Net, nu de oorlog tussen de broedervolken Rusland en Oekraïne (wederom) oplaait, is daar het debuut van Lisa Weeda (1989). Alsof het zo heeft moeten zijn. Hoe wrang ook. Soms lijken kunstenaars hun tijd vooruit. Weeda heeft zélf Oekraïense roots, en schreef een boek over het leven van haar grootmoeder Aleksandra, die als achttienjarige Sovjetslavin tijdens WO II terecht kwam in nazi-Duitsland, waar ze op een lab van IG-Farben tewerk werd gesteld. Ze kreeg wat met een Nederlander, en belandde zo in Holland. “Aleksandra” staat inmiddels op nummer één in de Bestseller top 60 en werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2022. Het moet al heel gek lopen, wil Weeda deze niet winnen. Het is de actualiteit van vandaag de dag die haar werk vleugels geeft, want het is best moeilijke en zwaar surrealistische literatuur.
De oversteek
Om voor buitenstaanders die geen idee hebben het totale kwaad te beschrijven, heb je een kapstok nodig. Want voor je het weet wennen lezers - die de gruwel die oorlog met zich meebrengt immers niet kunnen voelen, ruiken, proeven, horen of zien - aan statistische gegevens. Sjeng Scheijen deed dat bijvoorbeeld door zijn verhaal te koppelen aan dat van de Russische avant-gardisten: ‘heilige dwazen’. Michel Krielaars deed dat met behulp van de levensverhalen van de eclatante Russische schrijvers Isaak Babel en Vasili Grossman. Lisa Weeda gebruikt voor haar roman de vorm van het sprookje. Haar alter ego, ook Lisa genaamd, wordt door haar oma in Nederland op pad gestuurd, om een door voormoeders geborduurd en aan de familie doorgegeven doek, naar het graf van een sinds 2015 vermiste Oekraïner te brengen: oom Kolja. Het doek symboliseert de geschiedenis van haar Don-Kozakkenfamilie. Als je de verhalen niet kunt of mag doorvertellen, vallen ze altijd nog te borduren. Het familiestuk bevat de levenslijnen van ieder lid. Steek voor steek. Rood garen voor liefde en geluk. Zwart garen voor rouw en dood. Het doek heeft Kolja nodig om ‘de oversteek’ te maken. Je ziel mag niet vast blijven zitten in het hier en nu. Als een ridder van de Ronde Tafel, trekt Lisa op avontuur voor ‘vrouwe Aleksandra’, roepnaam ‘Sasja’, inmiddels 94 jaar oud. Naar de regio’s Loegansk en Donetsk, waar pro-Russische separatisten sinds 2014 vechten tegen het Oost-Oekraïense regeringsleger en op dit moment de Russische militairen zich aan het hergroeperen zijn. Terwijl gouverneur Sergei Gaidai zijn inwoners oproept te vluchten ‘nu het nog veilig is’, want de Russen ‘vernietigen alles wat op hun pad’ komt en ‘stoppen voor niets’. Alsof de geschiedenis rondjes draait.
Augustus 2018. Lisa arriveert bij een grensovergang, een gammele brug over de Donets, een rivier tussen Oekraïne en de Volksrepubliek Loegansk. Bij het checkpoint wil een Oekraïense soldaat haar niet doorlaten: veel te gevaarlijk. Als er een opstootje ontstaat, neemt ze haar kans waar, en rent uit de rij, de brug vol wandelaars over. Aan het eind roept een mannenstem haar de golvende tarwevelden in, die vol liggen met mijnen. Dan stoot ze haar teen tegen een gigantische witte trap. Als ze omhoog kijkt ziet ze een megalomaan bouwwerk: “… Een hysterische verjaardagstaart, een smallere versie van de toren van Babel…”. Op de top een standbeeld van Lenin die richting het Westen wijst. Een houten deur schuift krakend open en een stem sist dat ze binnen moet komen. Ze herkent het gezicht van de man die het tegen haar heeft. Van een zwart-witfoto boven het bed van oma Aleksandra. Nikolaj, de vader van haar oma, die al sinds 1953 dood is. Ze komt in een gigantische hal vol graan terecht, waar ze zich in laat vallen: alsof oom Dagobert een gouden-muntenbad neemt in zijn geldpakhuis (later blijkt het om de oogst te gaan die per trein verdween tijdens de Holomodor, de Oekraïense hongersnood die Stalin door zijn beleid aanrichtte). Aan de muur levende fresco’s met vrolijke propagandataferelen uit de geschiedenis. Haar overgrootvader vertelt dat hij en Kolja, die zich ook ergens moet ophouden, het gebouw het ‘Paleis van de Verloren Kozak’ noemen. Het bestaat niet echt. Alleen op papier. Stalin heeft het ooit laten ontwerpen. Zijn droom was een ‘Paleis van de Sovjets’ te construeren. Het moest het hoogste en meest imposante gebouw ter wereld worden, met bovenop een 100 meter hoog standbeeld van Lenin. Het zou op de plek van de Christus Verlosser Kathedraal, het grootste godshuis van Rusland, komen. De kathedraal werd opgeblazen, de fundamenten gelegd, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog kwam het werk tot stilstand. Later maakte Chroesjtsjov er een zwembad van.
Het fictieve paleis blijkt een soort spleet tussen leven een dood. Een limbo, waar Nikolaj al meer dan een halve eeuw zit te wachten op de aankomst van zijn dochter Aleksandra. Hij wil niet zonder haar vertrekken. Tussendoor wordt de kontendraaierij van president Janoekovitsj van Oekraïne, die in 2013 weigerde een associatieverdrag met Europa te tekenen, beschreven. Op het laatste moment keerde hij zich naar grote broer Rusland, wat bloederige demonstraties van Westers gezinde jongeren, met Europese vlaggen over hun schouders, tot gevolg had. In 2014 werd hij afgezet. De Don Kozakken die stierven in de eindeloze rits oorlogen waarin ze hebben gestreden voor Rusland - De Grote Noordelijke Oorlog, de Zevenjarige Oorlog, de Krimoorlog, de napoleontische oorlogen, de Kaukasusoorlog, wat Russisch-Perzische oorlogen, Russisch-Turkse oorlogen en de Eerste Wereldoorlog – werden herten met een gouden gewei, een witte vacht en een gouden pijl in de rug, aldus Nikolaj. Het symbool dat ze bij leven als insigne met zich mee droegen. Ze weerden zich met man en macht tegen de bolsjewieken: “… ‘We sterven liever vrij dan als slaaf,’ fluisteren we in de oren van de kinderen als ze geboren worden…”. Lisa: “… ‘Maar wat is dat dan, vrij sterven?’ vraag ik. ‘Geen idee, onze familie verdedigde altijd kleine paleizen, verloor ze aan revoluties en oorlogen. De muren brokkelden steeds af, we raakten mensen kwijt, maar aan welke kant dat dan precies gebeurde, dat wist eigenlijk niemand. De kant waaraan we stonden verschoof telkens. We hadden dat zelf maar zelden in de hand.’…”.
Klem
Nikolaj herinnert zich dat enkele Oekraïense clanleiders helemaal klaar waren met Stalin en de vijand tijdens Tweede Wereldoorlog binnenhaalden als bevrijders: “… De Duitse soldaten werden in sommige dorpen met bloemenhagen, brood, boter en zout onthaald. Moeders en dochters omhelsden de jongens die op hun zijspanmotoren de straten binnen kwamen rijden…”. En even verder: “… We zaten klem tussen twee helse keuzes…”. Een en ander verklaart waarom Poetin de Oekraïners als ‘heidense, satanische nazi’s’ bestempelt en er volgens de ultra-orthodoxen in zijn land niets minder dan een 'heilige oorlog' aan de gang is. Al jaren propageren Russische staatsmedia twee stellingen: het Westen bedreigt via de NAVO het Russische moederland en heeft in Oekraïne in 2014 een westers marionettenregime geïnstalleerd. Als tweede: dat marionettenregime bestaat uit Oekraïense nazi’s: de kleinkinderen van de collaborateurs die aan de kant van de troepen van Hitler vochten tegen het Rode Leger – en werden verslagen.
Schooier
Nicolaj vertelt hoe hij kennis maakte met het meisje dat zijn vrouw werd. Op de markt stond ze de oogst van de boerderij te verkopen toen hij een appel van haar gapte. Ze sloeg hem met een maïskolf om zijn oren: “… Ze was mooi, en levensgevaarlijk…”. Over zijn toekomstige schoonmoeder: “… ‘Wat moeten wij met zo’n schooier’, zei ze toen ik voor het eerst bij haar en Stepan op de boerderij verscheen. Ze zat een blouse te borduren en keek me niet aan. Bij elke steek stelde ze een vraag: ‘Drink je, vecht je, heb je geld? Waar komen je ouders vandaan?’ Ik keek mee met elke steek en gaf antwoord. Daarna luisterde ik met gebogen hoofd naar haar tirade over armoedzaaiers die om de hand van haar enige dochter kwamen vragen als bedelende straathonden om een stuk vlees. ‘Wat moeten wij Popovs, een gegoede boerenfamilie, met jou?’ snauwde ze. En maar doorborduren…”. Nikolaj bleek een ongelooflijk handige kleermaker. Hij leerde naaien van een oom. Op een trapnaaimachine. Hij bracht een nacht door op een veranda in zijn eerste zelfgemaakte winterjas. Hij kreeg het niet koud: “… Twee lagen voering had ik onder het koeienleer genaaid. Eerst schapenwol, daarna een laag leer en daarna nog eens een halve schapenvacht. En een wollen kraag, hoekig en dik bij de nek, voor als de wind over de steppe joeg en in je huid sneed. De kraag had me weken werk gekost…”.
Slaven op eigen land
Aleksandra was een kind van zeven toen ze tot ‘koelak’ werd gebombardeerd: “… Een oud scheldwoord voor rijke boeren die hun personeel uitbuiten…”. Over de plakkaten die in het dorp hingen: “… Er waren ook affiches van een grote vuist die op de rug van een dikke, goedgeklede man sloeg en hem vermorzelde. Laat ons de koelakken als klasse vernietigen, dat stond er op die posters. Verschrikkelijk. De dikke koelakken met hun sigaren in hun mond en al dat geld in hun zakken…”. Het maakte niet uit of haar familie goed zorgde voor het personeel en al helemaal niet stinkend rijk was. Ze werd gezien als een crimineel, simpel omdat ze op een boerderij was geboren. Toen de stalinisten de macht overnamen, verstopte Nicolaj zijn naaimachine in een gat in het bos: “… ‘Gevaar is iets geks,’ zegt Nikolaj tegen me. ‘Het is er heel lang niet tot het voor je neus staat.’ Hij laat wat graan van zijn ene in zijn andere hand vallen, om en om beweegt hij een hand onder de andere, als een vangnet, een watermolen…”. Stadsjongens eisten have en goed op voor de nieuwe kolchozen. De boeren die zich verzetten schoten ze dood. Langzaam veranderden ze in slaven. Op hun eigen land. En uiteindelijk werden ze er van verdreven. Aleksandra bleef achter bij oma. In de stad ging Nicolaj aan de slag als kleermaker in een fabriek, en zijn vrouw als kraanmachinist bij een mijn. Eerst geloofden ze nog in de propagandafilms die ze te zien kregen.
Hurrah
Kolja, een zelfstandige met een winkel in witgoed in Loegansk, kreeg het aan de stok met zijn neef Witja, omdat de laatste in 2014 voluit met de nationalistische separatisten heulde. Op de Oekraïense tv werden ze uitgemaakt voor ‘corrupte terroristen’. Ze liepen dan ook rond met bivakmutsen en kalasjnikovs om de onafhankelijkheid af te dwingen: “… Iemand applaudisseert en roept ‘hurrah’, de traditionele oorlogskreet van het Rode Leger…”. Kolja durfde op een vol terras hardop te zeggen dat hij vrije verkiezingen wilde: “… De mannen en vrouwen gniffelen. ‘Wat gaf die belofte van democratie ons? Armoede, corruptie en werkloosheid,’ moppert een man een tafel verderop. ‘Nee, bedankt, jongen.’…”. En een oude vrouw: “… Weer iemand laten beslissen wat er met ons land gaat gebeuren? Ammehoela! Verhuis lekker naar West-Oekraïne, met je vrije ideeën…”. Kolja werd gedwongen tijdens een referendum voor de onafhankelijkheid van Loegansk te stemmen. Je kon niets eens tégen stemmen. “… Er ligt een nieuwe grens. Het is officieel, vernemen we…”. Voor de separatisten dan, niet voor de rest van de wereld: “… De Volksrepubliek bestaat en bestaat niet. Het is een schim op de wereldkaart, een schaduwgebied, omgeven door een dunne lijn op de kaart, getrokken door een kleine groep mensen die tegen elkaar zeggen dat de lijn echt is. Het is weer begonnen, het theater, het zoveelste deel van de Klucht van de Donbas…”. Het zal nog wel even duren voor het vrede wordt, want “… Die fascisten in Kyiv worden betaald door Amerika…”.
Sovjetmagie
Overgrootvader Nikolaj gidst Lisa via roltrappen en liften door de gangen en vertrekken van het ‘Paleis van de Verloren Kozak’: “… ‘Het leek vooral alsof we iets bouwden om onszelf te breken,’ zegt Nikolaj. ‘Hoe meer er uit de grond gestampt moest worden, hoe meer mensen er verdwenen. Het vijfjarenplan leek meer op een verdwijnplan. Elke zoekgeraakte persoon werd vervangen door een steen, een trein, een stuk spoor of een dam.’…”. Op een gegeven moment heeft Lisa zelfs een onderonsje met een standbeeld van Lenin die van zijn sokkel komt, en waarschuwt dat als het eenmaal goed gaat met de Unie, iedereen natuurlijk opeens een graantje mee wil pikken, en dat het dan helemaal de verkeerde kant op gaat. Ze vertelt hem dat het al te laat is: “… We hebben een andere Vladimir. Zelfde naam, ander systeem. Nog altijd niet heel gezellig…”. Af en toe krijgt Nicolaj een witte vacht en verandert hij in een hert, dat zijn gewei in het gezicht van Lisa steekt. De herten zijn overleden zielen die komen helpen als het moeilijk wordt. Don Kozakkenvoorouders die altijd om hun nakomelingen heen bewegen. Ze slapen naast het bed van de kinderen. Als er iets verschrikkelijks staat te gebeuren kondigen ze dat aan en bewaken de boel. Soms lichten de gouden pijlen in hun ruggen op als lantaarns. Wanneer Lisa een lade opent, vallen er ontelbare pasfoto’s uit van de slachtoffers van de zuiveringen onder Stalin. Ze kan ternauwernood voorkomen dat ze er onder bedolven wordt.
Untermensch
Het verhaal buigt zich over Aleksandra die zag hoe er nieuwe mensen naar het dorp kwamen om het land te bewerken. De oogst die weggevoerd werd terwijl ze zelf dood gingen door voedselgebrek. Hoe de arme boeren vervolgens naar de stad trokken, waar ze op straat verhongerden. Langzaam gaan we begrijpen waarom Nikolaj in het gat van de tijd zit te wachten op zijn dochter. De Tweede Wereldoorlog brak uit. Hitler bleek net zo erg als Stalin. Aleksandra werd met alle andere achttienjarige meisjes uit Lugansk op transport gesteld, waarna hij haar nooit meer in levende lijve terug heeft gezien. Alleen op fotootjes. In Griesheim werd ze verkwanseld. Omdat ze een beetje Duits sprak kwam ze als ‘Untermensch’ op een laboratorium terecht. De dwangarbeiders uit andere landen waren ‘Fremdarbeiter’. Tussen haar deportatie en de bevrijding zat maar drie maanden. Haar lief, met wie ze twee zoontjes kreeg, nam haar mee naar Nederland. Maar goed ook, want degenen die voor de Duitsers hadden gewerkt werden door Stalin vanwege 'collaboratie' linea recta naar Siberië verbannen.
Prelude
In de lente van 2014 dachten alle mensen: “… hier struikelt ons gebied even overheen, hier schreeuwt iedereen heel kort iets over politiek en soevereiniteit en dat het anders moet en dan is alles weer normaal en rustig. Het was die eerste weken na de Maidan niet zo gruwelijk als in die gebieden die in de jaren negentig aan schaduwoorlogen ten onder gingen. Tot ze op de Krim de mensen begonnen te verjagen, te bedreigen, hen voor de keuze stelden: of een nieuw land of oprotten. Of doodgeslagen worden…”. Heden ten dage weten we dat dit nog maar de prelude was. Kolja werd gemarteld en vermoord gevonden. Enkel nog herkenbaar aan zijn zegelring. Zoals de nieuwsfoto die de wereld overging van de modderige hand van de dode vrouw met haar bloedrode nagellak. Rood en zwart. Rood voor het geluk. Zwart voor het verdriet. En dit is waar het op staat: “… Ons stuk land is een breuklijn en we zakken langzaam steeds dieper weg in de aarde. We zitten vast met onze voeten in die zwarte kutgrond. We kunnen niet opzij, niet vooruit, niet achteruit. Dit stuk land is niets gegund…”. De gouden pijlen branden en zingen in de ruggen van de herten die zacht met elkaar overleggen, bang om de zwarte aarde niet nog meer in paniek te brengen: “… ‘Alweer,’ zeggen we, ‘wat moeten we doen?’ ‘We kunnen niets,’ zegt een van onze oudsten. ‘Wij zijn maar voorouders. Wij voelen de grond nog wel onder onze hoeven, maar kunnen er niet meer op lopen.’ We hoopten dat het antwoord deze keer anders zou zijn. Op deze grond is al te veel verloren gegaan om niets…”. En toch, lieve lezers, ben ik er van overtuigd dat wij met de diepte waarmee wij haten óók kunnen liefhebben. Zie de open brief die de leefgemeenschap van Ad Montem schreef aan Poetin en patriarch Kirill...
Uitgave: De Bezige Bij – 2021, 352 blz., ISBN 978 940 313 081 1, € 22,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten