Door mijn blogs over “Het Evacomplex” van Jeroen Windmeijer en “Was Eva overal de schuld van?” van Pinchas Lapide kwam ik er achter dat Karen Armstrong (Wildmoor, Worcestershire, 1944), een ongelooflijk erudiete, vrijzinnige deskundige op het gebied van godsdienstgeschiedenis, in haar jonge jaren ook een boek over de positie van de vrouw in het christendom heeft geschreven: “The Gospel According To Woman”. Ze is auteur van de bestseller “Een geschiedenis van God”. In de jaren zestig bracht ze een aantal jaren door als non in een klooster van een katholieke onderwijscongregatie. Ze studeerde en doceerde Engelse taal en literatuur. Ze beschreef deze tijd in “Door de nauwe poort. Mijn zeven kloosterjaren, een spirituele ontdekkingsreis”. Armstrong is geen hardcore feminist. Ze is een warm pleitbezorger voor gelijkheid tussen de seksen. Ze schrijft ook opvallend mild over de islam en de apostel Paulus, die toch nogal hoog scoren op de hedendaagse lat der vrouwonvriendelijkheid. Een en ander komt voort uit haar kijk op ons rampzalige kolonisatieverleden. Eerder besprak ik van Karen Armstrong “Compassie” en “Paulus. Onze liefste vijand”.
Koekjes voor de broeders
Het christendom is officieel heel positief over vrouwen geweest, aldus Armstrong in haar inleiding. De irrationele en inconsistente houding tegenover de vrouw heeft binnen de christelijke wereld dan ook vooral te maken met verborgen en verdrongen emoties. Het gevolg: af en toe heftige uitbarstingen uit een afzonderlijk deel van de gelovige geest, wat niets met de leer van doen heeft. Zie de kruistochten, waarbij christenen op beestachtige wijze moslims en joden hebben afgeslacht, wat volledig in tegenspraak is met de christelijke leer van naastenliefde. Dit zijn neuroses volgens haar. En een neurose is veel moeilijker kwijt te raken dan een overtuiging. Ik denk dat Armstrong daar zó gelijk in heeft. Mijn mond viel open toen ik op oudejaarsdag de gênante twee pagina’s grote foto in het Nederlands Dagblad zag, die persfotograaf Dick Vos afgelopen april maakte inzake een orthodoxe kerkvergadering over de vraag of vrouwen predikant, ouderling dan wel diaken mogen worden. Titel: ‘Koekjes voor de broeders’ – zie hier. Ik vind het een iconisch beeld. Het zegt meer dan duizend woorden. Ik word er tegelijk een beetje giechelig van. Het zou zo een shot uit “The Handmaid’s Tale” kunnen zijn. De vrouw in vrolijk gekleurde outfit staat. De mannen in uniforme zwarte pakken zitten. Dat geeft op zich al een soort machtsverhouding weer. Het lijkt alsof de mannen de vrouw die hen wat te smikkelen aanbiedt niet eens aan durven kijken (als je het over de duvel hebt…). Het doet me denken aan Eva en de appel. En aan de juf op een kleuterschool, eerlijk gezegd. En als ik langer kijk, aan een dierentuinbezoeker die een giraf of een olifant een snoepje geeft (nee, geen aap, ik wil ook weer niet té flauw doen). Iets dergelijks. Er kan geen lachje af. Sacherijnige mannen achter de tralies van hun eigengebouwde gevangenis. Wie is hier nu zielig, dacht ik. Zij, de vleesgeworden ‘Mother Mary’? Of moet ik haar zien als een hedendaagse ‘Marta’? Dan wel die treurige, autistisch aandoende heren? Als je het hebt over neurotisch… Je zou van minder de zenuwen krijgen, toch?!
Een culturele conditionering van tweeduizend jaar
Zo eenvoudig is het allemaal niet, volgens Armstrong: “… Waar we mee geconfronteerd worden, is een culturele conditionering van tweeduizend jaar lang…”. Seculieren kunnen zich wel seksueel vrijgevochten voelen, maar zij blijken evengoed al te bereid om hun liefdesleven te laten bestuderen door deskundigen. Op precies dezelfde manier als christenen hun seksleven vroeger door de priesters lieten analyseren. “… We kunnen onze opvattingen veel gemakkelijker wijzigen dan dat we een destructief patroon in ons leven uitbannen, hoezeer we ook ons best doen. Zo is het ook met religie en zo is het ook met cultuur. Onze religieuze opvattingen kunnen wel veranderd zijn, maar onze emotionele dwangimpulsen zijn dezelfde gebleven…”. Met andere woorden: je kunt een mensenkind wel uit de oorlog halen, maar de oorlog niet uit een mensenkind. En vul voor het woord ‘oorlog’ gerust ‘kerk’ in. In alle culturen is de vrouw een inferieur wezen geweest. Haar plaats was thuis waar ze haar man moest behagen en moeder had te zijn. Armstrong meent dat de vrouw in het christelijke Westen er nog een stuk bekaaider afkwam, omdat ze gehaat werd vanwege haar gevaarlijke en beangstigende seksualiteit. In het Jodendom heeft het celibaat nooit veel aanzien gehad omdat het voortzetten van het ‘uitverkoren volk’ altijd belangrijk is geweest. Het boeddhisme leert dat iemand die onvrijwillig afziet van seks geen verlichting kan bereiken, omdat hij in zijn ego verstrikt zal raken. Islamitische vrouwen worden niet onderdrukt omdat de islam een afkeer van seks heeft, maar omdat ze het bezit is van de man. Mohammed vond vrouwen beslist niet walgelijk. Het aloude christendom wel, en in de rest van het boek bewijst Armstrong dat. Wat mij betreft: zie de met zijn moeder dansende moslim-voetballer tijdens het afgelopen WK. Vergelijk dat met de alle achterlijkheid ontheven, geëmancipeerde Telegraaf-columnist, die oudere vrouwen uitgedroogde citroenen noemt. De laatste zal het niet geloven, maar hij zit volgens Armstrong vaster in het christelijke denken dat hij door heeft.
Product van de maatschappij
Het is goed te beseffen dat Armstrongs boek stamt uit de jaren tachtig, dus vóór 9/11, het openbaar worden van de misbruikschandalen in de rooms-katholieke kerk, de MeToo-beweging, het opkomen van social media, de door corona gepushte complottheorieën, de huidige genderverwarring, woke, de roeptoeterende lhbtq-gemeenschap, de opstand in Iran na de moord op Mahsa Amini en de uitsluiting van vrouwen in Afghanistan. Haar verhaal is er alleen maar actueler op geworden, naar mijn idee. Ze schrijft aan de hand van Michel Foucaults boek “Histoire de la sexualité” dat er niet zoiets als ‘ware seksualiteit’ bestaat. Iemands seksualiteit, althans hoe die wordt geuit, is een product van de maatschappij. Alles overziende, lijkt dat er sterk op, ja. Daar komt bij dat het ideaal van het ‘heilig huwelijk’, hetwelk de meeste christenen tegenwoordig vanzelfsprekend vinden, nog maar heel kort bestaat. Daarvoor werd het getrouwd zijn gezien als een nogal ‘dierlijke’ staat. Volgens Armstrong hebben Jezus en Paulus de vrouw bevrijd uit het oude paternalistische patroon en haar een volledige gelijkwaardigheid aan de man gegeven: ‘In Christus is het niet man en vrouw’. Zowel Jezus als Paulus geloofden dat het koninkrijk van God aanstaande was. Daarom zou je kunnen zeggen dat het gezin in hun ogen een gepasseerd station was, waaraan je geen energie moest verspillen. Hun visie behelst echter absoluut geen haat tegen seks. Paulus reageert in zijn brieven aan de Korinthiërs wel een paar keer hevig geïrriteerd richting vrouwen, maar dat is zeker niet standaard. De Korinthiërs, die ook een lastercampagne tegen hem zouden beginnen, baarden hem een hoop kopzorgen. Ze hielden zich, zou je kunnen zeggen, aan God noch gebod: “… Iedere christen meende dat hij vanwege de inspiratie door de Heilige Geest zijn eigen wetten kon stellen en dat alles wat hij graag wilde doen – zelfs het bezoeken van prostituees, het dronken worden tijdens de eucharistie en het deelnemen aan heidense feesten van afgoderij – volkomen geoorloofd was omdat hij toch al verlost was…”. Paulus deed zijn uiterste best de Korintiërs wat verantwoordelijkheidsgevoel mee te geven. Hij accepteerde echter volkomen dat vrouwen evenals mannen profeet konden zijn: “… Het kan zijn dat deze situatie sommige vrouwen (letterlijk) naar het hoofd gestegen was en dat het prestige dat zij met hun profetieën verwierven, tot gevolg had dat zij thuis de baas begonnen te spelen op een manier waarmee Paulus, die uiteindelijk in zijn hart een jood was, niet kon instemmen…”.
Ziek
Aangezien God genoeg waarde aan het lichaam hechtte om zelf een lichaam aan te nemen om de wereld te verlossen, en Jezus ook nog eens lichamelijk opstond uit de dood, zou het christendom logischerwijs van alle religies de godsdienst moeten zijn die het meeste respect voor het lichaam toont. Het tegenovergestelde was het geval. Vanaf de tweede eeuw zijn mensen binnen het christendom bang gemaakt voor seksualiteit. Franciscus van Assisi noemde zijn lijf ‘broeder ezel’. De grote theologen Augustinus en Hiëronymus hadden een masochistische verhouding met hun ‘vlees’ dat hen tot ontucht verleidde. ‘Wellust’ was het grote kwaad – of je nu getrouwd was of niet. Uit het fenomeen ‘erfzonde’, dat zijn definitieve vorm kreeg in de vierde eeuw en in het Jodendom onbekend was – evenals het (Griekse) dualisme lichaam/ziel, ontwikkelde zich de haat tegen seks en vrouwen. Niets werd met zoveel afkeer bekeken als het vrouwenlichaam: “… ‘Een vrouw omhelzen,’ schreef Odo van Cluny in de twaalfde eeuw, ‘is hetzelfde als een zak mest omhelzen.’…”. De protestanten lijken soepeler met seks om te zijn gaan dan hun katholieke broeders. De waarheid is dat ze in het verleden juist wreder en meedogenlozer tekeer gingen tegen overtreders van de seksuele moraal. Hoe ver waren ze verwijderd van de manier waarop Jezus de overspelige vrouw behandelde: “… Een ‘zondige’ vrouw moest bijvoorbeeld gekleed in een wit laken in de kerk gaan staan. Een echtpaar met een onwettig kind werd afgeranseld en door het hele dorp gejaagd. In ‘The Scarlet Letter’ geeft Nathaniel Hawthorne een beeld van de wijze waarop in de begintijd in New England deze moraal werd opgelegd. Hester moet aan de publiekelijke schandpaal staan ten teken van haar seksuele zonde, die niet als een privé-kwestie wordt behandeld, maar als een misdaad tegen de wet van het land. Daarna moet ze voortdurend een scharlakenrode letter ‘A’ op haar borst dragen als teken van haar overspel (adultery) en wordt zij uit de gemeenschap gestoten…”. Al dit soort onzichtbare trauma’s maken dat vrouwen nog steeds snel overlopen van schuldgevoelens – iets waar mannen veel minder last van hebben, aldus Armstrong. De enige vrouwen die ooit prestige en aanzien genoten, waren degenen die aan het hoofd stonden van seksloze ketterse bewegingen zoals Mother Ann Lee en haar opvolger Lucy Walker van de shakers. Of de kathaarse Esclarmonde de Foix. Van de weeromstuit zijn we heden ten dage, met onze doorgeslagen cultuur inzake lichaamscorrecties en gemanipuleerde foto’s op sociale media, in het andere uiterste beland. Seks wordt krachten toegekend die ze nooit kan hebben, en verwachtingen die onmogelijk zijn te vervullen. Dat is net zo ‘ziek’ natuurlijk.
Vrouwen-seks-zonde
In de eerste brief aan Timoteüs, die zo’n zestig jaar na de dood van Paulus, aan het begin van de tweede eeuw zou zijn geschreven, begint het onheilspellende ‘zwart maken’ van vrouwen als zijnde ‘dochters van Eva’: “… In deze tijd heeft het christendom te maken met de niet-joodse wereld van het Laat-Romeinse Rijk en zijn verschrikkelijke seksuele uitspattingen…”. De angst voor bestialiteit veranderde het officiële beleid van de kerk richting de vrouw. Aan de hand van een aantal enge teksten van kerkvaders als Augustinus, Tertullianus en Hiëronymus - de laatste raakte al opgewonden van het kraken van een vrouwenschoen - beschrijft Armstrong hoe de neurotische drie-eenheid ‘vrouwen-seks-zonde’ zijn beslag kreeg. De hele geschiedenis door heeft het christendom vijandbeelden gecreëerd die op projectie berusten. Elke vrouw is een hoer die de man naar de ondergang leidt. De enige goede dame is een seksueel afstotend wezen. Thomas van Aquino wist niet waarom God überhaupt zo’n ‘mislukking van de natuur’ geschapen had. Ziedaar: de oorsprong van de vrouw als gemankeerde man. Luther was het van harte met Augustinus eens. Uitgerekend Calvijn was de eerste christelijke theoloog die gunstig over vrouwen sprak. Het rare is dat vrouwen erg jaloers en intolerant naar elkaar toe kunnen zijn. Gedrag dat ze van mannen hebben overgenomen, zegt Armstrong. Tegen de achtergrond van vrouwenhaat ontstond de cultus van de hoofse liefde, die ons de mythe van de romantische liefde heeft nagelaten. De liefde voor zijn onbereikbare ‘Domna’ bracht de troubadour ertoe haar te verafgoden. Voorwaar: een religieuze ervaring. Zie Dante’s liefde voor Beatrice in zijn “Divina commedia” en Petrarca’s liefde voor Laura in zijn “Sonnetten”. Ten opzichte van zulke geïdealiseerde liefdes konden ‘gewone’ vrouwen echter alleen nog maar tegenvallen (werkt porno niet precies zo?).
Een monster van deugdzaamheid en zelfgenoegzaamheid
Maria was het antwoord van de kerk op deze hoofse liefde: de volmaakte, seksloze vrouw. In heel Europa werden kathedralen ter harer ere gebouwd. Als Roland in “Le chanson de Roland” op sterven ligt, denkt hij geen moment aan zijn mooie Aude, maar wijdt hij zijn laatste woorden aan zijn zwaard Durendal: “… In de elfde eeuw was de religie krijgszuchtig en mannelijk geweest: de beschermheilige van Frankrijk was aartsengel Michaël, die in de plaats kwam van Wodan, de heidense oorlogsgod…”. Maria nam zijn plaats in als hoofdpersoon in het volksgeloof en de legenden. De Mariadevotie had een element van afwijzing van de dominante masculiene wereld in zich. Maria was de enige die woestelingen onder de duim kon houden. Het lijkt een protest tegen de agressieve harde mannenwereld. De geïdealiseerde en seksloze vrouw verloor haar bedreigende eigenschappen. Ze ging een tijdje ondergronds tot ze in het Victoriaanse Engeland weer opdook als het maagdelijke, onderdanige, frigide kindvrouwtje - hoeveel nakomelingen deze ‘huisengel’ ook op de wereld zette. “… Het is weer de oude projectie, maar nu andersom. Mannen kunnen niet overweg met hun seksualiteit en daarom houden ze zichzelf voor dat vrouwen er nog veel minder mee overweg kunnen…”. Seks werd iets weerzinwekkends dat nu eenmaal moest gebeuren. Veel Victoriaanse mannen gaven de voorkeur aan de liefde van kleine meisjes boven die van volwassen en rijpe vrouwen. Het is alsof in de periode dat religie in diskrediet raakte en de mensen zich opmaakten voor een nieuwe, wereldse tijd, van vrouwen werd gevraagd de plaats van religie in te nemen. Als ‘heilige maagd’ welteverstaan. Het waren eerder onnatuurlijke monsters van deugdzaamheid en zelfgenoegzaamheid, wiens bekrompen zienswijze hen veelal veroordeelde tot een ontstellende banaliteit. Ondertussen probeerden de meeste heren zo vaak mogelijk te ontsnappen aan het ondraaglijk saaie huis. Richting een nabijgelegen hoerenkast of mannenclub. Een eeuw later evolueerde dit vrouwbeeld in het ‘aardige meisje’ dat vooral haar ‘goede naam’ niet ‘te grabbel’ mocht gooien. En zij ontwikkelde zich weer tot de bovenmenselijke ‘supervrouw’ van tegenwoordig, die én een volmaakte schoonheid wil bezitten én een perfecte echtgenote, moeder, huishoudster en carrièrevrouw wil zijn. Vind je het gek dat burn-out onderhand volksziekte nummer één is.
Heksenjacht
Armstrong schrijft een fascinerend hoofdstuk over de heksenjacht die in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa woedde. Het ergst in Schotland, Frankrijk, de Duitse vorstenstaten en Zwitserland. In het nuchtere Nederland kwam ze slechts sporadisch voor. De heks was een christelijke creatie. Ze was een ketter van de ergste soort omdat ze seks had met de duivel; dé grote projectie voor al het absolute ‘kwaad’ dat men niet van zichzelf kon accepteren. Ze kon stormen oproepen, gewassen ruïneren en impotentie, steriliteit, ja, zelfs de dood veroorzaken. Ze vloog ’s nachts door de lucht om een heksensabbat bij te wonen waar ze zich overgaf aan kannibalistische rituelen en perverse orgieën. Pizzagate is er niets bij. Inmiddels is aangetoond dat de heidense culten in Europa die antropoloog Margaret Murray (1863-1963) beschreef, en waar moderne heksen zeggen van af te stammen, nooit hebben bestaan. Ze was een collectieve fantasie in de emoties en verbeelding van bijgelovige christenen, en op zo’n krachtige manier dat veel verwarde en eenzame vrouwen in hun dromen en/of nachtmerries oprecht geloofden dat ze een heks waren. En dat is nog veel gevaarlijker. Zo ontstaan massapsychoses. Het is moeilijk in te schatten hoeveel mensen er zijn gemarteld en gedood door in alle andere opzichten beschaafde en ontwikkelde mannen, maar het aantal lijkt schrikbarend hoog. Sommigen hebben het over meer omgekomen mensen dan in alle Europese oorlogen tot 1914 bij elkaar. In enkele Zwitserse dorpen bleef nauwelijks een vrouw over.
Femme fatale
Armstrong bespreekt uitgebreid het heksenhandboek van de inquisiteurs, de "Malleus maleficarum" (‘Heksenhamer’). Auteur: Jacob Sprenger. Het allergekste is wel het geloof dat heksen met ‘glamour’, een magische kracht, mannen konden castreren. Er deden verhalen de ronde over heksen die soms wel twintig of dertig penissen verzamelden en verstopten in een vogelnest waar ze zelfstandig bewogen en haver en graan kregen te eten: “… Dit is door velen gezien en is een algemeen verschijnsel…”. Jawel. Als ze het lief vroegen, kregen sommige jongemannen hun lid ook wel weer terug. De heksen bij Sprenger zijn verre van oud en lelijk. Integendeel. Het zijn eerder sirenen. Wrede, sensuele en gevaarlijke femme fatales die je ‘betoveren’ met hun ‘charme’ (‘charmeren’ = ‘bezweren’). Behagen. Paaien. Als camouflagetactiek. Zie Delila. Zie de latere Becky Sharp in Thackery’s “Vanity Fair” en de gevaarlijke vrouwen van Rossetti: Pandora, Lucrezia Borgia. Of de zeemeermin op het schilderij ‘De diepten van de zee’ van Burne-Jones waarnaar ze een dode man meesleurt, terwijl ze met immorele opgewektheid de kijker toelacht. Er is niets nieuws onder de zon. De vroege christenen onder de Romeinen, de heksen, de katharen, de waldenzen, de fraticelli, de tempeliers, de joden, allemaal zijn ze beschuldigd en gedwongen bekentenissen af te leggen inzake kannibalisme, seksorgieën en satanisme. Op internet is de heksenjacht inmiddels weer volop terug. Zie onder andere “Waarheidszoekers” van Cees Zweistra.
Manwijven
Een ander hoofdstuk behandelt de christelijke maagd. Tot de Reformatie er een eind aan maakte, zijn voor de meeste christenen de beschermheiligen met hun kuisheid vertrouwdere figuren geweest dan God of Jezus. Hun macht was plaatsgebonden, evenals de Romeinen de ‘genius’ een bepaalde plek toekenden. Seks en huwelijk hoorde in de kerk bij tweederangs vrouwen. De enige echte onafhankelijke en zelfstandige vrouwelijke heilige bewaarde haar maagdelijkheid tot elke prijs. Daardoor behoorde ze tot de geestelijke elite. Als de vrouw zich van haar seksualiteit kon bevrijden, werd ze spiritueel en mannelijk, een soort ereman. Het christendom had een enorme bewondering voor mannelijke vrouwen. Armstrong behandelt maagdelijke heiligen als Thekla, de legendarische leerlinge van Paulus, Marta en Margaretha van Antiochië - de vrouwelijke versies van Sint-Joris de drakendoder, de geëmancipeerde Sint-Coleta van Corbie en Sint-Catharina van Siena, en de vele travestieten zoals Sint-Pelagia, Sint-Marina, Eugenia van Alexandrië en Athanasia van Antiochië, die zich verkleedden als man, waarvan de beroemdste natuurlijk Jeanne d’ Arc was (zie ook “Woestijnvaders” van Mattias Rouw). Armstrong verbindt het moderne feminisme, dat eveneens erg geringschattend over ‘vrouwelijkheid’ kan doen, met dit ideaal. Maagdelijkheid maakte je in de mythes onkwetsbaar. Maar deze onontvankelijkheid voor de wereld was ook een prelude op de dood: de voltooiing van het leven van de maagd en haar enige weg voorwaarts. Haar lot had de onverschilligheid van een lijk. Menige vrome maagd koos dan ook de dood vóór schending.
Hysterici
Een van de eerste ‘actieve’ nonnen was de Engelse Mary Ward, die op een serieuze manier onderwijs begon te organiseren, tot woede van de kerk. Het protestantisme sloot dan wel de kloosters en schafte het celibaat af, maar maakte van het christendom een mannenreligie als nooit tevoren. Oude vrijsters ontwikkelden zich echter tot een nieuw ‘type’ mens. Zie Florence Nightingale. Armstrong vertelt hoe Hiëronymus en Ambrosius maagden suggereerden om in hun fantasie een eigen wereld te scheppen, waarin ze maar al te vaak een absurde erotische en nogal masochistische relatie met een imaginaire Jezus begonnen te onderhouden, die geen enkele basis in de realiteit had. De merkwaardige katholieke verering van het ‘Heilig Hart’ hebben we te danken aan de mystieke extases van de duidelijk waanzinnige Margaretha Maria, voor wie Jezus zijn borst ontblootte en een bollend hart toonde, getooid met een aureool van vlammen (liefde) en een doornenkroon. Sommigen, zoals Juliana van Norwich, maakten zelfs een vrouw van Jezus. De mars van extreme feministes, weg uit de mannelijke wereld, duidt Armstrong als dezelfde woedende verwerping van de al dan niet seksuele realiteit der hysterici hierboven. Zie bijvoorbeeld Mary Daly die de aankoop van kerstbomen veroordeelde omdat sparren vroeger een symbool voor de vrouw waren. Het rituele kappen van sparrenbomen voor de kerst zou het mannelijk verlangen voorstellen om het vrouwelijk geslacht uit te roeien. Dan heb je toch te doen met fanatici?! Wanneer je de mannelijke wereld afwijst, wijs je misschien veel slechts af, maar ook veel goeds. Andersom evenzo. Veel maagden hongerden zich uit zoals anorexiapatiënten nu doen. Je vrouwelijke vormen verdwijnen, je menstruatie stopt, je krijgt een neutrale sekse. Zo kun je de last van het vrouw-zijn van je afwerpen: dat is macht. Een euforische anorexiapatiënt kan soms even pronkzuchtig en uitdagend zijn als de heilige non Catharina van Siena, die vaak met een ziekelijke opgewektheid de aandacht op haar exhibitionistische eetproblemen vestigde: “… ‘Komt allen!’ riep ze dan op weg naar de eetzaal, ‘de gevangene gaat nu naar de plaats van executie.’…”. De religie van Catharina draait als elke overdreven slankheidscultus om een ongezonde fixatie op de eigen persoon. Armstrong: “… Een werkelijke religie richt zich op het verlies van het eigen ik en de zoektocht naar God…”.
Martelaren
De cultus van lijden en zelfopoffering zit diep verankerd in het christelijke Westen. De vroege kerk keek heel anders tegen het martelaarschap aan dan de latere gelovigen. De martelaren in de begintijd voerden een kosmisch duel met de duivel. Ze beschikten over bovenmenselijke krachten. Ze raakten vervuld van Christus die in hen streed. “… De martelaren werden niet geëerd omdat ze met grote moed de pijn doorstonden. De martelaren werden verheerlijkt omdat ze helemaal geen pijn voelden…”. De Romeinen gingen niet naar de christenen in het stadion kijken om een spektakel van menselijke volharding te zien. De professionele gladiators en dierenjagers gaven veel betere shows weg. De Romeinen waren onder de indruk omdat christenen geen pijn schenen te lijden: een hele bijzondere religieuze ervaring. De late oudheid kende een groot aantal culten met verschillende soorten extatische trances en ‘vervuld raken’ van goden. De Heilige Geest bracht christenen in vervoering, waardoor ze onverschillig werden voor hun omgeving. Daarom was het martelaarschap een vreugdevolle ervaring. Als voorbeeld haalt Armstrong Blandina en Perpetua aan. Toen de vervolgingen eindigden werden de praalgraven van heiligen, waar het verhaal van hun ‘passio’ werd voorgelezen, belangrijke centra van wonderbaarlijke genezingen. Een en ander ontwikkelde zich tot een soort van psychodrama. Hoe afgrijselijker het verslag van de passio, hoe krachtiger de genezingen. Volgens Gregorius van Tours was de martelaar op zo’n moment werkelijk aanwezig. De basiliek vulde zich met een zoete geur en de zieken en kreupelen schreeuwden het uit als ze zijn kracht voelden. Lijden werd gebruikt om lijden te beëindigen.
Passie
Gaandeweg was het martelaarschap ontaard in een ongezond ideaal. De externe vijand werd een interne vijand. Martelaarschap werd geïnterpreteerd als haat tegen het eigen lichaam en ascese op seksueel gebied. Christenen werden aangespoord het lijden op te zoeken. De nieuwe martelaren probeerden hun leven door ‘versterving’ zo pijnlijk en onplezierig mogelijk te maken. In naam van de kerk begonnen er allerlei middeleeuwse legendes vol morbide genotzucht, sentimentele erotiek, obscene wellust en masochistisch geweld te circuleren. Jezus bleek een onverzadigbaar verlangen te hebben om zijn ‘bruiden’ te zien lijden en kreeg meer weg van een innerlijke demon. Lijden was het enig mogelijke antwoord op de liefde van God. Lijden werd een vorm van zelfexpressie en een manier om roem te vergaren. Het kreeg een soort circusachtig karakter (zie de ‘stigmata’), soms met een regressie naar de kinderlijke staat als gevolg. Vrouwen werden er een meester in zich door middel van lijden te laten gelden. Armstrong ziet een directe lijn lopen vanuit dit denken naar de lijdende vrouwen van De Sade en in “Woeste hoogten” van Emily Brönte. Zie ook de zelfopoffering van Maggie Tulliver in “The Mill on the Floss” van George Eliot, de dood van Little Nell in “The Old Curiosity Shop” van Dickens, het werk van Edna O’Brien, Norman Mailer en Mickey Spillane en de Westerse liefdesromans in het algemeen. Ik ga ook een beetje begrijpen waarom een bepaald soort streng-reformatorische prediking bijna kickt op hel en verdoemenis. Het is dan ook apart dat het woord passie waar we tegenwoordig een heftig seksueel gevoel mee bedoelen, vroeger werd gebruikt voor lijden tot de dood erop volgde.
Mystici
Het meest intrigerende hoofdstuk van Armstrongs boek gaat wat mij betreft over mystiek. Door middel van een gedisciplineerd proces van meditatie streven mystici uit alle religies ernaar boven het zelfzuchtige ego uit te stijgen, een ‘hogere’ staat van zijn te bereiken, en daarmee een gevoel van heelheid en vrede. Wanneer een mysticus afdaalt in de diepte van zijn geest komt hij daar een ‘aanwezigheid’ tegen die verschilt van hem-‘zelf’. Het gaat om een ontvankelijke gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door heel andere hersengolven dan die nodig zijn voor de rationele en intellectuele activiteiten die in de Westerse wereld zo gewaardeerd worden. Het valt te vergelijken met het vermogen van sommige mensen om poëzie te schrijven of muziek te componeren. Lang niet iedereen heeft zo’n gave. Gebrek aan opleiding maakt het mystieke pad echter uitermate gevaarlijk. Meditatie kan de gezondheid ernstige schade toebrengen. Om het onderbewuste onder ogen te zien, moet je mentaal en emotioneel echt stabiel zijn. Niet iedereen kan wat hij in zichzelf ontdekt het hoofd bieden. Zie de ‘bad trips’ en tijdelijke gektes. Zie het hysterische en theatrale pseudo-mystieke gedrag dat enkel aandachttrekkerij ten doel heeft. In de Romeinse wereld was het heel gewoon dat je God ontmoette in het diepst van je eigen persoonlijkheid. Zie de apostelen op het pinksterfeest. In alle culturen is het doel van de mystiek het verlies van het ik. Het is een manier om bevrijding te vinden van het veeleisende en zelfvernietigende ego. Tegen de vierde eeuw veranderde deze zoektocht in een vlucht. Er zijn veel verslagen van nonnen die letterlijk ‘versteenden’ in soms urenlange bewusteloze extases. Armstrong duidt het fenomeen als een oplossing inzake immuniteit voor pijn. Te vergelijken met het heden ten dage op een seculiere manier slikken van enorme hoeveelheden kalmeringsmiddelen om te ontsnappen aan de ellende van het bestaan: “… een zorgwekkende indicatie van de spirituele onvruchtbaarheid van onze huidige maatschappij waarin mensen geen innerlijke middelen hebben tegen pijn…”. Zie de depressieve vrouwen die zich tegenwoordig bij de psychiatrische hulpverlening melden omdat ze ‘geen gevoel’ meer hebben.
Nieuwe onontdekte wegen
De mystieke reis wordt traditioneel gezien als een methode om de mysticus zichzelf te laten vinden door zichzelf te verliezen. Zie ook Pauline Weseman en Johan Roeland in “Ziel zoekt zin”. Mystiek kan een ontzagwekkend vindingrijke doorbraak zijn naar een nieuwe ervaringswereld, volgens Armstrong. “… Op vergelijkbare wijze moet de echt creatieve denker zijn eerdere vertrouwde ideeën en denkwijzen opzijzetten om echt nieuw terrein aan te boren…”. Zie Archimedes. Zie de wetenschappelijke atheïst Einstein die beweerde een mysticus te zijn, en zijn verstandelijke vermogens ‘duf’ noemde in vergelijking met zijn intuïtie. “… De mysticus zegt dat hij een pad van voortdurende gedisciplineerde ontbering bewandelt, weg van wat hij al weet naar wat hij niet weet. De mysticus kan nooit zeggen wat God is, maar alleen wat hij niet is…”. Even verder: “… De mysticus en de creatieve denker reizen beiden weg van het vooroordeel en de reeds gevestigde categorieën naar iets wat onvoorstelbaar en schijnbaar onbevattelijk is…”. Alle mystici hebben de impuls gemeen zich op nieuw terrein te begeven. Hierdoor konden ze zich vrij bewegen in een veel grotere wereld dan waar ze normaal toegang hadden. Zie Catherina van Siena, Hildegard van Bingen en Teresia van Ávila, die via hun mystieke vermogens werden bevrijd van hun hinderlijke neurosen, waardoor hun energie in goede banen werd geleid en ze volledig andere en nog onontdekte wegen insloegen. Teresia had een visioen van de hel als opgesloten zitten in een nauw en duister hol. “… Theologen hebben vaak gezegd dat de hel niet een soort ander land of aanwijsbare plaats is, maar meer zoiets als het voor eeuwig in ongetemperde vorm moeten verdragen van het ik in al zijn kleinzielige en beperkende egotisme…”. Teresia ervoer ook de gevangenschap van het ego. Het doet me denken aan Heschel die het in “God zoekt de mens” eveneens heeft over het gevaar ingesloten te raken in ‘ruimten zonder licht en zonder beweging’. De diepere, onbewuste krachten van de geest zijn creatief. Het is geen wonder dat mannen, vanwege hun vaak uiterst rationele benadering van het leven, moeite hadden daarmee in contact te komen.
Het land van koning Arthur
Het beeld van de extatische vrouw drong ook door in de seculiere maatschappij. Zie Rossetti’s ‘Beata Beatrix’ en de Ladies of Shalott van Waterhouse en Holman Hunt. Keats spoorde de dichter aan het ‘mystieke duister’ binnen te gaan. Virginia Woolf zegt dat ‘de schrijver moet achteroverleunen en zijn geest de bruiloft in het duister laten vieren’. Er moet innerlijk ‘een soort huwelijk van tegenstellingen worden voltrokken’. Alleen zo kan een nieuwe schepping ontstaan. “… De negentiende eeuw was ook de tijd van grote vrouwelijke schrijvers en veel van hen schenen het creatieve proces als een vorm van extase te zien. Zo spreekt Elizabeth Gaskell van de ‘verborgen wereld van de kunst’ als ‘een toevluchtsoord voor vrouwen’ die de vrouwen weghaalt van ziekelijkheid en trivialiteit ‘naar het land waar koning Arthur zich verborgen houdt en hen troost met zijn vrede’. George Eliot ‘ontmoette’ ongetwijfeld vreemde aanwezigheden of krachten in haar geest wanneer ze aan het schrijven was…”. Doris Lessing, eveneens een kampioen op het gebied van mystiek, laat zien dat dit proces een tijdelijke gestoordheid kan opleveren: “… Haar zuiver seculiere mystici rollen huilend over de grond, slaan met hun hoofd tegen de muur, kauwen op hun nagels totdat ze voortdurend bloeden, zwerven ’s nachts hallucinerend en raaskallend door de straten, mompelen en brabbelen ongecontroleerd door de voorstelling in het theater heen….”. De mystieke heldin in Margaret Atwoods “Boven water” verwerpt het menselijke ras volledig en wil een dier worden: “… Ze sluipt naakt rond in de bossen en krabt in de grond op zoek naar eetbare wortels en planten en ze is voortdurend aan het controleren of ze een vacht krijgt…”. Als dit de verworvenheden van de mystiek zijn, wie zit er dan op te wachten? Lessing zorgt er wel voor dat haar mystici opkrabbelen en een rijker bestaan en betere gezondheid krijgen dan ooit tevoren. De ontregeling is een tijdelijke maar noodzakelijke toestand. Alleen door middel van psychisch geweld kan een vrouw blijkbaar echt mens worden. Er is een catharsis nodig (zie ook "Broeder Ezel" van Liesbeth Goedbloed en "Wormmaan" van Mariken Heitman). Net als bij de zogeheten 'twice born'-christenen, bedacht ik. Een wedergeboorte. Pas dan ontdek je écht wat je allemaal in je hebt. Noch voor Atwood noch voor Lessing is de mystieke queeste een traditionele religieuze weg, maar het pad dat haar heldinnen volgen is in wezen hetzelfde. Derhalve rest mij maar één conclusie: alles komt altijd uit de Bijbel!
Uitgave: Anthos – 1997, vertaling Jorien Hakvoort & Albert Witteveen in samenwerking met Iemke Epema, 360 blz., ISBN 978 904 140 245 5, bij bol.com alleen nog tweedehands verkrijgbaar, zie hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten