Menu

dinsdag 24 november 2020

Het drama van het begaafde kind – Alice Miller

 


Subtitel: Op zoek naar het ware zelf

 

Dat uitvinden van je ware zelf is wel een dingetje hoor (zie mijn vorige blog)! In feite draait "Het drama van het begaafde kind" daar ook helemaal om. Iemand vroeg of ik het wilde bespreken omdat een psycholoog haar had geadviseerd het te lezen. Ik wist niet dat hulpverleners er nog steeds mee werken, want het is best een gedateerd boek, uit 1979 om precies te zijn. Al paste Alice Miller (1923 – 2010) latere drukken wel wat aan. Het is geen gemakkelijk verhaal. Toch werd het ooit een psychologische bestseller. Te oordelen naar de veelal lyrische reviews op Bol.com lijken sommigen het boekje bijna als hun Bijbel te beschouwen. Als je nooit hebt geweten dat je ook maar iets als een ‘waar zelf’ bezit, is Miller ook best een eye-opener, denk ik. 

 

Vergeten kwellingen

Volgens Miller liggen de wortels van ons hele leven in onze kindertijd: “… Ik wil dat illustreren aan de hand van een eenvoudig voorbeeld. Henry Moore beschrijft in zijn memoires hoe hij als kleine jongen de rug van zijn moeder met reuma-olie mocht masseren. Toen ik dat las, kreeg ik plotseling een heel persoonlijk inzicht in de beeldhouwwerken van Moore. Die grote, liggende vrouwen met hun kleine hoofden – ik zag de moeder met de ogen van de kleine jongen, die het hoofd van zijn moeder als perspectivistisch verkleind beleeft en de rug vlakbij als reusachtig groot…”. Alle moeiten en problemen van vandaag komen voort uit ons veelal vage verleden. De trauma’s van toen verdringen we. Ze houden ons onbewust gevangen. We kunnen ons hier alleen van bevrijden door alle narigheid alsnog onder ogen te zien. Wat ons in het verleden is overkomen kunnen we niet ongedaan maken, “… Maar we kunnen wél onszelf veranderen, onszelf ‘repareren’, onze verloren integriteit heroveren…”. Als we niet erkennen dat we zélf wreed behandeld zijn, zullen we anderen wreed behandelen. Dat is de verklaring voor buitenlanderhaat, pesten en aanverwante zaken, aldus Miller. Soms zetten we de kwellingen van toen voort en noemen dat ‘bevrijding’: “Vijftig tinten grijs”, “Een klein leven”. Vrouwen die als kind zijn misbruikt, zullen vluchten in ‘kicks’ om hun pijn niet te voelen: mannen, alcohol, drugs of het leveren van grote prestaties.

 

Psychotherapeuten in de dop

Het viel Miller op dat juist degenen die het ogenschijnlijk het verst schoppen in haar spreekkamer terechtkomen. De ‘flinkerds’. De trots der ouders. De blom der natie. De mensen die een sterk en stabiel karakter zouden moeten hebben. Zodra ze niet meer de vermeende superster zijn, niet meer ‘on top’, de roes van de grootheidswaan is uitgewerkt, schrompelen ze ineen als lek geprikte ballonnen, overgeleverd aan gevoelens van vervreemding, zinloosheid, leegte en depressies. Heel vaak zijn ze als kind de ‘steunpilaren’ van een ‘noodlijdende’ moeder geweest, waren rond hun eerste verjaardag al zindelijk, zorgden voor hun jongere broertjes en zusjes, zeurden nooit om dit of dat, ‘spaarden’ hun ouders op alle mogelijke manieren en ‘verdienden’ zo de liefde  die ze nodig hadden. Psychotherapeuten in de dop. De titel van Miller's boek slaat dan ook niet op ‘hoogbegaafdheid’ als zodanig, maar op gaven op het gebied van invoelingsvermogen en aanpassing, zo niet onderwerping. Miller’s therapie bestaat er uit de verdrongen gevoelens van onmacht, woede en overgeleverd-zijn alsnog te beleven (zie ook “De frustratieneurose” van Anna Terruwe). Het ware zelf kan zich pas daarna ontwikkelen. Het is zogezegd stil blijven staan en klein gebleven. Miller wijst er op dat veel hulpverleners waarschijnlijk zélf als kind zijn gebruikt dan wel misbruikt door noodlijdende personen: waar zou hij of zij anders zijn ‘antenne’ voor andermans behoeften vandaan halen?! Waarom wil je überhaupt, dag in - dag uit, naar expliciete loosers luisteren? Macht? Een messiascomplex? Ze waarschuwt haar beroepsgroep oog te hebben voor het feit dat je misschien begrijpende, empathische ouders hoopt terug te vinden onder je cliënten (Miller schreef haar boekje dan ook in eerste instantie voor collega’s): “… Die verleiding mag men niet onderschatten. Zelden of nooit hebben onze ouders waarschijnlijk zo aandachtig naar ons geluisterd…”.

 

Alles liever dan de waarheid

Welnu, als de gevoelens van een kind geen ruimte krijgen, er niet mogen of kunnen zijn, zullen ze verdrongen worden, ondergronds gaan, en in het latere leven op de gekste manieren toch nog om erkenning vragen. Als je niet mag zijn die je bent, zul je een alsof-persoonlijkheid opbouwen. Onecht worden. Een rol aannemen die je ouders waarderen. Alles voor de liefde, want als je klein en afhankelijk bent, is dat een zaak van leven of dood. Sommige mensen blijven blind en tot ze hoogbejaard zijn als kleine kinderen vasthouden aan het geïdealiseerde beeld van hun ouders. Als mensen niets anders dan intense natuurervaringen weten te verzinnen wanneer er gevraagd wordt naar mooie jeugdherinneringen, kun je er vergif op innemen dat er dit soort processen spelen. Verderop in haar boek geeft Miller een prachtig voorbeeld van Herman Hesse (zie mijn blog over “Demian”) die aldus over zijn verleden schrijft: “… Wanneer ook nu nog mijn kinderjaren mijn hart en tijd beroeren, dan zie ik ze als een schilderij in een gouden lijst, in donkere tinten, met vooral veel lommerrijke kastanjes en elzen, een onbeschrijflijk heerlijk licht van de ochtendzon en een achtergrond van prachtige bergen. Alle uren van mijn leven waarin ik korte tijd heb mogen rusten en de wereld vergeten, alle eenzame voettochten die ik gemaakt heb door fraai gebergte, alle ogenblikken dat een onvermoed klein geluk of een liefde zonder begeerte me aan het alledaagse ontrukte, weet ik niet mooier te beschrijven dan door ze te vergelijken met dat groene schilderij van mijn vroegste leven…”. Uit de dagboeknotities en correspondentie van zijn moeder blijkt dat ze hem echter een vreselijk lastig kind vond. Zijn ouders stuurden hem naar een jongensinternaat om zijn wil te breken: “… Hij heeft zich daar flink gehouden, maar bleek en mager en bedrukt kwam hij thuis. De nawerking was beslist goed en heilzaam. Hij is nu veel gemakkelijker in de hand te houden…”. Miller: “… Ondanks grote waardering bij zijn lezers, ondanks succes en Nobelprijs leed Hesse nog op hoge leeftijd onder het tragische gevoel dat hij gescheiden leefde van zijn ware zelf, een lijden dat medici kortweg ‘depressie’ noemen…”.  

 

Bewondering is geen liefde

Miller focust op kinderen die geestelijk en lichamelijk zijn mishandeld en uitgebuit, ter bevrediging van de verlangens van hun ouders. Hierdoor wordt het kind gedwongen zich anders voor te doen dan het is. Het zelfverlies, de zelfvervreemding, die daardoor al in de kindertijd begint, zal zich op volwassen leeftijd uiten in depressies dan wel grootheidswanen. Volgens Miller twee kanten van dezelfde medaille, die je ‘het verkeerde zelf’ zou kunnen noemen. Als een kind alleen functioneert als parel in de kroon van de ouders, leert het bewondering te oogsten door het leveren van bijzondere prestaties. Maar bewondering is geen liefde. Zo kunnen mensen hun hele leven van topprestatie naar topprestatie hollen. Een surrogaat najagen dat nooit vervult. Wanneer de schijnwerper dooft en het doek valt, komt de depressie opzetten. Wanneer de eigen, ware gevoelens worden geloochend, kiezen mensen niet zelden voor een depressieve huwelijkspartner. Als depressieve component. Iemand die de depressieve kanten onbewust overneemt en actualiseert: “… Op die manier blijft de depressie ‘buiten de deur’. Men zorgt voor de ‘zielige’ partner, beschermt deze als een kind, voelt zich sterk en onmisbaar en krijgt een extra steunpilaar in de structuur van de eigen persoonlijkheid, een gebouw dat geen hecht fundament heeft en aangewezen is op de pijlers van succes, prestatie, ‘kracht’ en bovenal loochening van de eigen kinderlijke gevoelswereld…”.

 

Het mechanisme van de zelfverloochening

Een en ander verduidelijkt Miller aan de hand van het verhaal van de wereldberoemde componist Igor Stravinski die zich voornam zijn onverschillige ouders ‘op een dag eens wat te laten zien’. Zijn ‘geslaagde rouw’: “… Wel, die dag kwam en die dag ging voorbij. Niemand herinnert zich die dag, waarvan ik de enige ooggetuige ben…”. Dit in tegenstelling tot Samuel Beckett die het drama van zijn kindertijd volkomen verdrong en de idealisering van zijn ouders in stand hield: “… Men zou kunnen zeggen dat ik een gelukkige jeugd heb gehad (…) hoewel ik niet echt aanleg bezat om gelukkig te zijn. Mijn ouders hebben alles gedaan waardoor men een kind gelukkig kan maken. Maar ik voelde me heel vaak eenzaam…”. Echter: “… het eindeloze isolement van zijn kinderjaren is bij Beckett in zijn toneelstukken tot uitdrukking gekomen…”. Miller: “… Iemand met grootheidswaan zal alleen in therapie gaan wanneer depressieve gevoelens hem te hulp komen…”. Depressies kunnen natuurlijk ook in psychosomatische ziekten worden verborgen. Miller: “… Hoe onrealistischer zulke gevoelens zijn, hoe minder ze passen bij de realiteit van nu, des te duidelijker blijkt dat ze reageren op onbekende situaties die nog ontdekt moeten worden…”. Pas als het mechanisme van de zelfverloochening wordt doorzien, er een proces van emotioneel begrijpen op gang komt en er een diepgaande rouw over de vroegere situatie in de kindertijd mogelijk is, komt er heling in zicht.

 

Anderen betaald zetten

Is het onvermijdelijk dat aanpassing leidt tot depressies? In een open cultuur als de onze, waarin zelfs strikte refo’s op internet zien hoe het bij anderen gaat, nauwelijks, denk ik (zie bijvoorbeeld ook “Wij dansen niet” van Ellen Heijmeririkx en “De erfenis van Adriaan” van John Lock). Een ander item bij Miller is het gegeven dat mensen vaak partners kiezen met dezelfde negatieve kantjes als hun ouders. Volgens haar omdat je emotioneel gebonden blijft aan het onbewuste moeder- dan wel vaderbeeld uit de kindertijd, dat door de echtgenoot vervangen wordt, als de gevoelens van vroeger niet bewust ervaren kunnen worden. Een en ander betrekt Miller op de sage van Narcissus, die alleen de mooie eigenschappen van zichzelf wil zien. Ze stelt dat minachting en discriminatie heel vaak te maken hebben met niet-ervaren pijn, die men ‘kwijt wil raken’ door deze zaken te delegeren naar anderen. Het is de beste bescherming tegen eigen machteloosheid. Sommige vrouwen veroveren, verleiden en verlaten bijna dwangmatig mannen om te beleven hoe ze door hun eigen vader werden verlaten. Sommige volwassen mannen idealiseren hun eigen moeder, omdat iedereen het fijn vindt te denken echt bemind te zijn geweest. Tegelijk verachten en vernederen ze andere vrouwen, omdat ze op hén wraak kunnen nemen. Overgeërfde destructiviteit van de ene generatie op de andere wordt opgeheven door emotionele bewustwording. Zo niet, dan gaan volwassenen 'het' hun eigen kinderen weer betaald zetten.

 

Zonder emoties en gevoel geen leven

Ondertussen is door neurologisch onderzoek aangetoond dat mensen die door een ongeluk of ziekte het hersencentrum voor emoties kwijtraken het vermogen missen om goede beslissingen te nemen en hun leven te organiseren. Ook al blijven de intellectuele vermogens intact. Toegang tot de eigen gevoelens en emoties is voor de mens onontbeerlijk: “… In een Amerikaanse gevangenis heeft men geconstateerd dat gevaarlijke misdadigers die overdag kleine dieren in hun cel moesten verzorgen, slechts in twintig procent van de gevallen opnieuw in criminaliteit vervielen, terwijl anderen, die niet ‘in emotie geschoold’ werden, een recidive van tachtig procent vertoonden…”. Natuurlijk is creatieve arbeid ook een hele goede manier om met je gevoel in contact komen: zingen, musiceren, schrijven, schilderen, boetseren (zie mijn vorige blog). Volgens Miller begint de onderdrukking van de vrijheid en de dwang tot aanpassing al in de wieg. Daarmee is Alice Miller voor mijn gevoel wel wat tijdgebonden. De rollen lijken inmiddels omgedraaid. De tiranniserende moeders van vroeger, die kinderen zo opvoedden dat ze niet huilden en haar niet hinderden, hebben plaats gemaakt voor het fenomeen ‘prinsjes en prinsesjes’. De kids van nu zijn tot op het bot verwend - als je media tenminste mag geloven. Zelf ben ik het stadium van kinderen opvoeden allang voorbij.

 

Draken van moeders

Voor alle ouders die inmiddels denken, je doet het ook nooit goed: dat is zo. Volmaakte ouders bestaan niet. Als troost: Alice Miller bakte er zelf ook niks van, volgens de lezersrecensie van ene JonSnow (Hebban; 05.05.2020). Ik citeer: “… Omdat ik niet goed wist wat ik van het boek moest denken heb ik mij een beetje verdiept in de achtergronden. Miller was Joodse en kwam oorspronkelijk uit Polen. Zij wist in de Tweede Wereldoorlog een ghetto te ontvluchten, belandde in Zwitserland en heeft daar tot haar dood gewoond. Daar studeerde zij filosofie, psychologie, psychoanalyse en literatuurwetenschap. Miller was negatief over haar eigen moeder, haar vader overleed in 1941 in het ghetto. Zij had twee kinderen, waarvan eentje met het syndroom van Down. Voor haar zoon Martin, die in 1950 werd geboren, was zij minstens zo'n slechte moeder als de moeders die zij beschrijft in haar boeken. De zoon schreef een autobiografie (The true drama of the gifted child) en er is zelfs een film over gemaakt. Wat mij intrigeerde: zoon Martin was onterfd en wat er met de miljoenen aan vermogen van Alice Miller is gebeurd… niemand die het weet. De notaris misschien. Wat dit allemaal zegt over de inhoud en de waarde van het werk van Miller zou ik niet durven zeggen. Een onbekend fenomeen is het niet. Je ziet wel vaker dat mensen met bijzondere inzichten en gaven anderen goed kunnen helpen, terwijl zij er zelf een zootje van maken…”. Wie verder wil zoeken naar het 'ware zelf' leze Jean Jenson en Ingeborg Bosch .

 

Uitgave: Spectrum – 2009; 127 blz., vertaling Tineke Davids, ISBN 978 904 910 165 7, € 23,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten