hindoetheoreticus Savarkar schreef: “… Niets maakt het Zelf zo bewust van zichzelf als een conflict met het niet-Zelf. Niets smeedt volken zo aaneen tot een natie, en naties tot een staat, als de druk van een gezamenlijke vijand. Haat verdeelt en verenigt…”. Savarkar vond Gandhi’s geweldloosheid dan ook ‘zondig’. Premier Narendra Modi volgt zijn spoor en stookt de schaamte en woede van Savarkar over ‘ruim duizend jaar slavernij’ onder islamitisch en Brits bestuur alleen maar op.

Het draait allemaal om mij
Uitgebreid gaat Mishra in op de 'lone wolves' (McVeigh, Omar Mateen, Nidal Hasan) en hun anarchistische voorgangers die bezeten zijn van het idee geweld te gebruiken en rotzooi te trappen. Volgens Mishra dankt IS zijn bestaan veel meer aan Operation Infite Justice en Enduring Freedom dan aan islamitische theologie: “… IS is het typische product van een radicaal globaliseringsproces waarin overheden die hun burgers niet tegen buitenlandse indringers, politiegeweld of economische onrust kunnen beschermen hun morele en ideologische legitimiteit verliezen en een gat laten vallen voor niet-statelijke partijen als gewapende bendes, de maffia, burgerwachten, krijgsheren en figuren die zich persoonlijk willen wreken…”. IS wordt geleid door aanhangers van het seculiere regime van Saddam Hoessein. De meeste kennis die hedendaagse terroristen over de islam hebben graaft niet dieper dan de inhoud van ‘Islam voor dummies’: “… Bijna allemaal hebben ze veel ervaring met kleine criminaliteit, om nog maar te zwijgen van hun banale maar niettemin onislamitische zuippartijen en drugsgebruik…”. Op de vlucht voor hun eigen duistere geest dromen ze van een nieuw zelfbeeld. Hun beweegredenen volgens Mishra: ongelijkheid, het gevoel geen perspectief te hebben, een gebrek aan matigende instituties, algehele politieke uitzichtloosheid, nutteloosheid. Bakoenin legde ooit de vinger als geen ander op de zere plek: het bestuur van de grote volksmassa door een bevoorrechte minderheid. Zijn idee van vrijheid: een blijmoedige passie voor vernietiging. De huidige toestand in de geglobaliseerde wereld is volgens Mishra vooral te danken aan het autonome en zelfzuchtige individu dat als figuur is mislukt en terugvalt naar ofwel een boze stammencultuur ofwel een agressieve vorm van wetteloos individualisme. De nieuwe media kwéken ressentiment: “… De huidige trend in films over een door zombies veroorzaakte eindtijd lijkt te worden voorafgeschaduwd door mensenmassa’s die overal ter wereld op straat met lege blik op hun schermpjes turen…”. De ‘vind-ik-leuks’ op social media hebben het normale beeldbewustzijn opgeblazen tot obsessieve zelfprojectie. Wedijver en afgunst kunnen al gauw omslaan in een agressieve drijfveer, “… waardoor iemand zich uitsluitend erkend voelt wanneer hij de voorkeur geniet boven anderen en zich verkneukelt over hun ellende. Of, in de kernachtige bewoordingen van Gore Vidal: ‘Het is niet genoeg om te slagen. Anderen moeten falen.’…”. Ressentiment lijkt de natuurlijke consequentie van onze mondiale, liberale wereld – die me vooral aan de toren van Babel doet denken. Ik hoef maar te wijzen naar “Een Marokkaan in Noord”, van Barbara Schouten, om te beargumenteren dat Mishra ondanks zijn zwartgalligheid zeker een punt heeft, en veel geeft om over na te denken…

Uitgave: Atlas Contact – 2017, vertaling Nico Groen, 336 blz., ISBN 978 904 503 401 0, € 27,99
Rechtstreeks bestellen: hier

2 opmerkingen :

  1. Interessante bespreking. U schrijft dat u twijfelde om deze bespreking te plaatsen. Laat ik ter aanmoediging zeggen dat die twijfel onnodig was. Ik zou zeggen: ga zo door!

    Ter aanvulling:
    Uw stukje deed me onder andere denken aan Frantz Fanon, een psychiater die met zijn boek „De verworpenen der aarde“ betoogde dat geweld tegen regimes noodzakelijk is om veranderingen te bewerkstelligen. Ook daar lijkt ressentiment het achterliggende motief voor geweld, iets dat we in onze huidige tijd ook weer zien.

    Volgens QuoteInvestigator komt ‘Het is niet genoeg om te slagen. Anderen moeten falen’ niet van Gore Vidal, hoewel hij het wel gebruikt heeft:

    In conclusion, based on current evidence this family of sayings began in 1959 with the statement credited to Somerset Maugham. The quotation may have been influenced by La Rochefoucauld, but it was distinct. Multiple versions were created during decades of evolution. Iris Murdoch was the first to employ a version with the subphrase “others must fail”, and she did so before Gore Vidal.




    BeantwoordenVerwijderen