Menu

dinsdag 8 maart 2022

Ego – Bram van de Beek

 


Subtitel: Een cultuuranalyse van het ik

 

Hoe moeilijk het is om de ziel te duiden, laten Martine Oldhoff in “Kijk op de ziel” en Ole Martin Høystad in “De ziel. Een cultuurgeschiedenis” wel zien. In beide boeken komt het woord ‘ego’ niet voor. En in “Ego” van bioloog en hoogleraar theologie Bram van de Beek (1946) komt de ‘ziel’ niet aan de orde. Bij het woord ‘ego’ moet ik direct aan de levensgevaarlijke grootheidswaan van Poetin denken, waarbij corona slechts een stilte voor de storm lijkt, en de hele wereld momenteel zijn adem inhoudt. Van de Beek reduceert íeders ziel tot ‘ego’: wij zijn allemaal kleine Poetins. Reduceren heeft echter altijd te maken met een ‘niets anders dan’-mentaliteit. Zie Timothy Radcliffe in "Leven in volheid". Volgens mij ‘zijn’ wij niet ons ego, zoals Van de Beek stelt, maar zijn wij ‘óók’ ons ego. Het is verbazingwekkend hoe dicht Bram van de Beek met zijn verhaal in de buurt komt van “The Selfish Gene” (1976) van Richard Dawkins – eveneens bioloog. En ronduit verbluffend hoe hij, evenals William Faulkner in “Terwijl ik al heenging”, laat zien hoe dicht het zwartste fundamentalisme bij het nihilisme ligt: beide zeggen ‘nee’ tegen het leven. Het verschil is dat bij het christelijke fundamentalisme alles met de dood begint en bij het nihilisme alles met de dood eindigt. Bram van de Beek is altijd al een luis in de pels van de protestantse theologie geweest, heb ik begrepen. Hij doet denken aan een oudtestamentische onheilsprofeet. Niet dat ik daar iets op tegen heb: die krijgen ook het woord in de Bijbel. Over zijn dwarse, scherpe en hier en daar ronduit ongenuanceerde relaas schrijft hij zelf: “… Het is (…) niet de ergste ziekte. Die is dat je gewoon niet luistert naar iemand die iets anders zegt dan wat je zint…”. Daarbij doelt hij op de (internet)bubbels met gelijkgestemden, waarin wij tegenwoordig leven. Van de Beek laat dan misschien weinig tot niets van je heel (maar dat doet iemand als pak ‘m beet, Céline, ook niet), hij zet je zéker aan het denken. Zo verkeerd is het niet om af en toe een pin op je neus gedrukt te krijgen. Al kan de een daar misschien beter tegen dan de ander (zie de recensie van Taede A. Smedes). Eerder besprak ik van Bram van de Beek “Is God terug?”.

 

De intolerantie van de toleranten

Van de Beek begint zijn cultuuranalyse met Descartes (1596 – 1650) die zijn zekerheid vond in het ik: ‘ík denk dus ik ben’, wat resulteerde in de vrijheid van het individu. De uitwerking van deze vrijheid is echter nogal beperkt en zit vol inconsistenties en willekeur: “… De bekendste is de intolerantie van de toleranten…”. Bijvoorbeeld: “… Wie geen huwelijken van mensen van hetzelfde geslacht wil sluiten, kan geen ambtenaar van de burgerlijke stand zijn. Scholen hebben niet de vrijheid om seksuele ethiek te brengen volgens hun eigen traditie, maar ze moeten zich aanpassen aan de heersende cultuur…”. Over het ideologische gevecht betreffende het lhbti-gebeuren: “… Het ligt geheel in de lijn van Descartes om, als lichaam en psyche niet met elkaar kloppen, het lichaam te veranderen. Het denken heeft immers het primaat over het lichaam…”. Orthodoxe christenen die tegen transgenderoperaties zijn, geven prioriteit aan het lichaam boven de psyche, wat net zo min iets met een ‘goddelijke ordening’ van doen heeft: “… God heeft blijkbaar een lichaam gegeven dat bepaalt wie je bent, en niet een psyche. Zo doet zich dus de merkwaardige situatie voor dat conservatieve christenen het lichaam hoger achten dan de geest en liberale mensen de psyche het primaat geven…”. Van de Beek pleit voor een gesprek over de verhouding tussen psyche en lichaam: “… En zou ook de optie overwogen kunnen worden dat als die beiden niet sporen, we ook dat aanvaarden, zoals we zoveel dingen in het leven moeten aanvaarden die niet sporen? Mag het lichaam zichzelf zijn en mag de psyche zichzelf zijn?...”.

 

Ratrace

Vrijheid op het gebied van seksualiteit lijkt het enige wat telt. “… Veel minder aandacht is er voor de onvrijheid van tallozen die in armoede leven. Voor mensen die het aangaat, kan hun seksuele geaardheid een groot probleem zijn, maar het aantal mensen dat dagelijks lijdt onder financiële zorgen en daardoor geen vrijheid meer heeft en niets te kiezen heeft, is vele malen groter…”. Van de Beek koppelt een en ander aan de vraag waarom tijdens de verkiezingen in maart 2021 zo weinig mensen links stemden. “… Men vroeg zich af wat de partijen verkeerd hadden gedaan. Het ging voortdurend om de tactiek die ze hadden moeten volgen of niet hadden gevolgd om kiezers te trekken…”. Het simpele antwoord is volgens Van de Beek echter dat links niet meer relevant is. We hebben het met z’n allen veel te goed, dus maken we ons niet druk om sociale gerechtigheid. Mensen onder de armoedegrens zijn (tot nog toe) een kleine minderheid waar niemand mee zit: “… In een democratie betekent dit dat er ook een regering komt die zich niet druk maakt om hen…”. Vrijheid zou zogezegd samenhangen met gelijkheid, maar een maatschappij die gebaseerd is op het principe van gelijkheid wordt al snel een maatschappij van competitie, waarin de zwakke geen kans krijgt. We kunnen niet allemaal even goed leren. We zijn niet allemaal even gezond. We hebben geen keuze in waar onze wieg staat. De nadruk op gelijke kansen pakt vooral voordelig uit voor hen die zich toch wel redden: “… Er is een zorgzame samenleving nodig. Dat betekent niet dat de politiek de zorg voor de zwakken op de stoep van de buren en de familie van de zwakken dropt…”. Die verkeren immers vaak in hetzelfde schuitje, hebben er meer dan genoeg aan hun eigen hoofd boven water te houden, of zijn te druk met het ontplooien van hun vrije mogelijkheden. 

 

Chaos en zekerheid

Het verschil tussen Descartes en hedendaagse mensen is dat Descartes blij was met de God van de natuurwetten - ze geven vaste grond onder je voeten want ze zijn onveranderlijk en overal geldig - terwijl christenen anno nu God juist vaak zoeken in het bijzondere. God zou zich kunnen bewijzen in wonderen. Newton heeft de onderlinge samenhang en interactie van de fysische objecten verklaard met de wet van de zwaartekracht. Voor de biologie duurde dat langer, omdat de grote variatie aan levende wezens veel complexer is. Linnaeus bracht de levende wezens onder in een gestandaardiseerd systeem. En uiteindelijk verklaarde Darwin met zijn theorie over ‘the struggle for life’ en ‘the survival of the fittest’ de alomvattende orde waarin het leven gevangen zit: “… Macht is de motor achter de ontwikkelingen in het leven…”. De sterkste wint: “… Het is oorlog en het zal altijd oorlog blijven, en je mag blij zijn als dat kan worden afgeleid tot de sport of beperkt blijft tot de social media – hoe zwaar ook dat mensen kan treffen…”. Er bestaat geen toeval maar een vaste structuur van oorzaak en gevolg. En daarbij is het geloof aan een God eigenlijk helemaal niet nodig. Sterker: volstrekt overbodig. Veel atheïsten zien het (bij-)geloof dan ook als een bedreiging voor de wetenschap. Als je eenmaal de deur openzet voor wat niet wetenschappelijk controleerbaar is, kom je in drijfzand terecht. Dan kun je wel van alles gaan beweren. Met een beroep op God zijn anderen te onderdrukken (zie Poetin die zijn oorlog toch echt als een ‘heilige oorlog’ beschouwt). Alhoewel atheïsten net zo goed macht uitoefenen met hun systeem dat alles wil beheersen. Of is het angst? In ieder geval, als je niet gelooft, houd je alleen de wetenschap over, en daar kan Van de Beek volkomen achter staan: “… buiten het geloof in een betrouwbare God komen we in een wereld die volkomen losgeslagen is en waarin de wildste ideeën opkomen. Dan is de wetenschap de enige optie om orde te scheppen. Wie niet gelooft in de enige betrouwbare God, moet voor de wetenschap gaan. Een alternatief is er niet, tenzij men voor de chaos gaat…”. Daarin vinden gelovigen en atheïsten elkaar ook wel weer: beiden hechten aan een betrouwbare werkelijkheid en absolute zekerheid. Buiten God kunnen er geen andere machten bestaan, volgens de Bijbel en de Thora. Alleen God is HEER.

 

Tricky creatonisme

In reactie op de godloosheid ontstond niet alleen binnen het christendom, maar ook in de islam en het hindoeïsme, de beweging van het ‘creatonisme’: evolutie is onzin, de werkelijkheid is ‘geschapen’. Van de Beek zet de beweging neer als nogal tricky. Creatonisten keren zich niet tegen de wetenschappelijke methode, maar tegen de wetenschappelijke resultaten. Daarom kunnen de creatonistische fysici helemaal meedoen en zelfs bij de wetenschappelijke wereldtop behoren: dat brengt hen niet in conflict met de Bijbel. Creatonisten houden zich ook niet zozeer met biologie bezig als wel met geologie. Biologie is veel lastiger, omdat het overgrote deel van het DNA van een chimpansee nu eenmaal onweerlegbaar overeenkomt met de mens. Het is veel makkelijker om een alternatieve theorie op te zetten in de geologie, want daar staat veel minder vast. Bovendien richten de creatonisten al hun pijlen op wat niet past, en in iedere theorie zitten wel lacunes en ongerijmdheden, maar veronachtzamen ze de overmaat een gegevens die wel kloppen. Alleen de feiten die passen in een vooraf vereist resultaat worden breed uitgemeten. Daardoor kweken creatonisten kansen voor wetenschappelijke dwalingen en bevestigen zij atheïsten in hun oordeel dat het geloof onzin is. Bovendien maken ze het geloof afhankelijk van de wetenschap. Als de wetenschappelijke resultaten niet juist zijn, is het geloof dus ook niet waar.

 

The pursuit of happiness

Welnu, als er geen God is, kun je twee kanten op denken. De mens stelt niets voor in ruimte en tijd, dus kun je maar het beste zoveel mogelijk genieten van de dagen in je op zich zinloze leven. Of de mens staat centraal, en wetenschap en techniek helpen ons steeds verder, richting de ‘pursuit of happiness’. Echter, ons streven naar materieel geluk en voorspoed staat omkeer van de processen die in gang zijn gezet, in de weg, en omkeer is nodig. Dezelfde techniek die voor vooruitgang heeft gezorgd, stelt ons voor enorme problemen, uitgedrukt in een simpel getal van graden Celsius. Klimaatverandering. We zullen andere wegen in moeten slaan, en daarbij gaat God niet helpen, aldus een zeer pessimistische Van de Beek: “… zodra je God instrumentaliseert, met je eigen ik in het centrum, heb je buiten God gerekend. Hij laat zich niet temmen, nog minder dan de natuur. God helpt niet om problemen op te lossen. Hij ‘geeft’ eerder een heleboel problemen. Zo spreken tenminste Israëls profeten die het Oude Testament schreven over Hem…”. Zijn we dan toch aan onszelf overgeleverd?

 

Wantrouwen

Tijdens de Franse Revolutie van 1789 was voor de Fransen God zozeer met de bestaande onderdrukkende orde verbonden, dat ze voor de verwerping van die orde ook van God af moesten: 'Ni Dieu, ni maître'. De Engelse dissidente kolonisten van Amerika redeneerden precies andersom: voor God is iedereen vrij en gelijk. Opwekkingspredikers zoals John Wesley maakten de mensen mondig: het komt aan op je eigen persoonlijke geloof. Dat is voor koningen en landarbeiders precies hetzelfde. De filosoof Immanuel Kant stelde dat wij ‘das Ding an sich’ nooit kunnen kennen, dat alles zich afspeelt in ons hoofd. Feministische theologen en hedendaagse complotdenkers gaan nog veel verder door op deze weg, en treffen elkaar in een gedeeld wantrouwen. De bestaande orde deugt niet. Je moet je altijd bewust zijn dat religieuze teksten zijn ontstaan in een patriarchale cultuur. Volgens de gereformeerde gezindte ligt de buitenwereld sowieso in het boze, dus is het begrijpelijk dat hier een goede voedingsbodem ligt voor complotdenken: “… Velen in deze kringen houden het bij een kritische distantie, sommigen gaan zo ver dat ze overtuigd zijn dat overheid en wetenschap samenspannen in een duivels pact…”. Van de Beek: “… Het is in dit veld gewoonlijk zo dat degenen die het minst de materie beheersen, het meest geneigd zijn zich absolutistisch op te stellen…”. Toch pleit Van de Beek voor de tegenstem en het ruimte laten voor álle opvattingen en gedragswijzen. Dat is simpel nodig om niet vast te roesten in ons zelf. Niemand is gebaat met een gevestigde orde die hautain het eigen gelijk uitstraalt, waardoor mensen zich genegeerd voelen en weggezet  als achterlijk. Dat brengt mensen alleen maar in een diep existentieel verzet.

 

Het reformatorische ego

Luther zette het ego op de rails met zijn vraag ‘hoe krijg ik een genadig God?’. In zijn tijd was  de kerk een bureaucratisch machtssysteem geworden. Van de Beek beschrijft hoe het klassieke Nederlandse gereformeerde avondmaalsformulier zozeer inzet op zelfonderzoek inzake schuld en falen, dat niemand die deze tekst serieus neemt nog aan dit sacrament kan deelnemen. Er valt niets meer te vieren. De eucharistie is alleen bedoeld voor mensen die aan allerlei voorwaarden voldoen. De reformatorische mens tobt en bevecht elkaar inzake de uitverkiezing Gods. Elke preek gaat over de vraag ‘of je wel bekeerd bent’. Het gaat om wat je voelt. En heel zwart/wit: “… er zijn mensen die als hanen of valse katten voortdurend anderen afkeuren, waarbij een blik al voldoende is…”. Van de Beek: “… Uiteindelijk gaat het allemaal om het ik. Wat ik beleef, wat ik voel, wat ik doe, hoe ik anderen beoordeel…”. En even verder: “… Het lijken ouderwetse mensen die het geloof uiterst serieus nemen. Het zijn in feite heel moderne mensen die alleen met het eigen ik bezig zijn…”.

 

Uit je bol

Zo mogelijk nog negatiever en eenzijdiger is Van de Beek over de evangelische megakerken, waarin alles draait om de persoonlijke menselijke keuze. Misschien liepen de evangelischen wel cultureel voorop: “… Luther met zijn aandacht voor de individuele mens ging aan Descartes vooraf, en de oude schrijvers formuleerden het besef dat de mens alles vanuit zichzelf beschouwt, al vóór Kant. Wesley was er eerder dan de Franse Revolutie, en de pinksterbeweging was er al voor 1968. Johannes de Heer (1866-1961) componeerde al geestelijke liederen die je meenemen met meeslepende muziek, lang voordat er pop en hardrock waren; christelijke opwekkingsbijeenkomsten waren er toen niemand nog van Pinkpop had gehoord…”. De moderne evangelische bewegingen zijn zeer gevarieerd, maar wat ze allemaal gemeen hebben is de aandacht voor beleving en expressie. In de extremere vormen heb je al helemaal geen keus meer, “… want je wordt meegenomen in de sfeer, het overkomt je. Dat is, net als bij popfestivals, juist de kick van deze radicale vormen: dat je buiten jezelf bent, uit je bol gaat, meegenomen in een sfeer die je draagt en waarbij je alles vergeet. In de volstrekte betrokkenheid van het ik verdampt het ik paradoxaal in de massa…”. Kritisch denken gaat niet. Hoe meer mega des te meer is de evangelische beweging expressie van het menselijke ik dat geen eigen identiteit meer heeft. Zo verdoezel je de problemen in plaats van dat je ze aanpakt, aldus Van de Beek.

 

Verpletterd

De middenmoot van de christelijke kerk zou drijven op ethiek. Daar gaat het allang niet meer over God, maar over wat WIJ doen en wat WIJ zijn (het is bijna irritant hoe gelijk hij hier en daar heeft). Het christendom van nu mist de kritiek van de profeten en apostelen, dondert Van de Beek. Nergens gaat het over de duisternis van de schuld die God zo kwaad maakt dat Hij het niet langer neemt: “… God is in de Bijbel niet een lieve vader, maar een getergde, verbitterde echtgenoot en meer nog een rechtvaardige rechter die het kwaad niet onbestraft laat. Zeker, Hij is eindeloos geduldig – totdat de maat vol is en het geweld losbreekt…”. En even verder: “… Opstanding van de doden is dat, als God jouw leven verpletterd heeft in het gericht, Hij je een nieuw leven schenkt in Christus, die jouw oordeel droeg en is verrezen uit die dood…”. Neem mij niet kwalijk, maar de discipelen die Jezus gingen volgen, maken op mij absoluut niet de indruk een ‘verpletterd’ of hoe dan ook traumatisch leven achter zich te hebben gelaten. En wat is dan ‘verpletterend’ genoeg? Wat is de schaal waarop je iets ‘verpletterend’ kunt noemen? Voor een rijk en verwend meisje in het Nederland van nu is dat misschien de dood van haar konijn, voor de mensen waar de vernietigingsoorlog in Oekraïne overheen komt, is dat heel wat anders. En moet je als christen dan als een masochist naar dat ‘verpletterende’ verlangen?

 

Dat vreed’ en aangename rust

Van de Beek fileert de beweegredenen om te geloven als de meest doorgewinterde atheïst. De hedendaagse christen gebruikt God alleen maar voor zijn ego. Uit eigenbelang. God is er voor softies en watjes die het leven niet aankunnen. Om succes af te dwingen. Om in menselijke behoeften te voorzien. Om eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Om schuld en zonden te parkeren. Om eindeloos vergeven te worden. Om projecties van verlangens en angsten op los te laten. Om een hoger doel te bereiken en een zin aan het leven te geven. Wat de meeste christenen ‘God’ noemen is gewoon ‘gebakken lucht’: “… Onze woorden voor God zijn alleen een vermomming van onszelf…”De rest is luchtfietserij. De indruk ontstaat dat er maar één ware christen overblijft, en dat is Bram van de Beek zelf. Wie heeft hier nu het grootste ego?! En passant veegt hij ook nog de vloer aan met de Nederlandse politiek en de Nederlandse samenleving, die worden bepaald door het individuele verlangen met rust gelaten te worden. Maar hoe zit het dan met Psalm 122 vers 3 waarin ‘vreed’ en aangename rust’ worden neergezet als een zegen van God? En het ‘stille en geruste leven’ in 1 Timotheüs 2? Wel of niet gelovig zijn, vergelijkt hij met een patatje met of zonder. Zo banaal kun je er natuurlijk over praten. Maar als Paulus het in Galaten 3:27 heeft over ‘bekleed worden met Christus’ zie ik dat toch echt als ‘een gelovige jas’ aantrekken. Wat is het verschil? Al is de ene beeldspraak de andere niet.

 

Het materialisme voorbij

Wel interessant is Van de Beeks stelling dat onze cultuur het materialisme inmiddels voorbij is en steeds spiritueler wordt. Hij ziet een overeenkomst met de vroege gnostiek: “… Dit geldt ook voor de moderne wetenschap. Volgens de natuurkunde is materie energie die voortdurend in beweging is. Er is geen vaste substantie, maar een voortdurende interactie van elementaire deeltjes die je ook als golven kunt  omschrijven. Het meeste is lege ruimte, en voor zover die gevuld is, is die gevuld met georganiseerde energie. Niet de harde materie is de basis van de werkelijkheid, maar de dynamiek van energie…”. In de biologie is er eenzelfde beweging: “… In de plantkunde gaat de meeste belangstelling niet uit naar concrete fysieke planten en hun kenmerken, vastgelegd in herbariummateriaal, maar naar de wereld van het DNA. De wereld van de levende wezens bestaat uit informatie in telkens wisselende samenstellingen. Die komt wel tot expressie in fysieke kenmerken, maar deze zijn secundair. Informatie is de basis van het leven…”.

 

Reptielenbrein

In het tweede deel gaat het over God, die zich in de Bijbel voorstelt als: ‘Ik ben’ of ‘Ik ben die Ik ben’. Van de Beek vergelijkt het Israël van de oudtestamentische profeten met onze cultuur, en zie daar: er is weinig tot niets nieuws onder de zon. Ook in Jesaja 5:8 gaat het al om sociale misstanden waarin de machtigen zich huis na huis toe eigenen, tot er voor niemand meer ruimte is. De rijken worden steeds rijker en de armen steeds armer. Het gaat over Israëls foute vrienden, waar ze afhankelijk van worden: de Feniciërs. Zie onze afhankelijkheid van gas uit Rusland. Voor de God van Israël gaat het volgens Van de Beek in de eerste plaats om gerechtigheid en omzien naar de zwakken, die vermalen worden tussen de spaken van het kapitalistische systeem. Daar hoort heden ten dage ook Moeder Aarde bij. Religieuze emoties en spirituele betovering, dan wel een traditionele voorzienigheidsleer, helpen geen sikkepitje onze doorgeslagen toestand te transformeren. Wij moeten diep van binnenuit veranderen. Van egoïsten naar altruïsten (en daar zijn momenteel sterke staaltjes van te zien, gelukkig). Eigenlijk vertelt Van de Beek precies hetzelfde verhaal als Karen Armstrong in “Compassie”: alle godsdiensten stimuleren ons, het hoger te zoeken dan ons ‘oude reptielenbrein’, dat hebzuchtig gefocust is op de vier V’s. Vechten, vluchten, vreten, voortplanten. In de loop der tijd heeft zich in onze neo-cortex echter een nieuw hersengebied gevormd waardoor wij het vermogen hebben om keuzes te maken en compassie te ontwikkelen. Wij moeten ‘nieuwe’ mensen worden.

 

De zondeval van het christendom

“… Heering heeft ooit een boek geschreven over de omwenteling door Constantijn onder de titel ’De zondeval van het christendom’. Daarmee is geen woord teveel gezegd…”. Vanaf de vierde eeuw werd het christendom beheerst door macht. Vaak onder het motto: ‘Geef je hart aan de Heer en je geld aan mij.’ Godsdienst en macht zijn een riskante combinatie, weten wij van vandaag de dag allemaal. Toch is Van de Beek uiteindelijk niet onverdeeld negatief over de kerk: “… Dorpspastoors in Brabant mogen mensen onder druk hebben gezet, maar veel dorpspastoors hebben gezinnen in nood geholpen en mensen, zelfs hele dorpen, de weg gewezen in barre tijden. En dat waren soms dezelfde pastoors. Gereformeerde dominees mogen kerkmensen in een sociaal en religieus rationeel harnas hebben geperst, maar het waren dezelfde dominees die aan mensen een politiek, sociaal en godsdienstig zelfbewustzijn gaven, waardoor ze zich konden ontplooien. De dominee in Seoul mag zich in zijn dure Lexus laten rondrijden, maar hij geeft steenrijke yuppen uit Seoul, die geen idee meer hebben wat interessant is, omdat ze zich alles kunnen veroorloven door hun geld, een sociaal onderdak. Evangelische voorgangers mogen mensen meezuigen in een cultuur van oppervlakkige religie, maar ze geven een plek waar mensen die meer verlangen dan de leegte van de disco en Pinkpop, de leegte van het eindeloze niets kunnen ontgaan…”. En even verder: “… Er is veel misgegaan in het christendom en er waren en zijn veel misstanden in de kerk, maar in die kerk hebben kloosters zieken verzorgd, land- en tuinbouw bevorderd en cultuur ontwikkeld. In die kerk heeft moeder Theresa gewerkt, en geïnspireerd door grondige kennis van de Bijbel is Albert Schweitzer naar Lambarene vertrokken. Slavenhandelaren hebben vreselijke dingen gedaan, maar het is een lied van een gewezen slavenhandelaar dat de eerste zwarte president van de Verenigde Staten inzette na een toespraak bij de begrafenis van een vermoorde zwarte predikant: ‘Amazing grace’. Missionarissen hebben zonder enig eigen belang hun leven gewijd aan andere mensen, omdat zij dit wijdden aan God. Reformatorische christenen maakten het leven zwaar, maar zij waren en zijn een vlooi in de pels van de beer van de cultuur die alles neutraal en dus zinloos maakt. Zij weten van een laatste oordeel, dat verder reikt dan verlangens en kortetermijnbelangen; zij laten je nooit met rust…”. Dat de kerk met veel strengere maten wordt bemeten dan seculiere aangelegenheden is niet meer dan terecht. De kerk staat voor heiligheid.

 

Diep in mezelf vind ik niet mezelf

Uiteindelijk legt Van de Beek uit wat geloven betekent aan de hand van Galaten 2:20: ‘Niet ik leef meer, maar Christus leeft in mij.’ Dit in combinatie met Johannes 17:21-23 waarin het gaat over dat Jezus ín je wil wonen. Hoewel het om een mysterie gaat waarvoor eigenlijk alle woorden tekort schieten, komt dat heel dicht in de buurt van wat Eric-Emmanuel Schmitt een kind laat zeggen in zijn roman “Het evangelie van Pilatus”: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”. Nergens in de literatuur ben ik iets tegengekomen wat voor mij dichter bij het geloof komt zoals ik dat beleef, dan dit fragment. Van de Beek: “… Maar er is wel een ik in wie Hij leeft…”. Dus toch een ego? En even verder: “… Wij leven door zijn Geest die ons verlicht…”. Liefde bepaalt onze diepste identiteit. Dat leren we van Jezus. Geef die liefde een kans, zou ik zeggen...

 

Uitgave: KokBoekencentrum – 2022, 224 blz., ISBN 978 904 353 726 1, 20,-

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten