Marc-Alain Ouaknin (zie mijn vorige blog) verwijst in “De Tien Geboden” naar “De weg van de mens” van de Oostenrijks-Israëlisch-Joodse godsdienstfilosoof Martin Buber (1878 – 1965) die een expert was op het gebied van het chassidisme: de grote mystiek-religieuze beweging die omstreeks het midden van de 18e eeuw in het Oost-Europese Jodendom ontstond. Het gaat om een dun boekje waarin Buber op een bijzonder indrukwekkende manier zijn visie op het mens-zijn uitlegt. Alleen al de omslag lijkt te verwijzen naar Ouaknins oproep niet te wanhopen omdat er in de toekomst altijd een nieuwe deur opengaat. Het is een beroemde prent van Hendrik Werkman: “De roep van de aarde”. Werkman werd twee dagen voor het eind van de oorlog opgepakt en doodgeschoten. Eerder besprak ik van Buber: “Recht en onrecht”.
Zelfinkeer
In de Talmoed staat een verhaal over een rabbi die gevangen zit in de gevangenis van Petersburg waar zijn bewaker hem vraagt waarom God, die immers de Alwetende is, wil weten waar Adam zich verborgen heeft. God richt zich in dit Bijbelverhaal tot elk mens in de wereld, antwoordt de rabbi. Iederéén is Adam. “… Adam verbergt zich om geen rekenschap te moeten afleggen, om de verantwoording voor zijn leven te ontgaan…”. Door je voor God te verbergen, verberg je je voor jezelf: “… Om de verantwoording voor het geleefde leven te ontlopen, wordt het bestaan zelf tot een schuilplaats gemaakt…”. De roepstem komt naar ieder van ons als een ‘voorbijzwevend zwijgen’, aldus Buber: “… Al heeft een mens nog zoveel succes, al smaakt hij nog zoveel genot, al verwerft hij een nog zo grote macht en brengt hij nog zoveel geweldigs tot stand: zijn leven blijft zonder weg, zolang hij zijn houding tegenover de roepstem niet bepaalt…”. De inkeer tot jezelf is altijd weer het begin van de Weg in het leven. Er is echter ook een verkeerde inkeer, die tot niets leidt dan zelfkwelling, vertwijfeling en nog diepere verwarring. Ik denk dat Buber de situatie bedoelt waarin het licht van God afgewezen wordt. Dan loop je je dood in je innerlijke duisternis.
Gelouterde vreugde
Ook Buber drukt ons op het hart ons eigen pad te volgen. We kunnen van grote heiligen leren maar we moeten ze beslist niet nadoen. Met ieder mens komt er iets nieuws in de wereld, anders had je er niet hoeven zijn: “… ‘Ieder draagt iets kostbaars in zich, dat in geen ander te vinden is’. Wat echter dit ‘kostbare’ is in een mens, kan hij slechts dan ontdekken, wanneer hij zijn sterkste gevoelens, zijn innigste wens, datgene in hem wat zijn diepste innerlijk beroert, waarachtig beseft…”. Er zijn ontelbare wegen naar God. De schoonheid in mensen en dingen die op ons pad komen en waar we ons toe voelen aangetrokken kan, als we deze gevoelens doortrekken, een weg worden tot God. Buber heeft het in dit verband over ‘gelouterde vreugde’. Alles in de wereld verwijst naar God. Alles wat je doet, opent een weg tot God, mits je het zo doet, dat het naar Hem leidt. Het chassidisme wijst de wereld dus niet af. Integendeel. Door op deze manier met de wereld om te gaan ‘heiligen’ wij haar.
Eenheid in verscheidenheid
Buber roept op de tegenstrijdigheden in onze ziel tot eenheid te brengen. De godskracht in ons meest innerlijke wezen vermag de krachten die elkaar tegenwerken te verbinden en de elementen die uiteenstreven met elkaar te versmelten. Het gaat hier ook zeker om de eenheid van lichaam en ziel – deze ontbreekt bijvoorbeeld totaal bij de plegers van seksueel misbruik in de katholieke kerk. Een in zichzelf verdeeld iemand kan onmogelijk buitengewoon werk op zich nemen. “… Nu moet men weliswaar één ding voor ogen houden: dat geen eenwording der ziel ooit definitief is…”. Buber: “… Maar al datgene, wat ik in ziele-eenheid verricht, werkt op mijn ziel terug, werkt in de richting ener nieuwe en hogere eenwording…”. Er is dus sprake van een geestelijke ontwikkeling.
Wees geen Golem
In een moeilijk hoofdstuk schrijft hij over het omgaan met conflictsituaties die je op de allereerste plaats in jezelf moet uitvechten. Eerst moet je zelf tot innerlijke vrede komen voor je in de buitenwereld tot actie overgaat. Altijd moet je bij jezelf beginnen. “… Eerst wanneer de mens de vrede in zichzelf heeft gevonden, kan hij beginnen, haar in de wereld te zoeken…”. Buber: “… De oorsprong van elk conflict tussen mij en mijn medemensen is, dat ik niet zeg wat ik bedoel, en dat ik niet doe wat ik zeg. Want daardoor wordt de situatie tussen mij en de ander telkens weer en steeds meer verward en vergiftigd, en ik, met mijn innerlijke gespletenheid, ben helemaal niet meer in staat haar te beheersen en tegen al mijn illusies in, ben ik haar willoze slaaf geworden…”. Om orde te scheppen in je innerlijk, moet je door alle uiterlijke franje in je leven heen dringen naar het ‘zelf’: “… hij moet zichzelf vinden, niet het vanzelfsprekende ‘ik’ van het egocentrische individu, maar het diepe ‘zelf’ van de aan de samenleving deelhebbende mens. En ook dit wordt door alle gewoonten tegengewerkt…”. Wij leven met maskers op. “… Rabbi Henoch verhaalde: ‘Er was eens een dwaas, die men de Golem heette, zo zot was hij. ’s Morgens bij het opstaan kostte het hem altijd zoveel moeite, zijn kleren bij elkaar te zoeken, dat hij ’s avonds, als hij daaraan dacht, dikwijls bang was te gaan slapen. Eens op een avond vatte hij ten slotte moed, nam potlood en papier en schreef bij het uitkleden op, waar hij elk kledingstuk had neergelegd. ’s Morgens haalde hij welgemoed het papier tevoorschijn en las: ‘m’n broek, - daar’, hij stapte er in en zo voort, tot hij alles aan had, ‘Ja, maar waar ben ik nu?’ vroeg hij zichzelf angstig af, ‘waar ben ik toch gebleven?’…”.
De verlossing van de wereld
De leer van het chassidisme houdt dus in je op jezelf te bezinnen, een bijzondere weg te kiezen, je wezen tot eenheid te brengen, bij jezelf te beginnen. Daar stopt het niet. Na deze innerlijke vernieuwing moet je je ‘omkeren’: ‘jezelf vergeten’ om je met de wereld te gaan bezig houden. Het is niet de bedoeling dat je in je berouw over je zonde of wat ook blijft hangen. Daar heeft niemand wat aan: “… Daarom staat er: ‘Laat af van het kwade en doe het goede’…”. In het chassidisme gaat het niet om het eigen heil. Het gaat om de wereld die verlost moet worden.
Verborgen schat
Ergens voelen alle mensen een tekort, aldus Buber, en allemaal zoeken wij wat ons ontbreekt. We denken dat de ‘verborgen schat’ te vinden is in de wereld buiten ons, maar de volksverhalen van zo ongeveer alle landen vertellen ons dat deze onder de drempel in ons eigen hart of bestaan te vinden is. Het chassidisme incluis. “… Onder de haard van onze woonstede ligt onze schat begraven…”. Buber: “… daar, waar wij staan, moeten wij het verborgen goddelijke leven doen oplichten…”. Even verder: “… De Baalsjem leert, dat geen enkele ontmoeting met mensen en dingen in de loop van ons leven een geheime bedoeling mist…”. Dit leven is niet slechts een voorportaal van het eeuwige leven dat komt, zoals de vader van Edmund Gosse in “Vader en Zoon” beweerde. “… Rabbi Henoch van Alexander sprak: ‘Ook de volkeren der aarde geloven, dat er twee werelden zijn; ‘in de andere wereld’, zeggen zij. Het verschil is dit: zij denken, dat die twee van elkander losgemaakt en afgesneden zijn, Israël echter getuigt, dat de beide werelden één zijn en één moeten worden’…”. Buber: “… daartoe is de mens geschapen, om beide werelden te verenen…”. Laat ons God in de wereld betrekken, zei Rabbi Pinchas van Korez, en alle leed zal gestild worden. Kan dat wel, God in de wereld betrekken? Is dit geen aanmatigende en vermetele voorstelling? Juist dat is het mysterie van ons bestaan, volgens Buber, de bovenmenselijke kans van het mensengeslacht. “… God woont daar, waar men Hem toelaat…”. Dat gebeurt misschien al veel meer dan wij denken. Zie de prachtige podcast van “De Nieuwe Wereld” afgelopen zaterdag, die ik hierbij graag even deel.
Uitgave: Servire - 2006, vertaling Louise Moor, 61 blz., ISBN 978 902 158 046 3, € 18,-
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten