Subtitel: De reis van doctor Faust door 500 jaar cultuurgeschiedenis
Manon Uphoff opent haar roman met enkele dichtregels uit “Faust” (zie mijn vorige blog). Dat bracht me bij de veel te vroeg aan ALS overleden Pieter Steinz (1963-2016), die de literatuurgeschiedenis op een geweldige manier herschreef door boeken op allerlei manieren aan elkaar te linken, zie bijvoorbeeld "Het web van de wereldliteratuur. Welke 100 boeken hebben de literaire X-factor?". Door hem heb ik echt titels gelezen waar ik anders nooit aan was begonnen. Steinz liet met zijn ongelooflijke enthousiasme zien hoe leuk lezen is. In 2010 kwam hij met een luchtige cultuurgeschiedenis over de geheimzinnige dokter Faust op de proppen. Een personage dat niet door Goethe is verzonnen, maar al vijf eeuwen door de westerse geschiedenis spookt.
This is where you will have to pay
Het spannende is: doctor Faust heeft echt bestaan. Steinz vertelt hoe zijn belangstelling voor deze sinistere figuur werd gewekt toen zijn familie hem op achtjarige leeftijd tijdens een fietstochtje meenam naar kasteel Waardenburg, een middeleeuws slot niet ver van Zaltbommel, waar de Duitse geleerde een tijd zou hebben gelogeerd: “… Doctor Faust had zijn ziel aan de duivel beloofd als die hem zeven jaar trouw zou dienen…”. Hij droeg de duivel de meest onzinnige dingen op, en na zeven jaar werd hij aan zijn haren door het raam naar de hel getrokken. Zijn bloedvlekken zitten nog in de torenkamer waar de geleerde op zoek was naar de ‘Steen der Wijzen’. Ook de kastelen Batenburg, Anholt en Heukelum zouden connecties hebben met doctor Faust. Steinz vertelt over andere figuren in zijn jeugd met het ‘Faust-DNA’, zoals Magister Hocus P. Pas en Professor Sickbock uit de krantenstrip over Heer Bommel en Tom Poes: “ … Bij Zazel en Iod, rook en zwavel op uw pad…”. Professor Lupardi, de waanzinnige geleerde uit de Kapitein Rob-strips. En Paul Biegel’s dokter Kroch uit "De vloek van Woestewolf": “ … ‘Weten,’ riep hij. ‘ja ja, interessant interessant, ik wil alles weten. Zeker zeker weten!’…”. Steinz gaat verder met de mythe over de bluesartiest Robert Johnson die op een wegkruising zijn ziel aan de duivel zou hebben verkocht, waarna hij zeven jaar virtuoos gitaar speelde en crepeerde. In zijn liedjes gaf hij aan dat hij bezeten was door een boze geest. Steinz haalt de legendarische wielrenner Fausto Coppi aan, die ook fluisterend in verband werd gebracht met een pact met de duivel: “ … De meest besproken verklaring voor de neergang van Fausto Coppi beslaat drie woorden: la Dama Bianca, ‘de Witte Dame’…”. Het gaat over de "Faust" van Goethe, het tweeledige toneelspel met zowaar een happy ending dat Steinz op het gymnasium heeft leren kennen, en dat hij toen niet heeft gelezen omdat het volgens zijn leraar Duits veel te moeilijk was. En de grote invloed die het uitoefende op alle Faust-verhalen daarna. Bijvoorbeeld de sleutelroman van Klaus Mann: "Mephisto". Over de linkse toneelspeler Hendrik Höfgen, die zijn principes verloochent voor een carrière in nazi-Duitsland, gebaseerd op zijn zogenaamd ruggengraatloze zwager Gustaf Gründgens: “ … Klaus Mann pleegde in 1949 zelfmoord, Gustaf Gründgens nam in 1963 een overdosis slaappillen…”. En over de Faust-klassieker, "Doktor Faustus" van zijn vader Thomas Mann, dat gaat over een fictieve kunstenaar. Deze doctor Faustus grijpt terug op de zestiende-eeuws Faust-figuur van Spie, niet van Goethe. Via Heinrich Heine en Harry Mulisch gaat het naar Carlos Ruiz Zafón en zijn "Het spel van de engel", met hun Faust-figuren. En over de rol van de archetypische Faust in opera’s en politiek. Op een grappige manier vertelt Steinz hoe het bordje boven de betaalautomaten, net voor de liften naar de parkeergarage bij het verlaten van de aankomsthal op Schiphol, hem altijd schokt vanwege de link met Faust: “ … THIS IS WHERE YOU WILL HAVE TO PAY…”. Geen idee of ze er nog hangen – nooit op gelet.
Bedevaartsoord voor alchemisten
Johann Georg Faust (1480-1540) werd volgens een verkoopakte geboren in Knittlingen, zo’n dertig kilometer ten oosten van Kalsruhe, waar Steinz een bezoekje gaat brengen aan Faust’s geboortehuis, en de tegenwoordige bewoonster hem het honderden jaren oude gifkastje van dokter Faust laat zien, gevonden onder de vloer van de belendende schuur. Aan de buitenkant is het versierd met allerhande alchemistische symbolen: “ … Dit was een heilige plaats, een bedevaartsoord voor alchemisten…”. Uit een knoestgat in een balk kwam een eeuw geleden een leren kokertje met daarin een opgerold briefje met magische formules tevoorschijn, waaronder een magisch vierkant van vijf woorden onder elkaar die je ook van beneden naar boven en van rechts naar links kunt lezen: ‘sator arepo tenet opera rotas’. Je kunt dat vertalen als ‘De zaaier Arepo houdt met moeite de wielen’ alswel, christelijk geïnspireerd, ‘De Heiland houdt de werken van de wereld’. Wie het vatte, vatte het. Steinz bezoekt het oude raadhuis dat ingericht is als museum. Er ligt onder andere een lange brief van ene Trithemius, die geen spaan heel laat van de vermeende duivelbezweerder. Maar waarschijnlijk is dat een kwestie van de pot verwijt de ketel, want er deden ook allerlei verhalen over hem zelf de ronde: “… nee, hij verkeerde niet met demonen, hij had nooit doden tot leven gewekt, en hij was geen toekomstvoorspeller of geestenbezweerder…”. Faust komt ook voor in de beroemde “Tischreden” van de reformator Maarten Luther, die hem een ‘schwoger’ van de duivel noemt, wat zowel zwager als koetsier kan betekenen. En in de collegedictaten en tafelredes van diens rechterhand Melanchthon. Agrippa von Nettesheim, de auteur van het invloedrijkste boek over occultisme, “De occulte philosophia”, heeft het in een Parijse brief uit 1528 over een Duitse charlatan aan het Franse hof. Dat zou heel goed om Faust kunnen gaan: “ … Wenn man von Teufel spricht, dann ist er nicht weit…”.
De wraak van Mephisto
Amper vijf kilometer verderop ligt het cisterciënzerklooster Maulbronn, waar een abt die teveel geld had gespendeerd aan bouwaktiviteiten, Faust zou hebben ingeschakeld om goud voor hem te maken: “ … Gezien de val van abt Entenfuss in 1518 weten we in ieder geval dat hij er niet in is geslaagd…”. De scheidslijn tussen scheikunde en alchemie was lang vloeiend. Twee eeuwen later wijdde de grote natuurkundige Isaac Newton nog verschillende boeken aan de occulte wetenschappen. Het doel van de alchemisten was ‘transmutatie’, zowel van de natuurlijke stoffen als ook van zichzelf (zie Marguerite Yourcenar, "Het hermetisch zwart" – 1968). De wiskundige en astronoom Johannes Kepler kreeg aan het einde van de zestiende eeuw les in Maulbronn, de romantische dichter Friedrich Hölderlin aan het eind van de achttiende, en Herman Hesse toen het allang was omgevormd tot een evangelisch-theologisch seminarium. Hesse vereeuwigde het voormalige klooster in zijn grote middeleeuwenroman "Narziss und Goldmund" (1930). Als Steinz er rondsjouwt stuit hij er op een filmcrew die bezig is met een film van Margaretha von Trotta, “Visionen”, over de mystica Hildegard van Bingen. In de voormalige smidse, tegenwoordig restaurant, zet Steinz zich aan een Zwabische specialiteit: ‘Maultaschen’ – een soort reuzenravioli. Een blasfemische maaltijd die volgens een legende door de Maulbronner monniken in de vastentijd werd ontwikkeld om het vlees voor het oog des Heren te verbergen. Omstreeks 1518 verlaat Faust het klooster, na een jaar van alchemistisch experimenteren – nemen we aan – voor een ‘life on the road’. Steinz logeert ook nog een nachtje in de Faustkamer van Gasthaus Zum Löwen, de herberg in het dorpje Staufen waar Faust onder vreselijk kabaal aan zijn einde is gekomen. De duivel zou hem letterlijk zijn nek hebben omgedraaid, en hoe ze het ook probeerden, ze kregen zijn hoofd niet meer in de normale positie terug. Een happy ending is Faust in de volksboeken niet beschoren: “ … Niet alleen omdat met de opkomst van de Reformatie de mogelijkheid tot tussenkomst van Maria of een andere heilige was afgeschaft, maar ook omdat in de tweede helft van de zestiende eeuw het geloof in de duivel en de vervolging van heksen een hoogconjunctuur beleefden…” (zie het invloedrijke inquisiteursboek “De heksenhamer” uit 1487). Als Steinz enige tijd later de filosoof Rüdiger Safranski interviewt vanwege zijn boek over de Duitse Romantiek, vertelt deze hem dat de bodem van Staufen heel faustiaans omhoog komt tengevolge van een boring naar aardwarmte, die onvermoede krachten losmaakt: “ … Man hat die Hölle angebohrt, und jetzt beginnt’s zu zittern…”. Een metafoor voor het ontketenen van krachten die je niet kunt beheersen: “ … Die rache des Mephisto…”. Het lijkt ‘ons’ Groningen wel.
Mariken van Nieumeghen
Steinz beschrijft Fausts’ gang door de literatuur, waarbij de Engelse toneelschrijver Christopher Marlowe(1564-1593) met zijn gitzwarte “The Tragicall History of Doctor Faustus” veel aandacht krijgt. Marlowe ging met een beurs naar Cambridge, wilde geestelijke worden maar er waren veel te weinig kerkelijke functies voor de vele theologen, verleende hand-en-spandiensten aan ‘Her Majesty’s secret service’, was in de ogen van de autoriteiten echter zélf een gevaarlijk sujet en werd tijdens een kroegruzie doodgestoken door twee geheim agenten, vóórdat hij twee weken later vastgezet zou worden vanwege beschuldiging van ketterij – oef. Steinz: “… Marlowe veranderde het simpele volksverhaal over de man die zijn ziel aan de duivel verkocht in een bespiegeling over de typisch renaissancistische dorst naar kennis, die lijnrecht tegenover het middeleeuwse streven naar (religieuze) verlossing stond…”. Mephistopheles wordt een bijna sympathiek figuur en Faust een tragische wetenschapper met wie je kunt meeleven. Bovendien voert Marlowe een volks figuur op, ‘Robin, the clown’, de latere variant van de boertige Duitse ‘Pekelharing’, dan wel ‘Hans Wurst, Stockfisch, Jean Potage’ of gewoon ‘Harlekin, Crispin of Kasper’, in de poppenspeltheaters. Verder bespreekt Steinz de rol van Wagner, het hulpje van Faust, die zijn eigen persoonlijke duivel had: Auerhahn. Steinz heeft het over zijn ontmoeting met Robbie Dell’Aira, de grootste Faustkenner van de Lage Landen en co-auteur van "Faustinus, een geschiedenis van Faust in Nederland" (2002). Verder gaat het over de Nederlandse voorloper van de Faustlegende, het mirakelspel “Mariken van Nieumeghen” (volgens Steinz is "De wetten" van Connie Palmen een moderne versie van Mariken), een schone deerne die haar ziel aan de duivel verkoopt. Uit wanhoop over de onrechtvaardige behandeling van haar tante: “ … In welke vertaling we het lazen weet ik niet meer, maar ik herinner me wat een verrassing het was om tussen de brave ‘Beatrijs’ en de o zo verantwoorde ‘Elckerlijc’ een verhaal te lezen dat én spannend was – een meisje laat zich verleiden door de sinistere ‘Moenen met het ene oog’ – én een tikje gewaagd. 'Turks fruit' was het niet, maar de vuilbekkende tante die, zuiver en alleen omdat ze een pesthumeur heeft, Mariken van hoeren en snoeren beticht, had iets eigentijds…”. Dell’Aira verklaart dat Faust tot het begin van de negentiende eeuw een volksfiguur is geweest, de held van Tijl Uilenspiegelachtige flodderboekjes. Goethe maakte hem intellectueel en elitair.
De strevende mens
In een hoofdstuk over de Faust van Goethe schrijft Steinz over zijn bezoek aan Weimar. In het Goethe und Schiller Archiv gaat hij op zoek naar de handschriften van de “Urfaust”, het “Fragment” van 1790, “Faust I” en “Faust II”, die hij als origineel niet te zien krijgt. Wel wat ongepubliceerd materiaal oftewel ‘paralipomena’. Hij beklimt evenals Goethe de Brocken in de Harz, waar net de Walpurgisnacht op het punt staat uit te barsten. Steinz vertelt het een en ander over de ecyclopedische “Faust” waarvan de ‘Gretchen-tragedie’, naar aanleiding van een geruchtmakend proces in Frankfurt tegen een kindermoordenares in 1771, en de ‘Proloog in de hemel’, waarin God met de duivel wedt dat Faust niet te verleiden is - zie het bijbelboek Job - de bekendste stukken zijn. Verder vertelt hij over de Faust-musical, een parodie, van Randy Newman. Over de frivole balletvoorstelling “Der Dokter Faust, ein Tanzpoem” van Heinrich Heine. Over de gerenomeerde literatuurwetenschapper Friedrich Theodor Vischer die onder het pseudoniem Deotobold Symbolizetti Allegoriowitsch Mystifizinski “Faust II” belachelijk maakte in “Tragödie dritter Theil”: bij “Faust II” werd het hem ‘herfstig grijs, regenachtig betrokken te moede’. Over de cultuurfilosoof Oswald Spengler die Faust tot ‘het portret van een hele cultuur’ bestempelde: “ … de mateloze, nieuwsgierige cultuur van het ‘Abendland’ die de wereld wil doorgronden en beheersen…”. Over de tijd van Wilhelm I waarin men Faust als de grote kolonisator c.q. de ideale militair zag. En natuurlijk over het misbruik dat de nazi’s maakten van Goethe’s held. Verder over de sterrenstatus van Faust in de DDR. Ook de Sovjets wisten Faust voor hun karretje te spannen. De avant-gardist Alfred Jarry gebruikte Faust in een ‘neowetenschappelijke roman’. Evenals de surrealist Paul Valéry in zijn vreemde “Mon Faust”. Er kwam zelfs een Italiaanse Donald Duck-versie uit in 1958 en een Duitse western-Faust in 1969. De Argentijnse Del Campo schreef een duizendregelig gedicht: de ‘creoolse’ Faust, naar aanleiding van de opera van Gounod. Zie ook de Kuifje-tekenaar Hergé met zijn rampdiva Bianca Castafiore: “… Ik lach bij het zien van mijn schoonheid in deez’ spiegel…”. Niet alleen Gounod, ook Beethoven hield zich met Faust bezig. Evenals Frans Schubert (Gretchen am Spinnrade), Fanny Hensel (Ariel), Robert Schumann (Lied Lynceus des Türmers), Richard Wagner (Lied der Soldaten), Ferruccio Busoni (Lied des Brander) en Franz Liszt (Chor der Engel). Naast de opera’s van Berlioz, Gounod, Hervé en Spor, had je ook de ‘Szenen aus Göthes Faust’ van Schumann, de ‘Faust-Symphonie in drei Charakterbilden’ van Liszt, de ouverture ‘Dokter Faust’ van Bedrich Smetana, en de opera in vier bedrijven ‘Johannes Faust’ van Heinrich Zöllner. Plus de ‘Zeven composities’ van Wagner. De lijst is eindeloos: “ … Twintig jaar geleden berekende een Duitse musicoloog dat er sinds de achttiende eeuw meer dan 850 muziekstukken waren geschreven naar aanleiding van de verhalen over Faust…”. Hét grote thema: de strevende mens.
Sympathy for the Devil
Als er al een echte Faust is aan te wijzen dan is dat Hans Ernst Schneider wel, een Duitse professor in de literatuur, auteur van “Faust und das Faustische”, die een paar dagen voor de vijftigste verjaardag van de Bevrijding zichzelf op 85-jarige leeftijd aangaf als oorlogsmisdadiger. Voor televisiejournalisten van het Nederlandse actualiteitenprogramma ‘Brandpunt’ dat dreigden te doen – zie hier. Volgens de moderne Faust-vertaler Ard Posthuma (1942) is Goethes Faust een ongebreidelde fantasie en lukraak gegrepen Faust-citaten zeker geen gids waarop je blind kunt varen. Harry Mulisch varieerde op een Faustiaans onderwerp, de mens die krachten ontketent die hij niet kan beheersen, in "De procedure", "Siegfried" en "De ontdekking van de hemel". Voor hem is Goethes Faust vooral de archetypische zoeker. Het verschil tussen Nederland en Duitsland is volgens Mulisch het verschil tussen Uilenspiegel en Faust: “… In Nederland heeft alles de neiging om te eindigen in de slappe lach. Soms is dat maar goed ook; terwijl je hier Provo en de antirookmagiër had, liepen in Duitsland de terroristen van de RAF rond…”. Safranski: “ … Faust hat kein Ende; het zet de lezer aan tot vragen zonder antwoorden op te dringen. Dat is het hoogste wat je van een filosofisch en literair werk mag verwachten…”. De econoom Hans Christoph Binswanger schreef een klassiek esay: “Geld en magie. Analyse en kritiek van de moderne economie aan de hand van Goethes Faust” (1985) gevolgd door “Vorwärts zur Mässigung” (2009), waarin hij waarschuwt tegen wat hij ‘onze faustiaanse economie’ noemt: “… Wij zijn als Faust die erachter komt dat hij over lijken is gegaan om zijn economische project te realiseren…”. Antroposofe Martina Sam: “ … Faust laat zich niet overweldigen door het boze, en dat is mooi. Hij is als wij: geen engel, geen duivel, maar iemand met licht en duisternis in zich. Het gaat in een mensenleven om de balans…”. Hoogleraar mathematische fysica Robbert Dijkgraaf: “… Technologie is de stille kracht van de geschiedenis: ze is alomtegenwoordig, zonder dat we daar voortdurend bij stilstaan, en ze kan gevaarlijk zijn. Aan ons de taak om er verstandig mee om te gaan. Dáár gaat het Faust-verhaal over; de literatuur was er vroeg bij…”. Landbouwkundige Louise O. Fresco vindt Faust een typisch mannelijke held. Faust staat voor hoogmoed. Hij wil álles. Faust is uit op kennis en macht, en dat waren voor kort geen doelen waar vrouwen zich op richtten. Vrouwen verkopen hun ziel hoogstens voor de liefde. Of voor schoonheid. Maar die schoonheid staat ook weer in dienst van de liefde: “ … Ik ben de Faustinnen nog niet in de literatuur tegengekomen, en ook niet in de politiek. Machtige vrouwen als Indira Ghandi en Margaret Thatcher hadden niets faustiaans, en ook Hillary Clinton en Angela Merkel zie ik geen pact met de duivel sluiten. Poetin en Chirac zijn veel diabolischer, net als speculant-oplichter Bernard Madoff, die nooit een vrouw had kunnen zijn…”. Waarvan akte.
Uitgave: Bert Bakker – 2016 (eerste druk 2010), 248 blz., ISBN 978 903 514 439 2, € 9,25
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten