Menu

zondag 18 april 2021

KliFi – Adriaan van Dis

 


Subtitel: Woede in de republiek Nederland

 

Aan de ene kant is er heden ten dage dus veel aandacht voor de sociale kant in literatuur en media - zie mijn vorige blog. Aan de andere kant is er een enorme opleving aan toekomstromans. Dat is natuurlijk geen wonder. We leven in een snelle tijd van onvoorstelbare veranderingen: coronacrisis, klimaatcrisis, vluchtelingencrisis, de mondiale samenleving, de digitalisering, de apparaten die ons leven gaan beheersen, de medisch-ethische vraagstukken waar we nog geen antwoord op hebben. We weten niet welke richting het op gaat. Wacht ons een utopie of een dystopie? Of, om in Bijbelse termen te spreken, is het ‘duizendjarig vrederijk’ aanstaande dan wel ‘de grote verdrukking’? Een spannende vraag toch? Het houdt de gemoederen nogal bezig: zie bijvoorbeeld de serie ‘Filemon en de Complotten’. Literair lijkt vooralsnog de dystopie te overheersen, waar Adriaan van Dis zijn deuntje aan toevoegt. Maar een spiritueel spreker als Maarten Zweers bijvoorbeeld, staat daar weer veel positiever in. Alle grote muzikale en literaire werken uit de cultuurgeschiedenis leren ons dat vóór de mensheid een stap voorwaarts zet, er éérst een periode van chaos uitbreekt, waarin het duidelijk wordt dat de oude krachten hun tijd hebben gehad en de nieuwe krachten steeds meer aan invloed winnen, zegt hij. Individuen maken zich los van de massa en nemen het voortouw, zie onder andere Greta Thunberg (ik moest ook denken aan het nieuwe programma van Ryanne van Dorst: ‘Het alternatief’). Van hun creativiteit moeten we het hebben, volgens Zweers. Al zet wat er in Ruinerwold gebeurde daar natuurlijk weer de nodige vraagtekens bij. Desondanks: ik ben een optimist – Zweers’ visie geeft mij lucht. Wij zullen zien…

 

Ironie is altijd scherp

Tsja, Adriaan van Dis. Ik zeg het maar recht voor zijn raap: ik vond “KliFi” een nogal slap verhaal met de diepgang van een bord vla en een tot vervelens toe uitgekauwde en geijkte visie van de eerste de beste salonsocialist. Ik kon er echt niets ‘nieuws’ of ‘anders’ in ontdekken. “KliFi”, dat staat voor het woord klimaatfictie, is precies wat iedere nette, brave, deugende opvoeder die zich een ‘dwarsdenker’ waant, wil horen. Met zijn grote-letter-druk van zo’n tweehonderd bladzijden, dewelke makkelijk in honderd pagina’s normale druk waren gegaan, voorspel ik alvast dat het binnen de kortst mogelijke tijd waarschijnlijk de nummer één op de boekenlijst Nederlands van alle middelbare scholen zal worden. Ook al lijkt de roman in eerste instantie vooral op een exemplaar uit de bejaardenbibliotheek. De verrassende uitvoering in gekleurd en verschillend lettertype, plus grappige icoontjes, maakt het in ieder geval nog een interessant boek voor een beginnende lezer. Was het de bedoeling de ongeremde honger naar nieuwe kicks te stillen? Of functioneert een en ander misschien als tegemoetkoming aan onze korte aandachtsboog? Het optreden van Adriaan van Dis in ‘Eu’s Boekenclub’ was de trigger die mij “KliFi” deed lezen. Achteraf gezien paste Van Dis met zijn boek helemaal in dat programma. Hetzelfde oppervlakkige kaliber; hoewel ik allang blij was dat er tenminste weer een boekenprogramma op tv kwam. Wat Van Dis bestempelt als ‘ironie’, is volgens mij niet meer dan ‘leuk voor de leuk’. Ironie is altijd scherp. ‘Leuk voor de leuk’ is meer iets voor flauwe flapdrollen. Ik ben benieuwd wat Ruth Joos en Wilfried de Jong er met de uitzending ‘Brommer op zee’ van gaan bakken.

 

Het geweten van een drinker

Hoofdpersoon in “KliFi” is de 84-jarige schrijver Jákob Hemmelbahn, zoon van Hongaarse vluchtelingen, die misschien wat minder aan de Laphroaig (een whiskymerk) had moeten zitten. Alcohol tast op den duur je verstandelijke vermogens aan weten we uit “Shuggie Bain”. Het geweten van een alcoholist werkt doorgaans prima; ook al wil hij of zij er niet mee geconfronteerd worden: “… Je drinkt te veel, men zal denken dat je tekst in een delier is geschreven…”.  In het boek krijgt Hemmelbahn’s innerlijke stem zelfs een naam: Poema. “… Een beest was het: het hijgde in zijn nek, klauwde aan zijn arm, krabde aan een regel die niet beviel, aaide een raak beeld. Een tik, een zetje hier, een stootje daar...”. Anno 2030 staat er aan het hoofd van de republiek der Nederlanden een boreale ‘Uil van Minerva’, wiens flamboyante uitspraken in rood doen denken aan de citaten in Mao’s rode boekje. Zo plukt Van Dis wel héél postmodern her en der zijn items weg. Zie de schrijver die zichzelf bijvoorbeeld à la Marianne Zwagerman etaleert als ‘dor hout’. Een orkaan maakt dat half Nederland onder water staat. Het gevolg: honderden doden en daklozen. De president ontkent de zaak. Als je dat voor elkaar krijgt moet je toch wel ongeveer in Noord-Korea wonen volgens mij. Zie de impact van de watersnoodramp in 1953. Toen waren er nog niet eens mobieltjes en internet.  

 

Mopperkont

Hemmelbahn is vooral een oude, ondankbare mopperkont: “… Het individu vieren, je identiteit uitventen – als je er geen had verzon je er maar een. Iedereen verschanste zich in het schuttersputje van zijn eigen gelijk. Het virus van de boosheid had zich in vele hoofden genesteld. Jákob en Agnes merkten het ook in hun vriendenkring. Veel gemopper aan de borreltafel: je mocht niks meer zeggen, het onderwijs verkommerde, politici lazen nooit een boek en lieten zich ringeloren door de waan van de dag. Het parlement was een doorgeefluik van emoties geworden. Sociale media dicteerden de toon van de krant, radio en televisie. Onfatsoen ging door voor eerlijkheid…”. Omdat ze het snelle leven in de stad, waar niemand rekening met hen houdt, niet meer aankunnen, verhuizen ze naar het ‘barre achterland’: een villa op een terp met uitzicht op een rivier en vallei. Wie is hier nu door en door verwend?! “… Hun progressieve lijfblad bleef steeds vaker ongelezen en daarmee namen ze ook een beetje afscheid van een complexe, ingewikkelde wereld: de opwarming van de aarde, de overbevolking, de vuile strijd om grondstoffen, dictators die de toegang tot water voor het eigen volk opeisten, de stijging van de zeespiegel en een niet te stuiten stroom klimaatvluchtelingen. Ze vonden het allemaal heel erg, maar het zou hun tijd wel duren. Ze leefden in bescheiden weelde en dovende wellust en schonken zich menig glaasje in…”. De landelijke thermometer: “… Half overwonnen virussen of niet, feesten zou je en je geilheid vieren…”. Men leze Mulisch, Wolkers, Reve: is het ooit anders geweest? Het doet direct denken aan het op dit moment omstreden Fieldlab-testevenement met tienduizend bezoekers in Breda. Ik ben benieuwd of het doorgaat.

 

Bijbel

Omdat ze s' zomers te maken krijgen met een  dalende waterstand en uitgedroogde dijken verdiept het stel zich in literatuur over water, waar ze uiteindelijk alles van weten. Hemmelbahn’s vrouw overlijdt aan een hersenbloeding. De spikkels op de spreeuwen, waar hij graag tegen praat, herinneren hem aan de sproeten van zijn Agnes. God is in de hedendaagse literatuur meer aanwezig dan in een kerkdienst. Van Dis flauwerder dan flauw over een tijdens de ramp in nood verkerend binnenvaartschip: “… De schipper en zijn vrouw hadden van geen redding willen weten: God had aan de wind gedraaid…”. En met zijn klusjesman onder het genot van de zoveelste borrel voor de televisie, voor die op zwart gaat: “… Storm en waterschade: zes windmolens in zee beschadigd, dakleien van het StaatsMuseum gewaaid, twee kerktorens in Urk door bliksem verwoest. ‘Hiep hoi,’ riep Jákob…”. Hij maakt zich zorgen over zijn veertig jaar jongere Armeense vriendin uit de plaatselijke Jumbo die in het illegale dorp “De Kuil” woont. Zou hij werkelijk geloven in zijn seksuele aantrekkingskracht? Dat is toch gewoon zielig?! Uiteindelijk vordert het leger Hemmelbahn’s huis en erf, waarop een noodhospitaal wordt gebouwd. Hemmelbahn, die in een vorig leven bibliothecaris is geweest,  biedt aan de drenkelingen te administreren. Analoog aan de haan bij het verraad van Petrus kraait er drie keer een merel. Waar zou Van Dis zijn zonder de Bijbel?! Een priester: “… Wat alle godsdiensten met elkaar gemeen hebben is de aanwezigheid van het afwezige…”. Leuk bedacht, maar een ware Job wil hij maar niet worden.

 

Het gelezen leven

Hemmelbahn luistert naar de personen waarmee hij in contact komt. Probeert zich in te leven. Het ene verhaal is nog schrijnender dan het andere. Hij besluit de waarheid op schrift te stellen. Een boek te gaan schrijven. De wereld moet weten wat er op zijn terp gebeurt. Maar zijn woorden beklijven niet. Het is alsof Van Dis krantenartikelen oplepelt. De angst is nergens verstikkend. De wanhoop niet voelbaar. Nooit doet het pijn. Niemand komt uit de verf. Alsof de roman zélf in een donzige deken van alcohol is gesmoord. Hemmelbahn lijkt dat zelf ook wel in de gaten te hebben. Hij wuift het een beetje weg met het excuus dat als je teveel laat zien dat politieke consequenties heeft. Zo kun je natuurlijk met álles wegkomen. Zijn vrouw en hij waren zeer ruimdenkende types. Maar hun idealen boekenidealen. Ze hadden het leven gelezen. Niet geleefd. Dan kan er veel: “… Hoezeer Agnes en hij ook van elkaar hielden, ze verkenden het genot meer bij Wolkers en Henry Miller dan tussen hun benen. Geil van zinnen. En nu waren jonge mensen steeds preutser geworden en vergeelden de losse zeden uit zijn studentenjaren in gedateerde romans en gedichten. Zijn generatie kreeg het verwijt bandeloos en egoïstisch te zijn geweest. Niet alleen in bed, maar in het hele leven, als reiziger, stroomvreter, vervuiler. Schuldig aan een pandemiepaniek die de jeugd het hardst had geraakt. Daar zat ie dan in de regen, boomer, elitair, vet gepensioneerd – uitgekotst en apart gezet…”. Het ultieme Zwitserleven blijkt hol en leeg. Hij voelt zich volkomen overbodig. Lijden is geen optie. Het enige wat overblijft is de zelfgekozen dood.

 

Gebakken peren

Een buitenlandse techneut over het klimaat: “… Noteer! Ik ben gek verklaard omdat ik mij tegen mijn hoogmoedige vakgenoten heb gekeerd. Niet ik ben gek, maar zij die aan de wolken prutsen en de regen wilden verplaatsen. Mooi weer tijdens WK voetbal? Geen probleem, we vegen de wolken een weekje weg. En maar doorgaan met CO2 uitstoten. We zuiverden de lucht met koolstofturbines, hebben bomen geplant, vooral in Europa, waar jullie vroeger hele wouden hebben omgekapt voor zeilschepen met lange masten te bouwen en de wereld te veroveren. Maar er is geen regenwoud meer over. Afgebrand voor jullie sojaboontjes. En wij maar olie fijn vermalen en uitstrooien.’ Dr. Horvàth volgde Jákobs schrijvende hand en kwam al orerend naast hem staan. Hij tikte op tafel. ‘U maakt fout, niet olie fijn maar OLIVIJN – ijzermagnesiumsilicaat. Velden vol langs de rivieren, om CO2 uit de atmosfeer te halen. Vreet energie. We hebben koelpleisters in de stratosfeer geplakt om zonlicht te reflecteren, luxaflex om de opwarming af te remmen. Alles was te repareren…”. Maar niets hielp: “… Het groene land werd vuile stad, de vuile stad baarde het proletariaat, daar bloeide het communisme als een vuilnisroos, het socialisme kreeg een tuintje, de consument een auto, en nu eet de hedonist er zijn gebakken peren. Wij mensen sukkelen achter de ontregeling aan die de technologie ons heeft gebracht…”. Op het eind van het boek geeft Van Dis een lijst met klimaatboeken, die ik nog wel het interessants vind aan de hele roman. Daaruit kun je misschien leren hoe het er inmiddels voorstaat met onze planeet. Ik citeer: “… “Wij bepalen de toekomst. De klimaatcrisis overleven” (2020) – Christiaan Figueres, Tom Rivett-Carnac / “Nu het nog kan” (2020) – Extinction Rebellion / “The Great Derangement. Climate Change and the Unthinkable" (2016) – Amitav Ghosh / “Notes from an Apocalypse. A Personal Journey to the End of the World and Back" (2020) – Mark O’Connell / “Leven in het antropoceen. Een handleiding” (2019) – Marc Schuilenburg en Sjoerd van Tuinen (red.) / “Wat iedereen zou moeten weten over klimaatverandering" (2020) – Bart Verheggen / “De onbewoonbare aarde” (2019) – David Wallace-Wells…”.

 

Uitgave: Atlas Contact – 2021, 208 blz., ISBN 978 902 547 086 9, 21,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten