Hoe komt het toch dat Scandinavische thrillers de beste in zijn soort zijn? Sjöwall & Wahlöö, Henning Mankell, Stieg Larsson. Sommigen geven het koude klimaat en het lege landschap, de sombere dagen en de donkere nachten de schuld. Je zit veel binnen en dan ga je vanzelf verhalen verzinnen. Anderen leggen een link met de gewelddadige Edda die de Noren in het bloed zit. Iemand zei dat je voor dit genre boeken een stabiele samenleving nodig hebt. In Argentinië en Afrika snappen ze geen hout van deze literaire fascinatie. En dan heb je nog de maatschappijkritiek en de psychologie die vaak in dit slag romans zijn verwerkt: daar houdt de Europese lezer van.
Daar gaan we weer…
Toegegeven, ik heb nooit zo’n hoge pet op gehad van thrillers. Mijn vooroordelen: wreed, grof, bloederig, onsmakelijk, nivootje nul, expliciete voorspelbare seks en ongeloofwaardige buitenproportionele actie. Not my cup of tea. En eerlijk gezegd, toen ik de eerste bladzijden van het eerste hoofdstuk van “De slaap en de dood” las, dacht ik: daar gaan we weer. Een vrouw die gemarteld wordt door een duivel compleet met een zwarte dokterstas vol injectiespuiten, weet te ontsnappen, en rent in haar blootje de straat op. Maar dan verandert het perspectief en begint het echte verhaal. Je weet niet wat je leest! Een gewaarwording die een beetje vergelijkbaar is met het optreden van Susan Boyle in The Britains Got Talent-show (zaterdag 11 april 2009). Iedereen denkt: dat wordt niks. Tot ze haar mond open doet…
De zegen en vloek van buitengewone begaafdheid
Ik ga niet teveel van het boek weggeven, natuurlijk. Ik ga wel het een en ander vertellen over wat er allemaal aan ongewoons bij dit verhaal komt kijken. Het draait om Niels Bentzon, een gijzelingsonderhandelaar bij de politie van middelbare leeftijd. Het bijzondere is gelijk al dat hij geen norse, grommende, sacherijnige, aan de alcohol en coke verslaafde smeris is - zoals gewoonlijk - maar een hoogsensitieve man, die juist daarom zo op zijn plaats is in zijn beroep: wanhopige zielepoten die zichzelf of anderen van het leven willen beroven wegpraten van de afgrond.
Veel prikkels opvangen is erg vermoeiend: “… Hij oefende om níét te voelen in wat voor humeur ze was, om níét voortdurend op te merken hoe mensen om hem heen zich voelden. Hij wilde de kleine tekens níét lezen: de lichaamstaal, de mate van welwillendheid, blikken die te lang of te kort werden vastgehouden…”. Zijn harde collega’s accepteren hem minzaam: “… Bentzon, jij zegt heel veel. Daarom ben je ook zo goed in wat je doet. Toch? Wij zeggen toch helemaal niets. Wij zijn niet zo goed met al die woorden. Wij zijn gevoelloze rotsblokken waar iedereen zich aan bezeert…”.
Zijn vrouw is precies het tegenovergestelde type – wat je wel vaker ziet in relaties. Een hoogbegaafde, wat autistisch aandoende astrofysicus, die zich zo in zichzelf terug kan trekken dat Niels het gevoel heeft geen contact meer met haar te kunnen maken:
“… Hannahs ouders hadden zich voor haar geschaamd toen ze klein was. Ze hadden geprobeerd om haar te laten zijn zoals de andere kinderen. ‘Doe toch niet zo slim’, had haar vader gezegd. Pas toen ze op zeer jonge leeftijd op het Niels Bohr Instituut was komen werken, had ze zich thuis gevoeld in de wereld. Thuis tussen de andere gekken, die ook niet merkten dat er voedselresten tussen hun tanden zaten, dat ze hun bloes binnenstebuiten aanhadden, of twee verschillende schoenen droegen. Dat was gewoon iets wat andere mensen niet konden begrijpen. Dat de normale wereld helemaal kon verdwijnen. Dat het enige wat nog bestond, de vergelijking was, de oplossing, de getallen die in zo’n hoog tempo door haar hoofd tolden dat ze niet in de gaten had dat ze haar fietshelm nog ophad, al was ze drie uur geleden binnengekomen…”. Ze worstelt met haar eigen demonen. Een schizofrene zoon van vijftien uit een eerder huwelijk die zelfmoord heeft gepleegd omdat hij de wereld niet aan kon. Ook ‘gezegend en vervloekt’ met buitengewone begaafdheid. En ze is zwanger. Van een tweeling. Ze zegt niets tegen Niels. Ze wordt het hele boek door verscheurd door het dilemma wel of niet abortus te plegen. Abortus voelt als moord; maar de gedachte is ondraaglijk weer zieke genen te zullen doorgeven.
Bizar
Verder met het verhaal. De naakte vrouw klimt een spoorbrug op, dreigt te springen onder het toeziend oog van steeds meer voorbijkomende mensen, en Bentzon wordt er bij geroepen. Voor de eerste keer in zijn leven kan hij een zelfmoord niet voorkomen. Voordat ze springt ziet hij dat haar ogen zich focussen op iemand in het publiek waar ze vreselijk bang voor is. De autopsie brengt bizarre feiten naar boven: de vrouw blijkt dood te zijn geweest, en weer tot leven gewekt. Verdronken in zout water. Schroeiplekken van een defibrillator. Drugs in haar lichaam. Haar naam: Dicte van Hauen. Wereldberoemd soliste bij het Koninklijk Ballet, en al anderhalve etmaal door niemand gezien. Ziedaar de zaak die Niels Bentzon in ruim vijfhonderd bladzijden tot een oplossing gaat brengen.
Het mysterie van de ziel
In het Nederlands Dagblad stond afgelopen zaterdag een leuk stukje van schrijver en arts Ivan Wollfers over de positieve effecten van lezen: beter slapen, meer empathie, minder stress, meer zelfvertrouwen, enzovoorts. Maar het maakt wel uit wát je leest, van pulp groeit je empathisch vermogen niet. Wollfers: “… Slechte boeken zijn verhalen die geen vragen oproepen, geen stiltes laten vallen, maar alles voorkauwen. Dat is net pornografie: het verrast niet, maar voldoet aan de verwachtingspatronen. En uit iets dat niet verrast, ontstaat geen vernieuwing…”. Daar kun je A.J. Kazinski, pseudoniem voor de twee jonge Deense auteurs Anders Rønnow Klarlund (1971) en Jacob Weinreich (1972), niet van betichten. Eigenlijk is het hele boek een onderzoek naar het mysterie van de ziel. Ze durven wel, want ruim een jaar geleden schreef Willem Jan Otten nog - in een voorwoord bij "Essays over de ziel" van Robert Lemm - dat als je je onsterfelijk belachelijk wil maken, je moet komen aanzetten met het bestaan van de ziel: “… Onze tijd is, althans in ons hoekje van de grote wereld, die van ‘Wij zijn ons brein’…”. Otten: “… Hoe de weldenkende, kwaliteitskranten lezende Hollander precies te werk gaat moet nog grondig onderzocht worden, maar het lukt hem en haar om de gedachte aan de onherroepelijke dood en het afgrijzen over de al even onherroepelijke stort van zelfs de dierbaarste doden in de bodemloze koker van het onverschillige en sadistische universum, te bezweren door dikke boeken te lezen waarin bewezen wordt dat er op het bestaan inderdaad niets volgt; dat alles wat wij beseffen en denken en ervaren een mechanisch bijproduct is van aan en uit flakkerende neuro-transmitters; en dat iedere gedachte aan een bewustzijn, of een geest, of een ziel hopeloos achterhaald is. Wat een wonderlijke toestand nu toch weer. Het ziet er uit als wrijven over een wrat: de jeuk bestrijden met pijn. De gedachte dat het bewustzijn, of de geest, (het woord ziel valt al lang niet meer genoemd in dit discours) een door en door gedetermineerd bijproduct is, kan kennelijk de verbijstering over de lukrake zinloosheid van het bestaan overstemmen. Robert Lemm is gebleken niet zo makkelijk genezen te kunnen worden van de bestaansverbijstering. Hij gelooft er geen barst van dat als we de ziel nu maar onbestaanbaar verklaren, met groot vertoon van MRI-scans, dat hij dan getroost zal inslapen, vertrouwend op de euthanatische ‘Brave New World’ die nu zal aanbreken. Hij weet dat er zoiets bestaat als de nachtmerrie van de rede: juist in het slaapje van de rationalistische rechtvaardigen zal het gaan spoken…”. En dat bewijst A.J. Kazinski dan maar weer eens, zonder ook maar met één woord te refereren aan het christendom - uitgezonderd de Bijbelteksten, waarmee elk van de drie delen waaruit de roman bestaat, aanvangt - dat voornamelijk draait om zorg voor de ziel en altijd al heeft beweerd dat er leven is na de dood.
Bijna Dood Ervaring
Als we geen ziel hebben, waarom maken we ons dan zo druk om zelfmoord en euthanasie en abortus? En wat te denken van bijna-dood-ervaringen? Zijn BDE’s niets anders dan de laatste stuiptrekkingen van de hersenen? In “De slaap en de dood”:
“… Meer reanimaties betekende meer verhalen over het leven na de dood, over licht, tunnels, over een mysterieus, fantastisch net dat de aarde omhult, over ontmoetingen met mensen die al lang dood waren. Daarom hadden enkele Britse en Amerikaanse artsen tijdens een congres dat onder regie van de VN werd gehouden het idee opgevat. Voor het eerst in de rijk gevarieerde geschiedenis van de wetenschap was het toegestaan om te praten over het leven na de dood. ‘Er is iets wat wij niet kunnen verklaren.’ Het was alsof je een zucht van verlichting door de artsen van over de hele wereld kon horen gaan. Eindelijk mochten ze de ervaringen die ze niet begrepen onder woorden brengen. De verhalen waarmee mensen terugkeerden nadat ze waren gereanimeerd. Uiteindelijk waren de artsen het erover eens geworden dat de dood moest worden onderzocht. Dat het bewustzijn met nieuwe ogen moest worden bekeken, als een fenomeen dat aspecten bevatte waar wij niets over weten. ‘Bewustzijn’. Zo noemde men het. Niet ‘ziel’. ‘Awareness’. Er was een samenwerkingsverband opgezet tussen eerstehulpafdelingen in verschillende landen…”. Volgens een deskundige zijn er ook best veel mensen die de hel ervaren in plaats van de hemel: “… Duisternis en verschrikking, vreemde dieren met hoorns, de ondergang van de wereld…”.
We zijn nog veel meer dan DNA
Dicte van Hauen blijkt geobsedeerd door de dood. Op haar kamer vindt Niels boeken met titels als: “Near-Death and Out-of-Body Experiences”. “The Afterlife”. “Spiritual Doorway in the Brain”. “Buddhist Near-Death Experiences”. Onder haar bed ligt “Faidon” van Plato. Een filosoof vertelt Niels dat het handelt over Socrates die er in uiteen zet dat er vier bewijzen zijn voor de onsterfelijkheid van de ziel. Eén: de kringloopgedachte. In de natuur is alles ingericht in een kringloop, slapen - waken, zomer-winter, enzovoorts. Zonder tegenstellingen is het leven onmogelijk. Twee: de anamnese of weder-herinnering. Wij hebben aangeboren begrippen: goed, gelijk, mooi. Waar komen die vandaan? Drie: de leeftijdloosheid van de ziel. Alle oude mensen zeggen dat ze zich van binnen jong voelen. Vier (en die snap ik niet helemaal): je kunt niet een ‘beetje’ onsterfelijk zijn, net zo min als je een ‘beetje’ zwanger kunt zijn. De ziel valt na de dood dus niet uiteen.
Dicte heeft zelfs een rol in een ballet over de dood: “Giselle”. Een balletmeester:
“… ‘Giselle’ gaat over alles wat gevaarlijk is. Over alles wat verdrongen wordt. Dat wat we niet willen weten, niet kunnen begrijpen. Over seksualiteit. De seksualiteit van de vrouw. De verborgen krachten in de vrouwelijke natuur. Krachten die zo sterk zijn dat ze angstaanjagend en niet te controleren zijn, maar tegelijkertijd ook aantrekkingskracht bezitten en vol verleiding zijn…”.
Een wetenschapper in het boek: “… ‘Het universum, de ziel, de oorsprong’, zei hij en hij ging verder terwijl hij opstond: ‘We zijn nog veel meer dan DNA. En misschien is dat nou juist wat we “de ziel” noemen? Hoe weten trekvogels wat hun reisdoel is? Is dat een aangeboren vaardigheid? Daarover bestaat brede eensgezindheid. Dat weet men door de jonge koekoek die nog nooit zijn biologische ouders heeft gezien. En toch vindt hij de weg naar Ivoorkust, net als alle andere jonge koekoeken op de wereld. We hebben zendertjes op trekvogels bevestigd. Hoe langer we ze bestuderen, hoe meer we ons verwonderen. Hoe weten ze het? Als het aangeboren is, hoe moet je het dan noemen? Ziel?’…”.
Een ander heeft het over het baanbrekende onderzoek van dr.Ian Stevenson - “Where Reincarnatie and Biologie Intersect” - op het gebied van reïncarnatie onder 225 kinderen die tot in detail vertellen over dingen die ze in eerdere levens hebben meegemaakt.
Hannah die met een verpleegkundige discussieert over een abortus naar aanleiding van de Deense wet die bepaalt dat het leven na twaalf weken begint, oftewel vierentachtig dagen, oftewel 2.016 uur, oftewel 120.960 minuten: “… ‘Maar een minuut minder, dat is dus 120.959 minuten, is niet genoeg om te zeggen dat het leven is begonnen.’ ‘Als je het letterlijk opvat.’ ‘120.960 minuten is dus het reële nulpunt. Daarvandaan begint alles. Je kunt zeggen: het leven begint na 120.960 minuten. Dan wordt de … ziel geboren. Moeten we dat woord gebruiken?’…”. Natuurlijk komt dan de vraag hoe het zit vanaf het moment van de bevruchting tot de 120.960ste minuut. Wat zijn we dan? Een half mens? “… ‘We bevinden ons gedurende 120.960 minuten in een toestand, een wereld waar niemand over praat, maar waarvan iedereen weet dat hij bestaat. Een toestand die geen leven, maar ook geen dood is’…”. De verpleegster: “… ‘Ik begrijp best dat het moeilijk is. Dat is het voor iedereen. In veel ziekenhuizen worden de embryo’s van abortussen verzameld en begraven op een kerkhof. Dat laat heel duidelijk zien dat een embryo natuurlijk niet zomaar een ding is, maar … iets anders.’…”. Het gesprek wordt er niet makkelijker op als de verpleegkundige ook nog vertelt dat onderzoeken erop wijzen dat een embryo pas na vierentwintig weken pijn kan voelen, maar dat andere onderzoeken het daar weer niet mee eens zijn. En dan zijn er nog wetenschappers die hebben gemeten dat heel kleine embryo’s dromen: “… Maar waar droomden ze over? Dromen komen voort uit het onderbewustzijn, heeft Freud gezegd. Datgene wat uit het bewustzijn van een individu wordt verdrongen. Betekende dat dat zelfs embryo’s van een paar weken oud een bewustzijn hebben? Een ziel? Droomden ze van eerdere levens? …”. Wie bepaalt wat menswaardig leven is? “… Wie voelt zich altijd gelukkig terwijl hij leeft? Veel grote filosofen haatten het leven. Kant, Schopenhauer. Voor hen was het leven een hel, de dood een bevrijding. Hadden zij nooit moeten leven? …”. En wat te denken over het idee dat ongeboren levens misschien wel hun ouders kiezen, in plaats van andersom.
Balans
Voor wie het allemaal een beetje te theoretisch in de oren klinkt: in het boek zijn actie en beschouwing perfect in balans. Je zit in het hoofd van de moordenaar. Je zit in het hoofd van een meisje dat in een psychiatrische inrichting verblijft omdat ze weigert te praten. Levend dood zou je kunnen zeggen. Er zijn spectaculaire achtervolgingen langs kunstwerken waar ik nog nooit van had gehoord: “De Nacht met zijn Kinderen” van Thorvaldsen (die “Slaap” en “Dood” heten, vandaar de titel) en “Avond. De oude vrouw en de dood” van L.A. Ring. Er is zelfs een episode over wurgseks, maar ook dat blijft binnen de perken. Ivan Wollfers kan tevreden zijn.
Uitgave: De Geus – 2015, vertaling Femke Blekkingh-Muller, 542 blz., ISBN 978 904 452 829 9, €19,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten