Menu

woensdag 4 september 2019

De muur – John Lanchester


Binnenkort ga ik met een leeskring “De muur” van John Lanchester (1962, journalist annex romanschrijver, publiceerde veel met betrekking op de economie) bespreken. Een dystopische roman over Engeland in de trant van “Brave New World”, “1984”, “The Handmaid’s Tale” en “De ontelbaren”, al haalt Lanchester het niveau van voornoemde boeken niet, vind ik persoonlijk. Maar dan heb ik het ook over iconen van auteurs. Lanchesters verhaal is goed genoeg om je vanwege de onrustbarende actualiteit aan je stoel te nagelen. Wat er zou kúnnen gebeuren, dus…

Lucht-kou-water-beton-wind

Lanchester begon “De muur” in 2016 te schrijven, toen er nog geen sprake was van gedoe rond de muur van Trump. Lanchesters muur is langs de hele zeekust van Engeland opgetrokken na de ‘Omwenteling’. Eindeloos beton, vijf meter hoog – drie meter breed. Alle jongeren moeten twee jaar van hun leven opofferen om de muur te verdedigen tegen de ‘Anderen’: vluchtelingen die met bootjes, op een vlot of in een opgeblazen band proberen het vasteland te bereiken. De klimaatverandering heeft geen extreme hitte gebracht, maar extreme kou. Dikke lagen kleding maken zijn collega’s nagenoeg onzichtbaar voor de achttienjarige Joseph Kavanagh, alias ‘de Droge’, die wordt opgeroepen om zijn plicht voor volk en vaderland te vervullen. Een korte training waarin hij leert met een geweer om te gaan, en vooral disciplineoefeningen in slaapverstoring en dat soort dingen, volstaat: “… Het is niet zoals in de film. Je moet niet dapper zijn, je moet doen wat je wordt opgedragen…”. Het is doden of gedood worden. Voor iedere indringer wordt een verdediger de zee op gestuurd. Maar dat gebeurt zelden. De muur vormt een grauwe wereld waarin de tijd nagenoeg stil staat. Kavanough verveelt zich te pletter. Hij moet bijna huilen als de kok hem op de fiets een bakje thee komt brengen en een paar woorden tegen hem zegt. Ieder kruimeltje van zijn energiereep kauwt hij honderd keer: weer een minuut om. En zo twaalf uur op – twaalf uur af. De enige manier om er tussenuit te komen is kinderen te krijgen. Oftewel ‘fokker’ te worden. Maar wie wil er nog babies op de kapotte wereld zetten? Wat voor toekomst heeft een kind, nu de meeste mensen sterven door verhongering dan wel verdrinking? Aan de andere kant, wie moeten er dan in de toekomst de muur bemannen c.q. bevrouwen? P.s. Robots zou ik denken. Ook nog eens efficiënter. Volgens Kavanagh is er vanwege kernenergie elektriciteit zat – brandstof is er weinig.

Generatiekloof
De Anderen die het toch lukt over de muur te komen worden trouwens allemaal gepakt, want iedereen is gechipt. Zonder een chip houd je het ten hoogste tien minuten vol. Ze krijgen een standaardkeuze voorgeschoteld: hulp worden, euthanasie plegen of terug naar zee. De meesten kiezen ervoor hulp oftewel slaaf te worden. Er blijkt een onoverbrugbare generatiekloof te bestaan tussen de ouderen van voor de omwenteling en de jongeren die er na zijn geboren. De ouderen voelen zich enorm schuldig dat ze ‘de wereld verkloot’ hebben en pikken zo’n beetje alles van de jongeren die met de puinzooi opgescheept zitten. De onuitgesproken haat is wederzijds. Het doet me denken aan het leenstelsel voor studenten en het normaal geworden flexwerk waardoor jongeren geen hypotheek kunnen krijgen. Aan de protesten in Hong Kong. Aan deels bewonderenswaardige, deels irritante klimaatactivisten als Anuna de Wever en Greta Thunsberg. Stevenen wij ook op zo’n generatieconflict af? Ik heb er wel geen verstand van, maar zolang collega’s mij vertellen dat ze voor vijftien euro met een vliegtuig naar Polen zijn gevlogen en voor honderdvijftig euro met de trein terug zijn gekomen, lijkt me de daarvoor verantwoordelijken nog niet zo heel erg serieus met het klimaat omhoog te zitten. Is het inderdaad vooral een geldkwestie, zoals klimaatontkenners beweren?! In de roman gebeurt er een lange tijd weinig tot niets. Als Kavanagh een weekje met zijn collega’s gaat kamperen blijkt de post-Brexit wereld potdicht te zitten, want er is geen buitenlands eten meer te krijgen. Verder lijkt er weinig veranderd. Er zijn bossen, huizen, pubs, tv-series en belastingen. Je kunt op vakantie. Je kunt met de trein reizen. De mobieltjes heten ‘communicators’. Kavanagh denkt en droomt als iedere jongen van achttien. Over seks natuurlijk. En rijk worden. Hij zou bij de elite willen horen in plaats van bij het gewone volk. Hij vraagt zich af wie hij is: “… Wanneer iemand naar de muur ging, nam hij de persoonlijkheid van een verdediger aan. Hoe iemand was als hij niet op de muur was, kwam misschien dichter bij zijn ware zelf. Of misschien ook niet, denk ik nu. Misschien is er geen waar zelf, maar alleen verschillende versies van ons die we aannemen in verschillende omstandigheden en in gezelschap van verschillende mensen…”. Hij wordt dronken.

Geloosd
Zoals ik in mijn vorige blog schreef: een verhaal heeft drama nodig. Pas halverwege het boek komt er eindelijk wat actie. Nadat een politicus tijdens een speech heeft aangekondigd dat er meer activiteit van Anderen is waargenomen op zee, dat het geen vraag meer is óf maar wannéér ze komen en dat er waarschijnlijk binnenlandse geheime netwerken met sympathisanten bestaan die hen helpen, wordt de sectie van Kavanagh aangevallen. Hij raakt gewond. Belandt in het ziekenhuis. Ook zijn collega, Hifa, op wie hij verliefd is, komt oog in oog met de dood te staan. Samen besluiten ze te kiezen voor het leven en zich voort te planten. Fokkers hebben bepaalde voordelen en keuzes. Enigszins grappig is Kavanaghs confrontatie met zijn kunstzinnige schoonmoeder, een dramaqueen ten top, die hem wil schilderen, maar eerst moet uitzoeken wat zijn totemdier is. Blijkbaar een geit: “… Een zeer vindingrijk dier – ze kunnen op restjes leven…”. Op een rustig gedeelte van de muur krijgt het stel een tweede aanval te verwerken die minder goed afloopt. Uitgerekend hun gewetensvolle commandant blijkt een saboteur te zijn. Ze worden gearresteerd. Er zijn Anderen over de muur gekomen dus het vonnis is onverbiddelijk: ze worden naar zee verbannen. Geloosd in een reddingsboot met de nodige proviand. Een aantal dagen en nachten roeien ze zuidwaarts, tot ze op een eiland stuiten. De rotswand stijgt overal loodrecht uit zee. Aanmeren is niet mogelijk. Echter, aan de luwzijde ontdekken ze een soort drijvend dorp van acht schepen en een stel vlotten. Een Robinson Crusoë-achtig bestaan vangt aan. Kavanagh, die goed kan zwemmen, wordt duiker. Oogst zeewier en schelpen van de zeebodem voor de broodnodige vitaminen. Hifa blijkt een hele handige visser te zijn.

Shakespeare

Ze hadden in deze zelfvoorzienende gemeenschap oud kunnen worden, ware het niet dat ze worden aangevallen door een piratenschip. Ternauwernood redden Kavanagh en Hifa als enigen het vege lijf door er in de reddingssloep vandoor te gaan. Weer dobberen ze op zee rond. Gelukkig gesteund door een voorraadje eten en drinken in een geheime bergplaats. Dit maal doemt er een booreiland op. Na een voor een de pilaren te hebben onderzocht waarop de hele installatie staat, verschijnt er aan de eerste ineens een ladder. Iemand heeft hen opgemerkt. Ze zijn welkom. Een gek geworden kluizenaar is de enige aanwezige op het boorplatform waar het stel een onderkomen vindt. In een van de slaapvertrekken van de vroegere bemanning ontdekt Kavanagh een dikke paperback met een gescheurd kaft: de verzamelde werken van Shakespeare. Het doet me denken aan “Station Elf”, waar een reizend toneelgezelschap in een apocalyptische wereld ook al Shakespeare opvoert. Zolang er nog sprake is van Shakespeare…

Uitgave: Prometheus – 2019, vertaling Janet Limonard en Frank van der Knoop, 304 blz., ISBN 978 904 464 047 2
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten